ECLI:NL:RBAMS:2017:8478

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2017
Publicatiedatum
21 november 2017
Zaaknummer
C/13/637718 / KG ZA 17-1172 FB/MB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot rectificatie van artikelen over de voormalige directeur van Buma/Stemra

In deze zaak vorderde [eiser], de voormalige CEO van Buma/Stemra, rectificatie van artikelen die in de media waren verschenen, waarin hij werd beschuldigd van fraude en andere integriteitsschendingen. De artikelen waren gebaseerd op uitlatingen van de huidige directeur van Buma/Stemra en de advocaat van de organisatie, die naar aanleiding van een forensisch onderzoek naar de boekhouding van Buma/Stemra naar buiten waren gebracht. De voorzieningenrechter oordeelde dat de beschuldigingen in de artikelen niet rechtstreeks aan [eiser] waren toegeschreven, en dat de uitlatingen van de huidige directeur en de advocaat voldoende steun vonden in de feiten. De rechter weigerde de gevraagde voorzieningen, omdat de uitingsvrijheid van Buma/Stemra zwaarder woog dan het recht van [eiser] op bescherming van zijn reputatie. De rechter benadrukte dat Buma/Stemra in een context opereerde waarin er publieke aandacht was voor mogelijke misstanden binnen de organisatie, en dat de publicaties gerechtvaardigd waren in het licht van de omstandigheden. De rechter compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/637718 / KG ZA 17-1172 FB/MB
Vonnis in kort geding van 21 november 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 30 oktober 2017,
advocaat mr. R.H. Broekhuijsen te Amsterdam,
tegen
1. de vereniging
VERENIGING BUMA,
gevestigd te Amstelveen,
2. de stichting
STICHTING STEMRA,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagden,
advocaat mr. P.D. Olden te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en (in vrouwelijk enkelvoud) Buma/Stemra (of Buma en Stemra) worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 7 november 2017 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Buma/Stemra heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
[eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen het bij de beoordeling van deze zaak betrekken van (de hoofdbevindingen uit) het rapport van de forensische accountantsorganisatie [naam forensische accountantsorganisatie] (hierna: [naam forensische accountantsorganisatie] ) van 15 augustus 2017 (‘het [naam forensische accountantsorganisatie] rapport’) omdat dat rapport niet ter wederhoor aan [eiser] is aangeboden. Dat bezwaar wordt gepasseerd. Buma/Stemra heeft terecht aangevoerd dat het rapport tijdig als productie is ingebracht, zodat [eiser] voldoende in de gelegenheid was zich daartegen te verweren en/of de inhoud ervan te betwisten.
Ter zitting waren aanwezig:
- [eiser] met mr. Broekhuijsen;
- [naam directeur] , directeur, mr. Olden (Olden) en
[naam] aan de zijde van Buma/Stemra.

2.De feiten

2.1.
Buma en Stemra zijn zogenaamde collectieve beheersorganisaties die vergoedingen voor het gebruik van auteursrechten innen en aan rechthebbenden uitkeren. Buma/Stemra heeft tot taak ervoor te zorgen dat de thans ruim 25.000 aangesloten componisten, tekstschrijvers en muziekuitgevers een vergoeding krijgen als hun creaties worden gebruikt.
2.2.
Tussen Buma en Stemra bestaat een personele unie. De directie bestaat uit één statutair directeur (CEO, thans [naam directeur] ) en een aantal titulaire directeuren. Tot 1 februari 2016 was [eiser] CEO van Buma/Stemra. Hij is weggegaan na een verschil van inzicht met het bestuur over de Wet Normering Topinkomens (WNT). Buma/Stemra heeft daaraan bekendheid gegeven in een persbericht van 27 november 2015. [naam directeur] is aangetreden op 15 juni 2016.
2.3.
In december 2016 heeft zich een voormalige werknemer van Buma/Stemra (de ‘klokkenluider’) gemeld bij [naam directeur] , met de melding dat bij Buma/Stemra ongeoorloofde boekhoudkundige ingrepen hebben plaatsgevonden.
2.4.
Buma/Stemra heeft door tussenkomst van ( Olden van) advocatenkantoor NautaDutilh [naam forensische accountantsorganisatie] opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de boekhouding van Buma/Stemra, in verband met de melding van de klokkenluider. [naam accountant] was al geruime tijd de controlerend (externe) accountant van Buma/Stemra. Buma/Stemra heeft de bij haar aangeslotenen tijdens een algemene ledenvergadering van 21 juni 2017, waarbij ongeveer 500 mensen aanwezig waren, op de hoogte gesteld dat het onderzoek plaatsvond.
2.5.
Het onderzoek van [naam forensische accountantsorganisatie] is afgerond op 15 augustus 2017 en vastgelegd in een (vertrouwelijk) rapport van die datum.
2.6.
Op 28 augustus 2017 heeft Buma/Stemra een persbericht verspreid. Hierin staat onder meer:

