In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 22 november 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal en opzetheling. De rechtbank heeft het primair ten laste gelegde feit, diefstal van een kluis, niet bewezen geacht en de verdachte daarvan vrijgesproken. De rechtbank kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de kluis had gestolen, aangezien hij en zijn medeverdachten niet herkend werden op camerabeelden van de inbraak en de kluis pas geruime tijd na de diefstal bij hen werd aangetroffen.
Echter, de rechtbank oordeelde wel dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzetheling. De verdachte had verklaard de kluis samen met een medeverdachte in een kliko te hebben gevonden. De rechtbank vond het aannemelijk dat de verdachte en zijn medeverdachte wisten dat de kluis afkomstig was van een misdrijf, gezien het korte tijdsbestek tussen de diefstal en het voorhanden krijgen van de kluis, alsook de aard van het voorwerp. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten.