ECLI:NL:RBAMS:2017:8467

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2017
Publicatiedatum
21 november 2017
Zaaknummer
13/654105-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op tankstation met nepvuurwapen en de gevolgen voor de slachtoffers

Op 15 november 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een tankstation in Amsterdam op 3 augustus 2017. De verdachte, geboren in 1984 en gedetineerd, werd beschuldigd van diefstal met geweld en bedreiging met geweld, waarbij hij een nepvuurwapen gebruikte. Tijdens de overval heeft de verdachte samen met een mededader de medewerkers van het tankstation en aanwezige klanten bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de kassa heeft geforceerd en geld en persoonlijke bezittingen van de slachtoffers heeft weggenomen. De verdachte heeft tijdens de rechtszaak verklaard dat hij onder druk was gezet om de overval te plegen, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet aannemelijk. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die psychische schade hebben geleden door de overval. De uitspraak benadrukt de ernstige gevolgen van gewelddadige misdrijven voor slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654105-17
Datum uitspraak: 15 november 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te Amsterdam op [geboortedag] 1984,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkorte vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 november 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.L.E. McGivern en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. E.M. Fortuin naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1. hij op of omstreeks 03 augustus 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, in tankstation Total, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en/of een telefoon, in elk geval van enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of de Total, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk gewelddadig en/of dreigend
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben getoond en/of met voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben gewezen en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd: "Doe nu de kassa open", in elk geval (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking ;
en/of
hij op of omstreeks 03 augustus 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, in de Total, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een geldbedrag en/of een telefoon,
in elk geval van enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of de Total, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk gewelddadig en/of dreigend
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben getoond en/of met voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben gewezen en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd: "Doe nu de kassa open", in elk geval (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2. hij op of omstreeks 03 augustus 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) wapen(s) van categorie I onder 7, te weten een voorwerp dat een nabootsing is van een vuurwapen (merk Israel Military Industries model Desert Eagle), zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm, afmeting en kleur een sprekende gelijkenis vertoond(en) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en), voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden. Verdachte heeft samen met een vooralsnog onbekend gebleven mededader een gewapende overval op een benzinestation gepleegd. Verdachte is degene geweest die een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vasthield en dat op het hoofd van medewerker [slachtoffer 2] heeft gezet, terwijl hij schreeuwde dat [slachtoffer 2] de kassa open moest doen omdat hij anders zou schieten. [slachtoffer 2] kreeg de kassa niet open waarop verdachte de kassa zelf heeft opengebroken. Vervolgens heeft [slachtoffer 2] de spullen die in zijn broekzak zaten (waaronder zijn telefoon) onder bedreiging van het vuurwapen aan verdachte en zijn mededader overhandigd. De afpersing kan daarmee ook bewezen worden. Verdachte en zijn mededader zijn uiteindelijk gevlucht, maar verdachte is vrijwel meteen overmeesterd door de klanten van het tankstation. Verdachte erkent de overval, maar heeft verklaard dat hij onder druk is gezet door ene [naam] . Deze verklaring is niet aannemelijk en ongeloofwaardig. Hij heeft namelijk wisselend verklaard over belangrijke details en het dossier biedt geen ondersteuning voor zijn verklaring.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte inderdaad betrokken was bij de overval, maar dat hij niet degene is geweest die het nepwapen gebruikte. Verder heeft de raadsvrouw gesteld dat verdachte een geslaagd beroep op (putatief) noodweer(exces) toekomt. Dit standpunt wordt verder besproken in rubriek 6.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Feiten en omstandigheden
