ECLI:NL:RBAMS:2017:863
Rechtbank Amsterdam
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak wegens onvoldoende bewijs in hasjdeal
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Marokko in 1963, heeft de rechtbank Amsterdam op 8 februari 2017 uitspraak gedaan. De zaak betreft de betrokkenheid van de verdachte bij een hasjdeal, waarbij hij werd beschuldigd van het opzettelijk invoeren, verkopen, en aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hashish, evenals deelname aan een criminele organisatie en witwassen van een geldbedrag van 136.500 euro. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 19 oktober 2012 en op 24 en 25 januari 2017. De officier van justitie, mr. M.G.T. Kramer, vorderde veroordeling, terwijl de raadsman, mr. J.A. Schadd, vrijspraak bepleitte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hasjdeal. Hoewel verdachte op 27 juli 2012 in de buurt van een drugsoverdracht werd waargenomen en er aanwijzingen waren dat hij contact had met medeverdachten, was er geen objectief bewijs dat zijn betrokkenheid bij de deal kon aantonen. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte ook konden passen bij hand- en spandiensten voor de [naam shop] van medeverdachte [medeverdachte 2]. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, inclusief het witwassen, en hefte het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.