ECLI:NL:RBAMS:2017:8643

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2017
Publicatiedatum
23 november 2017
Zaaknummer
13/752127-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborgen voor de opgeëiste persoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 november 2017 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Parket van de Procureur des Konings in Antwerpen, België. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft een Nederlander die wordt verdacht van seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. Dit is van belang, omdat de Overleveringswet (OLW) bepaalt dat de overlevering van een Nederlander alleen kan plaatsvinden onder bepaalde voorwaarden.

De rechtbank heeft de vordering in twee zittingen behandeld, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman. Tijdens de eerste zitting op 30 maart 2017 werd de behandeling aangehouden om de opgeëiste persoon de kans te geven om met de Belgische autoriteiten overeenstemming te bereiken. Bij de tweede zitting op 9 november 2017 werd de termijn voor uitspraak verlengd, omdat de rechtbank niet binnen de wettelijke termijn kon oordelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er een garantie is gegeven dat, indien de opgeëiste persoon in België wordt veroordeeld, hij zijn straf in Nederland kan ondergaan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en heeft deze toegestaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752127-16
RK nummer: 17/476
Datum uitspraak: 23 november 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 12 januari 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 november 2016 door het Parket van de Procureur des Konings Antwerpen (België), afdeling Turnhout en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres
[GBA] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 30 maart 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. F.E.J. Janzing, advocaat te Wijchen.
De rechtbank heeft de behandeling van de vordering voor onbepaalde tijd aangehouden om de opgeëiste persoon in de gelegenheid te stellen om met de uitvaardigende autoriteit overeenstemming te bereiken over melding op eigen gelegenheid, buiten het EAB om.
De vordering is vervolgens weer behandeld op de openbare zitting van 9 november 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie
mr. U.A.E. Weitzel. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman,
mr. F.E.J. Janzing, advocaat te Wijchen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen voor onbepaalde tijd verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van de Correctionele rechtbank Antwerpen van 29 juni 2016, referentie: 3273.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaren. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Artikel 6, tweede lid, van de OLW verbiedt de overlevering van een Nederlander indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf.
De overlevering kan dan ook alleen worden toegestaan indien het vonnis bij verstek is gewezen en de opgeëiste persoon de mogelijkheid geboden wordt enig rechtsmiddel tegen het vonnis in te stellen teneinde in persoon ter terechtzitting te verschijnen.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis, dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, van de OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan onder het beding dat de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld (i) dat het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en (ii) hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft onder d) in het EAB het volgende verklaard:
De beslissing is niet persoonlijk aan de betrokkene betekend, maar
  • de beslissing zal hem na de overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend en
  • de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing en
  • de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet (namelijk 15 dagen) of hoger beroep aan te tekenen (namelijk 30 dagen).
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze garantie aan de eisen van artikel 12, sub d, van de OLW en is de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond niet van toepassing.
De raadsman heeft vermeld dat het niet is gelukt om buiten het EAB om vrijwillig naar België te gaan, omdat de opgeëiste persoon in dat geval geen aanspraak kan maken op de terugkeergarantie. Hij heeft dan ook nog geen verzet aangetekend en zal dit na aankomst in België doen. De raadsman heeft zich verder gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Gelet op voornoemde omstandigheden is het vonnis waarvan de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, nog niet onherroepelijk en wordt het EAB door de rechtbank gelezen als strekkende tot
vervolgingvan de opgeëiste persoon, in verband met het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van België strafbare feiten.

4.Strafbaarheid, feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 4, te weten:
Seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens en de aanvullende informatie van 31 januari 2017 is op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld. Tevens is daarbij vermeld dat de opgeëiste persoon niet is vervolgd en veroordeeld voor het bezit van kinderpornografie.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, als hij voor de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Het Openbaar Ministerie heeft op 30 januari 2017 aan de uitvaardigende autoriteit de volgende vraag voorgelegd:
Gebleken is dat [opgeëiste persoon] in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. Dit heeft tot gevolg dat op grond van artikel 5 lid 3 van het Kaderbesluit Europees Aanhoudingsbevel en artikel 6 lid 1 van de Nederlandse Overleveringswet de overlevering slechts kan worden toegestaan nadat van u de garantie is ontvangen dat, in het geval de opgeëiste persoon na overlevering in België onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, hij deze straf in Nederland mag ondergaan.
Ik verzoek u deze garantie tot teruglevering te verlenen.
De eerste substituut procureur des Konings te Antwerpen heeft per e-mailbericht van 31 januari 2017 de volgende garantie gegeven:
Ik verleen de garantie tot teruglevering.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbare feiten opleveren.
De onder 4.1 bedoelde feiten zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de zestien jaar, vertonen aan een minderjarige van wie hij weet dat deze jonger is dan zestien jaar
en
(poging tot) feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
Aan deze voorwaarde is voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW en er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 240a en 246 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 6 en 7 van de OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Parket van de Procureur des Konings Antwerpen (België), afdeling Turnhout voor het in België tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek in verband met het nog niet onherroepelijke vonnis wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. I. Verstraeten-Jochemsen en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 23 november 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.