In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 september 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een aantal eisers, die werknemers waren van Swets Information Services B.V. (SIS), en de curator van SIS, mr. J.L.M. Groenewegen. De eisers vorderden onder andere erkenning van hun status als werknemers van SIS en betaling van achterstallig loon en schadevergoeding. SIS was op 23 september 2014 in staat van faillissement verklaard, en de eisers hadden eerder een gerechtelijke procedure aangespannen in Spanje, waar zij een vonnis hadden verkregen dat SIS en Swets Spanje hoofdelijk waren veroordeeld tot betaling van achterstallig loon en schadevergoeding. De rechtbank te Amsterdam moest beoordelen of de vorderingen van de eisers als boedelschulden of preferente vorderingen konden worden gekwalificeerd onder het Nederlandse insolventierecht.
De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van de eisers niet konden worden aangemerkt als boedelschulden, omdat er geen arbeidsverhouding bestond tussen de eisers en SIS op basis van Nederlands recht. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van de eisers hoogstens als concurrente vorderingen konden worden gekwalificeerd. De vorderingen tot erkenning van de status als werknemer en de vorderingen tot betaling van achterstallig loon en schadevergoeding werden afgewezen. De rechtbank veroordeelde de eisers in de proceskosten.
Deze uitspraak benadrukt de toepassing van het Nederlandse insolventierecht in faillissementzaken en de voorwaarden waaronder loonvorderingen van werknemers kunnen worden erkend in het kader van een faillissement. De uitspraak is relevant voor de rechtspositie van werknemers in faillissementssituaties en de rol van de curator in dergelijke procedures.