Extern onderzoek brengt fouten in financiële verslaglegging aan het licht.
(…)Uit een eerder dit jaar door de in juni 2016 benoemde CEO [naam directeur] aangekondigd extern onderzoek is onder andere gebleken dat het bestuur in het verleden onvoldoende is geïnformeerd over belangrijke beslissingen en voorzieningen en reserveringen onjuist werden opgevoerd. [naam directeur] treft nu maatregelen om deze fouten te herstellen.
(…)
Uit het onderzoek blijkt dat sprake is geweest van het niet volgen van de boekhoudkundige regels waardoor inzicht in de kostenstructuur werd belemmerd, en, naar nu blijkt, voorzieningen en reserveringen onjuist werden opgevoerd.”
2.7.
Eveneens op 28 augustus 2017 hebben [naam directeur] en Olden journalisten te woord gestaan van RTLZ en het Financiële Dagblad (FD).
2.8.
Op de website van RTLZ is op 28 augustus 2017 om 16.48 uur een artikel geplaatst waarin onder meer staat:

De directie van auteursrechtenorganisatie Buma/Stemra heeft jarenlang gerommeld met de boeken. Er werd geschoven met geld, er werden onterecht grote bedragen opzij gezet in de boeken en leveranciers werd gevraagd de rekeningen aan te passen. Zo werden potjes gecreëerd om tegenvallers in de kosten te kunnen opvangen. Daarbij werden huisaccountant [naam accountant] en het bestuur bewust om de tuin geleid.
Dat blijkt uit een groot onderzoek naar de financiën van Buma/Stemra, uitgevoerd door advocatenkantoor Nauta Dutilh , ondersteund door experts van accountantskantoor [naam forensische accountantsorganisatie] .
Fraude
De directie maakte er jarenlang gewoonte van frauduleus geld opzij te zetten. Doel was om zo nooit in problemen te komen bij financiële tegenvallers. (…)
Gebleken is dat de toenmalige directie potjes creëerde door bijvoorbeeld voorzieningen onrealistisch op te hogen, rekeningen van leveranciers in de tijd naar voren te schuiven en kosten hoger dan werkelijk in de boeken op te nemen. (…)
Schaduwboekhouding
Onderling hielden de directieleden op lijstjes bij hoe groot het opgeblazen bedrag – het totaal van de gecreëerde potjes – was. Eind 2015 was zo 6 miljoen bij elkaar gesprokkeld als appeltje voor de dorst. In een enkel geval lukte dat door een leverancier een factuur van enkele tonnen te laten antedateren. Zo konden vast kosten worden geboekt, terwijl de dienst pas in het daaropvolgende boekjaar zou worden geleverd.
Topman [naam directeur] is geschrokken van wat hij heeft aangetroffen en is vastbesloten schoon schip te maken. “Wij zijn een organisatie die er is voor de muzikanten. Ik zie het als mijn taak te zorgen voor een zo goed mogelijke dienstverlening, voor hen, tegen zo laag mogelijke kosten.”
Vorige directeur verdiende te veel
De vorige directeur van Buma/Stemra, [eiser] , verliet de organisatie begin 2016. Dat deed hij omdat zijn salaris ruim boven de Wet Normering Topinkomens (WNT) zat. Hij verdiende 447.000 euro per jaar, maar mocht volgens de WNT niet meer verdienen dan 178.000 euro.
[eiser] weigerde salaris in te leveren en na zes jaar vertrok hij met een gouden handdruk van 484.861 euro. Nu blijkt dat er onder zijn bewind weinig extern toezicht was op de organisatie.
2.9.
Later op die dag (om 19.22 uur) is nog een artikel op dezelfde website geplaatst, met onder meer de volgende tekst:

De organisatie die voor componisten en auteurs geld moet ophalen, heeft het minder nauw genomen met dat geld. Hoge kosten waren geen probleem, want de directie rommelde met de boeken. Zo werden miljoenen euro’s achter de hand gehouden om tegenvallers op te vangen.(…)
Gedurende de jaren is er een cultuur ontstaan van ‘sturen op budget in plaats van op kosten’.
Een organisatie als Buma/Stemra mag wettelijk maximaal 15 procent kosten maken. Dat was dus het maximale budget, moet de directie gedacht hebben. (…)
“De directie zorgde ervoor dat er potjes met geld achter de hand werden gehouden. Zo hoefde men zich door het jaar heen geen zorgen te maken over de kosten”, legt [naam directeur] uit. (…) “ NautaDutilh is op mijn verzoek in maart een onderzoek gestart.” Voor advocaat Paul Olden was het ingewikkelde materie. Hij schakelde op zijn beurt de accountants van bureau [naam forensische accountantsorganisatie] in om de administratie van Buma/Stemra om te keren.
“Op twee punten is het mis gegaan”, vertelt Olden . “De regels voor financiële verslaglegging zijn niet goed nageleefd en de directie heeft bovendien het bestuur niet goed geïnformeerd.” (…) De directieleden van Buma/Stemra overlegden over wat er wel en wat er niet aan het eigen bestuur gemeld zou worden. En ze hielden nauwkeurig bij hoeveel geld ze frauduleus opzij hadden gezet. “Stuur maar een factuur, maar zet er geen tijdvak op” zou de directie aan één van de grotere leveranciers gemeld hebben. Zo kon de financiële ruimte die er in het boekjaar 2015 nog was, opgemaakt worden. Dat de dienst van de IT-leverancier nog helemaal niet geleverd was in dat jaar, schoof de directie onder het tapijt.
(…)
6 miljoen euro
“Laten we het maar gewoon zeggen”, zegt [naam directeur] na wat overleg met advocaat Olden . “Opgeteld was er eind 2015 6 miljoen euro aan potjes waartegen de kosten werden weggeboekt.”
Accountant [naam accountant] moet nu alsnog de jaarrekening over 2016 opmaken. Of die van 2015 over moet is nog niet duidelijk. [naam directeur] gaat in gesprek met alle betrokkenen en wil nog niet zeggen hoe het verder gaat lopen.
Aangifte?
Maar zowel Buma/Stemra als [naam accountant] zou aangifte kunnen doen tegen de oud-directieleden. Want ondanks dat [naam directeur] bezweert dat er geen geld is weggesluisd of grote bedrijfsfeestjes zijn genoten; wat de directie heeft gedaan kan niet door de beugel. In eerste instantie financieel gezien niet, maar wat [naam directeur] betreft vooral ook moreel niet.”
2.10.
Op de website van GeenStijl is nadien een tekst gepubliceerd waarin onder meer staat:

Buma/Stemra van oppergraaier [eiser] was een grote pleurisbende. (…) [eiser] gaf leiding aan een bende fraudeurs. Staat allemaal in een rapport dus is het waar.”
2.11.
Bij brieven van 3 en 4 september 2017 heeft (de raadsman van) [eiser] Van Olden en [naam directeur] gesommeerd om (onder meer) de uitingen gedaan in het interview dat heeft geleid tot de onder 2.8 en 2.9 geciteerde publicaties te rectificeren en Buma/Stemra verzocht erop toe te zien dat dit zou gebeuren. Bij brief van 8 september 2017 heeft de bestuursvoorzitter van Buma/Stemra geantwoord daartoe geen aanleiding te zien.
2.12.
In een e-mail van 5 oktober 2017 heeft (de raadsman van) [naam forensische accountantsorganisatie] aan (de raadsman van) [eiser] onder meer geschreven:

Ik hecht er aan bij u te benadrukken dat voor zover zou worden gesuggereerd dat de Rapportage over uw cliënt zou gaan dat niet juist is. Door [naam forensische accountantsorganisatie] is geen onderzoek gedaan naar handelen van uw cliënt en is hij bij het uitvoeren van het onderzoek ook niet als betrokkene aangemerkt. De Rapportage doet geen mededelingen over enig wangedrag van uw cliënt en op basis daarvan zijn er dan ook geen conclusies ten aanzien van uw cliënt te trekken. Indien er bevindingen over uw cliënt worden toegeschreven aan het onderzoek van [naam forensische accountantsorganisatie] is dat dus eveneens onjuist. [naam forensische accountantsorganisatie] neemt afstand van dergelijke stellingen of suggesties.”
2.13.
Bij brief van 12 oktober 2017 heeft (de raadsman van) [eiser] nogmaals [naam directeur] , Olden en het bestuur van Buma/Stemra gesommeerd om de uitingen te rectificeren.
2.14.
In het jaarverslag over 2016 van Buma/Stemra, dat recentelijk is gepubliceerd, staat onder meer:

We zijn ons ervan bewust dat Buma/Stemra er bij de buitenwereld niet altijd goed op stond de afgelopen jaren. (…) De Directie betreurt dat de bevindingen uit het interne onderzoek ondanks een gerichte mediastrategie om dat te voorkomen ongecontroleerd naar buiten zijn gekomen, waardoor ten onrechte het beeld kon ontstaan dat sprake is geweest van ‘miljoenenfraude’. De Directie doet aan de ernst van de bevindingen niets af, maar er zijn geen aanwijzingen dat op onrechtmatige wijze geld aan het vermogen van Buma/Stemra is onttrokken. Daarnaast wordt geconstateerd dat de met betrekking tot de over 2015 opgemaakte jaarverslagging weliswaar diverse aanpassingen zijn geïdentificeerd, maar dat deze niet zullen leiden tot het wijziging van de cijfers 2015 in deze verslagging, waar deze cijfers vergeleken worden met de cijfers 2016.”
2.15.
In een naar aanleiding van de publicatie van het jaarverslag 2016 op
25 oktober 2017 aan de bij Buma/Stemra aangeslotenen verzonden brief heeft [naam directeur] onder meer het volgende geschreven:

Het onderzoek was eind augustus 2017 afgerond. Een belangrijke bevinding is dat er geen gelden wederrechtelijk zijn onttrokken aan de organisatie. Wel is komen vast te staan dat het bestuur in het verleden onvoldoende is geïnformeerd over belangrijke financiële beslissingen en dat er sprake is geweest van het niet volgen van de boekhoudkundige regels. Hierdoor werden inzicht in de kostenstructuur belemmerd en, naar nu blijkt, voorzieningen en reserveringen onjuist opgevoerd. (…) Niet kon worden vastgesteld of deze overtredingen hebben plaatsgevonden met oneigenlijke bedoelingen of de intentie van persoonlijke bevoordeling of die van anderen. (…)
Helaas is in de tussentijd informatie uit het onderzoek gefragmenteerd en op oneigenlijke wijze verspreid. Dit heeft geleid tot artikelen in de pers met als gevolg dat verschillende aannames als feiten zijn gepresenteerd en een eigen leven zijn gaan leiden. Dit betreur ik ten zeerste.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, samengevat, veroordeling van Buma/Stemra om binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis, op straffe van dwangsommen de artikelen zoals gepubliceerd door RTLZ te rectificeren door een persbericht uit te brengen, een tekst op haar website te plaatsen en een advertentie te (laten) plaatsen in het FD of de Volkskrant, zoals nader omschreven in het petitum van de dagvaarding. Kort gezegd komt de verlangde rectificatie erop neer dat Buma/Stemra [eiser] ten onrechte heeft beschuldigd van fraude, gerommel, strafbare feiten en andere integriteitsschendingen. Daarnaast vordert [eiser] veroordeling van Buma/Stemra tot betaling van een voorschot van € 10.000,- op een aan [eiser] uit te keren schadevergoeding en tot betaling van de proceskosten.
3.2.
Buma/Stemra voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] vordert veroordeling van Buma/Stemra om artikelen te (laten) rectificeren, die (mede) tot stand zijn gekomen op grond van uitlatingen van [naam directeur] en Olden en die naar zijn mening toegerekend dienen te worden aan Buma/Stemra.
Anders dan Buma/Stemra heeft betoogd, heeft [eiser] een spoedeisend belang bij zijn vorderingen. [eiser] heeft er namelijk belang bij dat eventueel onrechtmatige uitlatingen aan zijn adres, waarvan hij stelt schade te ondervinden, zo spoedig mogelijk worden rechtgezet. Dat het in geding zijnde artikel ruim twee maanden geleden is verschenen, doet daaraan niet af. Dat is immers niet dermate lang geleden dat de effecten ervan zich niet meer (kunnen) voordoen.
4.2.
Het gaat het in deze zaak om een botsing van twee fundamentele rechten. Aan de ene kant staat het fundamentele recht op uitingsvrijheid, zoals vastgelegd in artikel 10 lid 1 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Dit fundamentele recht komt ook toe aan een rechtspersoon zoals Buma/Stemra. Aan de andere kant staat het eveneens fundamentele recht van [eiser] op bescherming van zijn eer en goede naam en op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer.
Het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten in een concreet geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle terzake dienende omstandigheden en wederzijdse belangen.
4.3.
[eiser] acht met name onrechtmatig dat hij in de artikelen in verband wordt gebracht met fraude, gerommel, strafbare feiten en andere integriteitsschendingen, terwijl daarvoor volgens hem geen enkele feitelijke basis aanwezig is. Daarnaast acht hij het onzorgvuldig dat geen sprake is geweest van hoor en wederhoor.
4.4.
Aan [eiser] kan worden toegegeven dat de bewoordingen waarin de publicaties zijn gesteld, in combinatie met zijn naamsvermelding in één ervan, en in samenhang met de omstandigheid dat hij ook zonder vermelding van zijn naam bij (een deel van) het publiek en bij zijn relaties bekend is als de voormalige CEO van Buma/Stemra, suggereren dat hij in zijn toenmalige functie bij frauduleus handelen betrokken is geweest, ook al wordt hij daarvan niet rechtstreeks beticht.
4.5.
Geen discussiepunt is dat een beschuldiging van ‘fraude’ op zichzelf een ernstige beschuldiging is, die in de regel de reputatie van de betrokkene (veel) kwaad doet. Het voorgaande brengt echter niet zonder meer mee dat Buma/Stemra door haar bijdrage aan het verschijnen van de gewraakte artikelen onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. De beoordeling daarvan kan immers niet geschieden zonder acht te slaan op de context waarin, en de wijze waarop dit is gebeurd. Daarover wordt het volgende overwogen.
4.6.
Buma en Stemra zijn collectieve beheersorganisaties met wettelijk geregelde taken. Buma/Stemra dient erop toe te zien dat een doelmatig financieel beleid wordt gevoerd en dat de aangeslotenen de vergoedingen ontvangen die hun toekomen. Alleen al daarom zijn de verrichtingen van Buma/Stemra onderwerp van publieke aandacht.
