ECLI:NL:RBAMS:2017:8666

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2017
Publicatiedatum
27 november 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3823
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 17/3823 en AMS 17/3824

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 augustus 2017 in de zaak tussen

[verzoekers] beiden te Amsterdam, [verzoekers] , verzoekers,

en

de burgemeester van Amsterdam, verweerder, verder de burgemeester,

(gemachtigde: mr. R. Nomden).

Procesverloop

Bij twee afzonderlijke besluiten van 22 juni 2017 (de bestreden besluiten) heeft de burgemeester verzoekers het bevel gegeven zich met ingang van 23 juni 2017 voor de duur van drie maanden te verwijderen uit het gebied Gijsbrecht van Aemstelpark en omgeving.
Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juli 2017. Verzoekers zijn verschenen. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter toen geschorst en voortgezet op de zitting van
2 augustus 2017. Naast verzoekers en de gemachtigde van de burgemeester is op de laatste zitting ook verschenen de heer [naam 1] , werkzaam bij de sociale dienst van de gemeente Amsterdam.

Overwegingen

Het gebiedsverbod
1.1
De burgemeester heeft op grond van artikel 172a van de Gemeentewet aan verzoekers ( [verzoekers] ) een gebiedsverbod voor de duur van drie maanden opgelegd, met ingang van 23 juni 2017 tot en met 22 september 2017. Het verbod geldt voor een gebied rondom het overlastgebied Gijsbrecht van Aemstelpark en omgeving (de kaart van het gebied is bij deze uitspraak gevoegd).
1.2
Waarom heeft de burgemeester een gebiedsverbod opgelegd? Verzoekers hebben volgens de burgemeester herhaaldelijk de openbare orde verstoord. Dit leidt de burgemeester af uit de rapportages van de politie. Daaruit blijkt dat het gaat om ten minste 17 gedragingen van verzoekers, of van een van beide, in de periode maart t/m mei 2017. Het gaat om gedragingen zoals wildplassen, slapen op of aan de weg (in park of portiek) en het park als camping en toilet gebruiken. Ook wordt verzoekers verweten te schreeuwen op straat en veelvuldig voor [locatie] te staan waar zij naar binnen willen. Over verzoekster staat in een van de rapportages dat zij heeft geprobeerd binnen te komen bij [instelling] en heeft staan schreeuwen in de huisartsenpraktijk van huisarts [naam 2] . Op grond van deze gedragingen van verzoekers bestaat volgens de burgemeester de vrees dat het structurele overlastgevende gedrag zich zal voortzetten. Om ervoor te zorgen dat aan de reeks incidenten een halt wordt toegeroepen, heeft de burgemeester in de bestreden besluiten verzoekers een gebiedsverbod opgelegd, zodat de openbare orde wordt hersteld.
De inhoud van het verzoekschrift
2. Verzoekers bezwaren komen er in de kern op neer dat zij een woning willen en dat zij willen werken. Verzoekers stellen dat de burgemeester daarvoor moet zorgen, want zo zeggen ze: “Iedereen krijgt een woning, waarom wij niet?”. Als zij een woning en werk hebben, hoeven zij ook niet meer in parken en portieken te verblijven. Verzoekers vragen aan de voorzieningenrechter om ervoor te zorgen dat zij een huis en werk krijgen. Verzoekers willen geen gebruik maken van de opvang voor daklozen. Verder willen verzoekers dat de politie hen niet steeds opzoekt.
De beoordeling van het verzoek door de voorzieningenrechter.
3.1
Waar gaat deze procedure over en waar mag de voorzieningenrechter over beslissen? Verzoekers zijn op zitting stellig in hun overtuiging dat de voorzieningenrechter de burgemeester moet opdragen hen aan een huis en werk te helpen. De voorzieningenrechter heeft op zitting al aangegeven dat deze procedure daar niet over gaat en dat zij daarover dus ook geen beslissing kan en mag nemen. Deze procedure gaat immers over het gebiedsverbod.
3.2
De voorzieningenrechter beoordeelt in deze procedure, gelet op wat verzoekers naar voren hebben gebracht, of de burgemeester het gebiedsverbod mocht opleggen. De burgemeester mag alleen een gebiedsverbod opleggen bij herhaaldelijke individuele verstoringen van de openbare orde en als de vrees bestaat dat dit weer gaat gebeuren. Dit staat beschreven in artikel 172a, eerste lid, van de Gemeentewet.
3.3
