Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 9 december 2016, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 10 mei 2017, waarbij ambtshalve een comparitie voor een meervoudige kamer is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 11 september 2017 en de daarin genoemde stukken;
- de akte naar aanleiding van gemeenteraadsbesluit d.d. 27 september 2017 tevens inhoudende overlegging nadere producties van MailDB c.s.;
- de akte houdende overlegging productie en uitlatingen van 11 oktober 2017 van de gemeente.
2.De feiten
.”
samplesdie gratis huis aan huis worden verspreid zonder vermelding van naam, adres of postbus en woonplaats van de ontvanger, niet zijnde:
Artikel 17 Ongeadresseerd reclamedrukwerk
3.Het wettelijk kader
Kamerstukken II, 2007–2008, 31 501, nr. 3, pagina 1):
Kamerstukken II1998/1999, 26 638, nr. 3, p. 47):
4.Het geschil
5.De beoordeling
in het belang van de bescherming van het milieueen afvalstoffenverordening vaststelt. Dit artikel geeft de gemeente een ruime bevoegdheid om regels te stellen in het belang van de bescherming van het milieu en deze in een (afvalstoffen)verordening vast te leggen, zolang de regelstelling blijft binnen de wettelijke grenzen. Afval voorkomen en afval verminderen is onmiskenbaar in het belang van de bescherming van het milieu. De invoering van het opt-in-systeem valt niet buiten de reikwijdte van artikel 10.23 Wm. Evenmin komt het in strijd met artikel 10.48 Wm (als genoemd in artikel 10.23 lid 3 Wm) of enige andere bevoegdheid uit de Wm en andere regelgeving. Al aangenomen dat de regel uitsluitend een preventieve maatregel is, geldt – anders dan MailDB c.s. stellen – dat met artikel 9.5.2 Wm geen uitputtende regeling voor afvalpreventie in het leven is geroepen. Dit blijkt al uit de tekst van de bepaling waarin staat vermeld dat bij algemene maatregel van bestuur regels
kunnenworden gesteld ter stimulering van preventie van afvalstoffen. Uit de wetsgeschiedenis van dit artikel volgt dat diverse bepalingen uit verschillende wetten in dit artikel zijn samengebracht, niet dat afvalpreventie uitsluitend tot een verantwoordelijkheid van het rijk moet worden gerekend (zie 3.4). Dit laatste blijkt evenmin uit enige andere bepaling van de Wm of de toelichting daarop. Bovendien heeft hoofdstuk 9 Wm – kort gezegd – betrekking op het op de Nederlandse markt brengen en voorhanden hebben van de bij algemene maatregel aangewezen stoffen, preparaten en producten. Dat laat onverlet de bevoegdheid van de gemeente om in de afvalstoffenverordening (al dan niet preventieve) regels te stellen ten aanzien van de verspreiding van een specifiek product, in dit geval ongeadresseerd reclamedrukwerk, in Amsterdam. Het rijk en de gemeente hebben op het gebied van afvalpreventie dus beiden bevoegdheden. In het Landelijk Afvalbeheerplan 2009-2021 (LAP2), dat de Minister van Infrastructuur en Milieu op grond van artikel 10.3 Wm heeft vastgesteld, wordt dit bevestigd. Hierin staat dat het voor het onderwerp afvalbeheer de wettelijke taak en bevoegdheid is van de minister om “regels te stellen voor preventie en nuttige toepassing” (in paragraaf 9.2) en van een gemeente om “maatregelen te treffen om afvalpreventie en -scheiding van huishoudelijk afval te optimaliseren” (in paragraaf 9.4).
de naamen daaronder een volledig adres van de geadresseerde moeten worden vermeld. Uit artikel 3.1 van de voorwaarden volgt dat PostNL niet tot bezorging hoeft over te gaan als een poststuk niet voldoet aan de eisen van adressering. Van een bezorgplicht voor ongeadresseerd drukwerk is geen sprake.