Buma/Stemra heeft verder al enige jaren de bijzondere aandacht van sommige media omdat een voormalig directielid (een ander dan [eiser] ) in verband werd gebracht met corruptie, en omdat aan [eiser] zelf een hoger salaris werd betaald dan overeenstemde met de WNT. Dit laatste heeft geleid tot het vertrek van [eiser] . Deze beide zaken hebben veel negatieve media-aandacht gegenereerd.
Daarom ligt het voor de hand dat de huidige directie van Buma/Stemra extra alert is indien het gaat om mogelijke misstanden binnen de eigen organisatie.
4.7.
In deze context heeft een voormalige werknemer van Buma/Stemra zich in december 2016 tot [naam directeur] gewend met de melding dat in voorgaande jaren, kort gezegd, gerommeld was met de boekhouding. Die melding was voor Buma/Stemra begrijpelijkerwijs reden om naar de juistheid daarvan onderzoek te laten verrichten, dat is uitgevoerd door [naam forensische accountantsorganisatie] . Dit bureau heeft het onderzoek in augustus 2017 afgerond. Buma/Stemra heeft zich daarop door een extern bureau laten adviseren over de vraag hoe zij de resultaten van het onderzoek naar buiten zou brengen. Vervolgens heeft zij haar weergave van de voornaamste bevindingen van het onderzoek neergelegd in een persbericht. Zij heeft dit mede gedaan omdat tijdens de in 2.4 bedoelde ledenvergadering ongeveer 500 personen aanwezig waren, zodat de ter vergadering gedane mededeling dat er een verdenking van onregelmatigheden was, naar haar mening onvermijdelijk publiek zou worden. Naar aanleiding van het persbericht hebben zich journalisten van het FD en RTLZ bij haar gemeld, die door [naam directeur] en Olden te woord zijn gestaan.
4.8.
Anders dan [eiser] heeft aangevoerd is niet aannemelijk geworden dat de journalisten volgens een vooropgezet plan van Buma/Stemra (of ‘spindoctor’ [spindoctor] ) zijn ‘ingehuurd’ om [naam directeur] neer te zetten als een held en de voormalige directie in diskrediet te brengen, of dat Buma/Stemra het [naam forensische accountantsorganisatie] -rapport opzettelijk heeft gelekt. Dat enkele journalisten op een zeker moment klaarblijkelijk wel over dat rapport hebben kunnen beschikken, is op zichzelf beschouwd onvoldoende om van het tegendeel uit te gaan. [eiser] heeft geen feiten aangedragen die steun bieden aan zijn stelling.
4.9.
Buma/Stemra heeft in het persbericht en in het interview de voornaamste bevindingen uit het [naam forensische accountantsorganisatie] -rapport naar buiten gebracht. Dat is gezien het voorgaande begrijpelijk en gerechtvaardigd. Buma/Stemra stelt zich te hebben beperkt tot het weergeven van haar conclusies op basis van het [naam forensische accountantsorganisatie] -rapport, en tijdens de gesprekken met de journalisten geen namen te hebben genoemd. Er zijn geen aanwijzingen dat dit laatste anders is.
Deze bevindingen en conclusies houden volgens de samenvatting van Buma/Stemra in dat op ongebruikelijke wijze werd geadministreerd in de boekhouding, dat wil zeggen dat aanzienlijke kosten vooruit werden betaald aan leveranciers, waardoor zeer hoge kosten zijn gemaakt in kalenderjaren waarin dat nog niet had gehoeven, dat op de verslaglegging het nodige viel aan te merken en dat het bestuur van Buma/Stemra en mogelijk ook [naam accountant] daarvan onvoldoende op de hoogte zijn gebracht.
4.10.
Ondanks de kritische kanttekeningen daarbij van [eiser] , kan vooralsnog niet worden gezegd dat de samenvatting van Buma/Stemra van de hoofdbevindingen uit het [naam forensische accountantsorganisatie] -rapport niet strookt met dat rapport of anderszins geen steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal. Ook is niet in geschil dat de in het rapport onderzochte gang van zaken plaatsvond toen [eiser] CEO was van Buma/Stemra. De omstandigheid dat het [naam forensische accountantsorganisatie] geen onderzoek heeft verricht naar het handelen van [eiser] en dat hij bij het uitvoeren van het onderzoek niet als betrokkene is aangemerkt (2.12) doet daaraan niet af.
4.11.
Over de vraag of de wijze van boekhouden van Buma/Stemra in het verleden door de beugel kan en de hoogte van de uit te keren vergoedingen heeft beïnvloed, kan verschillend worden gedacht, evenals over de vraag of het bestuur destijds juist en tijdig is geïnformeerd, en wat de rol van de directie daarin was. Maar het staat Buma/Stemra vrij om de in 4.9 bedoelde bevindingen uit [naam forensische accountantsorganisatie] -rapport naar buiten te brengen.
4.12.
Op basis van het persbericht en de uitlatingen van [naam directeur] en Olden in het van hen afgenomen interview, zijn vervolgens artikelen verschenen in het FD en op de website van RTLZ.