De voorzieningenrechter leest in het dossier dat verzoekers in het gebied waarop het gebiedsverbod betrekking heeft, herhaaldelijk zijn betrokken bij zaken als wildplassen; op verschillende locaties slapen in portieken; zich hinderlijk ophouden bij met name [locatie] , waar zij werk en huisvesting vragen en schreeuwen. Dat alles is niet één keer, maar meerdere keren, gebeurd. Verzoekers zijn ook herhaaldelijk gewaarschuwd en gevraagd om hiermee te stoppen. Voor sommige plekken zoals bij de synagoge en de huisartsenpraktijk hebben verzoekers zelfs al een locatieverbod gekregen. Dit alles blijkt echter niet te helpen. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat de burgemeester verzoekers terecht heeft verweten dat zij herhaaldelijk de openbare orde hebben verstoord en dat de vrees bestaat dat dit weer gaat gebeuren. Dit betekent dat aan de voorwaarden om op grond van artikel 172a, eerste lid, van de Gemeentewet een gebiedsverbod op te leggen, is voldaan.
3.4
De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat de burgemeester aan verzoekers het gebiedsverbod heeft mogen opleggen. Verzoekers hebben immers in korte tijd meerdere malen overlast bezorgd. Ook zijn verzoekers vele malen op hun gedrag gewezen. Dat de politie verzoekers steeds opzoekt komt nou juist door de overlastgevende gedragingen van verzoekers zelf. De politie komt telkens polshoogte nemen en verzoekers worden gewaarschuwd. Dat verzoekers nu niet in een deel van Amsterdam kunnen komen waar ze graag willen zijn, treft hen natuurlijk. Echter dit is ter voorkoming van mogelijke volgende verstoringen van de openbare orde. Het is een taak van de burgemeester om daar een halt aan toe te roepen. De voorzieningenrechter vindt, gelet op dit alles dat de burgemeester zich op het standpunt mag stellen dat het belang van het herstel van de openbare orde zwaarder weegt dan de individuele belangen van verzoekers bij het ongemoeid laten van hun bewegingsvrijheid. De wensen en belangen van verzoekers, te weten dat zij een huis en werk willen, maken niet dat de burgemeester het gebiedsverbod niet heeft mogen opleggen.
3.5
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester een besluit heeft genomen dat bij besluit op bezwaar waarschijnlijk stand zal houden. Er is daarom geen reden om een voorziening te treffen, zodat de verzoeken worden afgewezen. Dit betekent dat het gebiedsverbod nog steeds geldt voor verzoekers. Verzoekers mogen dus tot 23 september 2017 het gebied zoals aangegeven op de bijgevoegde kaart niet in.
3.6
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
4. De voorzieningenrechter wil verder nog het volgende opmerken. Nadat de behandeling op de eerste zitting van 18 juli 2017 was geschorst, heeft de gemachtigde van de burgemeester contact opgenomen met de heer [naam 1] . De heer [naam 1] heeft op de tweede zitting van 2 augustus 2017 geschetst hoe de situatie voor verzoekers kan worden verbeterd. Hij heeft diverse malen uitgelegd welke stappen door verzoekers moeten worden genomen om inkomen en een huis te kunnen verkrijgen. Op zitting is gebleken dat een van de verzoekers recht heeft op een AOW-uitkering, maar dat verzoeker deze uitkering weigert. De voorzieningenrechter wil nogmaals benadrukken dat het verkrijgen van deze uitkering en het regelen van een postadres bij de gemeente belangrijk is voor verzoekers, omdat dan ook via deze weg het verkrijgen van een woning mogelijk is. De keuze ligt bij verzoekers om dat te accepteren. Het op de zitting geuite wantrouwen van de kant van verzoekers staat echter nog steeds aan dat acceptatieproces in de weg. De voorzieningenrechter wil benadrukken dat verzoekers de vertegenwoordigers van de gemeente kunnen vertrouwen en dat verzoekers baat hebben bij de gegeven oplossing. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat het hebben van een postadres niet hetzelfde is als het hebben van een woonadres. De stellige gedachte van verzoekster dat zij met een postadres naar de daklozenopvang moet, is volstrekt onjuist. De voorzieningenrechter raadt verzoekers met klem aan om weer in gesprek te gaan met de heer [naam 1] , zoals is afgesproken ter zitting.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst beide verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
4 augustus 2017.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
BIJLAGE GEBIEDSVERBOD G. van Aemstelpark