ECLI:NL:RBAMS:2017:8555

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2017
Publicatiedatum
21 november 2017
Zaaknummer
13/751059-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot gelijkstelling opgeëiste persoon met Nederlander

Op 2 november 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) tegen een opgeëiste persoon, geboren in Pakistan in 1977. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in aanmerking komt voor gelijkstelling met een Nederlander op basis van zijn verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in Nederland. De zaak betreft een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie, mr. U.E.A. Weitzel, en is behandeld op een openbare zitting op 11 mei 2017. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk.

Tijdens de zitting heeft de raadsman verzocht om aanhouding van de zaak om een intrekking van het EAB te bewerkstelligen via een advocaat in Groot-Brittannië, maar dit verzoek werd door de rechtbank afgewezen. De rechtbank heeft overwogen dat de persoonlijke belangen van de opgeëiste persoon niet voldoende klemmend zijn voor aanhouding, vooral omdat er nog geen formeel verzoek tot intrekking van het EAB was gedaan. De rechtbank heeft het onderzoek heropend op 24 mei 2017 en geschorst om de terugkeergarantie in relatie tot het verblijfsdocument te bespreken.

De rechtbank heeft op 19 oktober 2017 het onderzoek hervat en opnieuw de termijn voor uitspraak verlengd, omdat het niet mogelijk was om binnen de wettelijke termijn uitspraak te doen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, namelijk verkrachting, ook naar Nederlands recht strafbare feiten opleveren. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en te schorsen in afwachting van de uitkomst van een andere zaak (parketnummer 13/751270-17) waarin de Britse autoriteiten een terugkeergarantie hebben verstrekt. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB geschorst en zal het onderzoek hervatten op een nader te bepalen zitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751059-17
RK-nummer: 17/1095
Datum uitspraak: 2 november 2017
TUSSEN
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 9 februari 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 juli 2016 door
the Deputy Senior District Judge (Magistrates’ Court) sitting at Westminster Magistrates’ Court(Groot-Brittannië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] (alias [opgeëiste persoon]),
geboren te [geboorteplaats] (Pakistan) op [geboortedag] 1977,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres
[adres] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 11 mei 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. U.E.A. Weitzel.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat te Velserbroek.
De raadsman heeft ter zitting geen inhoudelijk verweer gevoerd, maar verzocht om aanhouding van de zaak om via een advocaat in Groot-Brittannië te bewerkstelligen dat het EAB wordt ingetrokken. In dit verband heeft hij gewezen op, kort samengevat, de persoonlijke belangen van de opgeëiste persoon en gesteld dat sprake is van een valse aangifte tegen hem.
Nadat de rechtbank de officier van justitie, die zich heeft verzet tegen aanhouding van de zaak, heeft gehoord, heeft zij het verzoek om aanhouding afgewezen. Hierbij heeft de rechtbank overwogen dat de aangevoerde persoonlijke belangen onvoldoende klemmend zijn voor aanhouding van de zaak, in het licht van het feit dat er nog geen enkel formeel verzoek aan de Engelse autoriteiten is gedaan tot intrekking van het EAB en dat het vertrouwensbeginsel meebrengt dat de rechtbank erop vertrouwt dat het EAB door de Britse autoriteiten niet lichtvaardig is uitgevaardigd.
Bij uitspraak van 24 mei 2017 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en vervolgens geschorst om met partijen de terugkeergarantie in relatie tot de tenaamstelling op het verblijfsdocument te bespreken.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting van 19 oktober 2017 hervat. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. U.E.A. Weitzel.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat te Velserbroek.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, van de OLW uitspraak zou moeten doen – met terugwerkende kracht – eerst met dertig dagen verlengd en vervolgens voor onbepaalde tijd op grond van respectievelijk het derde en vierde lid van voormeld artikel van de OLW. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde (verlengde) termijn uitspraak te doen.

2.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
warrant of arrest at first instancevan
11 januari 2016, uitgevaardigd door
Westminster Magistrates’ Court.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan zes naar het recht van Groot-Brittannië strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

3.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia (Khan) juist zijn en dat hij de Pakistaanse nationaliteit heeft. Tevens is de opgeëiste persoon in het bezit van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd in Nederland.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare gedragingen heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 27, te weten:
Verkrachting.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Heropening van het onderzoek

De opgeëiste persoon is in het bezit van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd in Nederland. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon voldoet aan de eerste twee voorwaarden voor gelijkstelling met een Nederlander, genoemd in artikel 6, vijfde lid, van de OLW, te weten, kort samengevat:
  • bezit verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd;
  • rechtsmacht vereiste.
Ook aan de derde en laatste voorwaarde voor gelijkstelling met een Nederlander op grond van voormelde bepaling is voldaan. Uit de verklaring van 10 april 2017 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie blijkt namelijk dat ten aanzien van de opgeëiste persoon de verwachting bestaat dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel.
Nu de opgeëiste persoon moet worden gelijkgesteld met een Nederlander kan zijn overlevering slechts worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Head of MLA & Extradition Policy, On behalf of the Secretary of State,heeft bij brief van
11 april 2017 de volgende garantie gegeven:

In accordance with Article 5(3) of the Council Framework Decision on the European arrest warrant and the surrender procedures between Member States of 13 June 2002 (‘EAW FD’), you have requested that [opgeëiste persoon] ( [geboortedag] 1977) be returned to the Netherlands to serve any custodial sentence which is imposed by a UK court in relation to the conduct for which his surrender to the UK from the Netherlands has been sought. The UK undertakes that should [opgeëiste persoon] receive a custodial sentence in the UK, he will, in accordance with section 153C of the Extradition Act 2003, be returned to the Netherlands as soon as is reasonably practicable after the sentencing process in the UK has been completed and any other proceedings in respect of the offence for which extradition was sought are concluded.
Full details of any sentence imposed on [opgeëiste persoon] will be provided when he is returned to the Netherlands. It is considered that a transfer under EAW FD does not allow the Netherlands to alter the duration of any sentence imposed by a UK court.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbare feiten opleveren. Aan deze voorwaarde is voldaan. De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Verkrachting, meermalen gepleegd
In een zaak waarin de Britse autoriteiten een terugkeergarantie hebben gegeven waarin de hieronder vermelde vergelijkbare passages voorkomen (parketnummer 13/751270-17) heeft de rechtbank het onderzoek heropend om (mede) naar aanleiding van het verweer van de verdediging partijen in de gelegenheid te stellen om zich nader over die passages uit te laten. Daarbij heeft de rechtbank meegedeeld dat het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de EU één van de mogelijke uitkomsten van het nadere debat is.
De betreffende passages zijn:
"be returned to the Netherlands as soon as is reasonably practicable after the sentencing process in the UK has been completed and any other proceedings in respect of the offence for which extradition was sought are concluded."
en
"(...) It is considered that a transfer under EAW FD does not allow the Netherlands to alter the duration of any sentence imposed by a UK court.
De rechtbank zal daarom de behandeling van het onderhavige EAB eveneens heropenen en schorsen in afwachting van de uitkomst van de zitting in de andere zaak.

6.Beslissing

HEROPENT EN SCHORSThet onderzoek ter zitting in afwachting van de uitkomst van de zitting in de zaak [naam zaak] met parketnummer 13/751270-17.
BEVEELTdat het onderzoek zal worden hervat op een nog nader te bepalen zitting.
BEVEELTde oproeping van opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen dag en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman van de opgeëiste persoon.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. R.A.J. Hübel en I. Verstraeten-Jochemsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 2 november 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.