Weliswaar wordt in het eerste artikel de naam van [eiser] genoemd, maar zoals in 4.9 vermeld heeft Buma/Stemra aangevoerd dat [naam directeur] en Olden tijdens de gesprekken met de journalisten zijn naam niet hebben genoemd. Publicatie daarvan komt dus voor rekening van de betrokken journalist en is kennelijk met name interessant geacht gelet op de WNT-affaire uit het verleden, aldus nog steeds Buma/Stemra. Van deze geenszins onaannemelijk lezing, die niet is ontkracht, wordt voorshands uitgegaan. Onder deze omstandigheden bestond voor Buma/Stemra geen aanleiding tot het toepassen van ‘hoor en wederhoor’ ten aanzien van [eiser] .
4.13.
Buma/Stemra heeft verder ter zitting verklaard te hebben bedongen dat zij de artikelen tevoren kon inzien, wat overigens niet betekende dat deze alleen met haar instemming zouden kunnen worden gepubliceerd. De artikelen van RTLZ – de publicaties in het FD vormen geen onderwerp van dit geding – zijn daadwerkelijk vóór de openbaarmaking aan haar voorgelegd. Volgens Buma/Stemra heeft zij RTLZ toen verzocht om de termen ‘fraude’ en ‘frauduleus’, die overigens niet als citaten van de geïnterviewden worden opgevoerd, uit de artikelen te schrappen. RTLZ was daartoe echter niet bereid.
Vooralsnog bestaat geen grond om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. De kwalificaties ‘fraude’ en ‘frauduleus’ komen daarmee voor rekening van de betrokken journalist. Zij kunnen dus niet worden toegeschreven aan Buma/Stemra. Daarvoor is te minder reden omdat in de publicatie ook staat dat ‘ [naam directeur] bezweert dat er geen geld is weggesluisd of grote bedrijfsfeestjes zijn genoten’, wat met een beschuldiging van fraude moeilijk valt te rijmen. De enkele omstandigheid dat Buma/Stemra zelf geen rectificatie van de publicaties heeft gevorderd, maakt dat niet anders.
Daarbij komt dat Buma/Stemra naderhand in haar jaarverslag en in de brief aan haar aangeslotenen (zie 2.14 en 2.15) (nogmaals) uitdrukkelijk heeft verklaard dat er geen aanwijzingen zijn dat op onrechtmatige wijze geld aan het vermogen van Buma/Stemra is onttrokken.
4.14.
Ook de wijze waarop andere media (zoals GeenStijl) met de publicaties zijn omgegaan, kan niet op het conto worden geschreven van Buma/Stemra.
4.15.
Ten slotte is in dit verband mede van belang dat [eiser] voor het in aanmerking komende gedeelte van het publiek tot op zekere hoogte dient te worden aangemerkt als een ‘public figure’ die meer te dulden heeft aan publiciteit over zijn persoon dan de gemiddelde burger.
4.16.
De handelwijze van Buma/Stemra kan in de hiervoor geschetste omstandigheden niet als onrechtmatig tegenover [eiser] worden aangemerkt. Zij kon in de gegeven omstandigheden oordelen dat het betrachten van openbaarheid redelijkerwijs was geboden. Niet aannemelijk is geworden dat zij de grenzen van haar uitingsvrijheid te buiten is gegaan door beschuldigingen te uiten aan het adres van [eiser] waarvoor geen steun aanwezig is in het beschikbare feitenmateriaal. Voorts is juist (wél) aannemelijk geworden dat Buma/Stemra zich heeft verzet tegen de in de publicatie besloten suggestie van fraude. Ten slotte is niet of onvoldoende aannemelijk geworden dat zij een andere of meer terughoudende opstelling had moeten of kunnen kiezen met het oog op de bescherming van de eer en goede naam of de privacy van [eiser] .
Alle omstandigheden in aanmerking genomen, weegt de uitingsvrijheid van Buma/Stemra hier dus zwaarder dan het recht van [eiser] op de bescherming van zijn reputatie en/of zijn persoonlijke levenssfeer. Dit leidt tot de conclusie dat de gevraagde voorzieningen worden geweigerd.
4.17.
[eiser] zal echter niet in de kosten van het geding worden veroordeeld. Hoewel Buma/Stemra, zoals hiervoor heeft overwogen, inspanningen heeft gedaan om de voorzienbare gevolgen van de publicaties voor [eiser] niet mede te laten kleuren door de beschuldiging van fraude, had een nog actievere bescherming van de belangen van haar gewezen werknemer op haar weg gelegen, als goed (gewezen) werkgever. Vast staat immers dat de in de publicaties gewraakte handelwijze breed werd gedragen binnen de toenmalige bedrijfstop van Buma/Stemra. In de publiciteit is [eiser] ten onrechte in dit verband als enige als zondebok aangemerkt.
Ten overvloede wordt voorts overwogen dat in dit kort geding geen schijn of schaduw is gebleken van enige zelfverrijking van [eiser] , of van enig daarop gericht opzet.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen;
5.2.
compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij de hare draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.B. Bakels, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2017. [1]

Voetnoten

1.type: MB