In de ochtend van 3 augustus 2017 heeft er een gewapende overval plaatsgevonden op het Total tankstation aan de [adres Total] in Amsterdam. Uit de verklaringen van medewerkers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en de camerabeelden blijkt dat in ieder geval één van de twee daders een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij zich had. Uit diezelfde bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 1] door één van de daders buiten voor de ingang van het tankstation werd vastgepakt terwijl de ander een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op hem richtte. [slachtoffer 1] werd vervolgens door de twee daders naar binnen geduwd. In het tankstation waren op dat moment drie klanten aanwezig die onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de grond zijn gaan liggen. [slachtoffer 2] stond achter de kassa. Een van de daders sommeerde hem de kassa open te maken, terwijl de dader het voorwerp op zijn hoofd richtte. Het lukte [slachtoffer 2] niet om de kassa open te krijgen. Uiteindelijk heeft een van de daders zelf de kassa geforceerd en er een geldlade uit gepakt. Vervolgens werden [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] beiden onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar de ruimte geduwd waar de kluis stond. De daders schreeuwden dat [slachtoffer 2] de kluis open moest maken, waarop [slachtoffer 2] antwoordde dat hij geen sleutel had. Hierop heeft een van de daders de zakken van [slachtoffer 2] leeggehaald en daar, onder meer, een sleutelbos, een Iphone en een portemonnee uitgehaald. Toen bleek dat de kluis niet geopend kon worden met de sleutels van [slachtoffer 2] zijn de daders het tankstation uitgerend. Drie aanwezige klanten, [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] , hebben verdachte vrij snel daarna overmeesterd nadat een van hen zag dat het vuurwapen dat één van de daders gebruikte, een nepwapen was. Verdachte heeft in een poging om aan hen te ontsnappen uitgehaald naar [slachtoffer 4] en hem op zijn neus geraakt.
Verdachte bekent dat hij een van de daders van de overval is en dat hij van zich af heeft geslagen tijdens zijn vluchtpoging. Hij is naar eigen zeggen degene geweest die de kassalade heeft geopend en daaruit het geld heeft gepakt. Daarnaast heeft hij de sleutels en de telefoon uit de zakken van [slachtoffer 2] weggenomen. Hij ontkent dat hij een vuurwapen heeft vastgehouden en dat hij tevoren wist dat zijn mededader een wapen mee zou brengen. Daarnaast stelt hij onder druk te zijn gezet door ‘ [naam] ’ om de overval te plegen.
4.3.2.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht de onder 1 ten laste gelegde afpersing niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] volgt dat de daders van de overval weliswaar hebben geprobeerd hem te dwingen tot afgifte van het geld uit de kassa en een sleutel van de kluis, maar dat zij daarin niet zijn geslaagd. Omdat de daders uiteindelijk zelf de goederen hebben weggenomen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ook onder 1 ten laste gelegde medeplegen van diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Anders verwoord, de rechtbank kwalificeert de handelingen van verdachte niet als afpersing maar als diefstal met geweld Ook het medeplegen van wapenbezit (feit 2) acht de rechtbank bewezen.
De rechtbank baseert dit oordeel op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
Diefstal met geweld
Uit bovenstaande feiten en omstandigheden volgt dat verdachte en zijn mededader tezamen en in vereniging de gewapende overval hebben gepleegd. Zij hebben immers samen [slachtoffer 1] naar binnen geduwd onder bedreiging van het wapen, vervolgens heeft één van hen [slachtoffer 2] bedreigd met een (nep)wapen en heeft verdachte de kassa geforceerd. Ten slotte hebben zij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] samen naar de ruimte geduwd waar de kluis stond en toen bleek dat de kluis niet openging, zijn zij allebei gevlucht. Het doet er voor een bewezenverklaring dan ook niet toe wie het wapen heeft vastgehouden, nu de rechtbank ten aanzien van de gehele tenlastelegging van oordeel is dat er sprake is van medeplegen. Dat verdachte, zoals hij zelf stelt, van te voren niet wist dat zijn mededader een wapen mee zou nemen, doet daar niet aan af nu kan worden vastgesteld dat hij dit wel wist vanaf het moment dat ze voor het tankstation stonden, zoals verdachte ook ten overstaan van de politie heeft verklaard. Verdachte heeft zich daarna niet gedistantieerd maar heeft de overval voortgezet.
Wapenbezit
Vlakbij de plaats van het delict en op de plek waar verdachte is overmeesterd door [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] hebben verbalisanten een zwart vuurwapen aangetroffen. Uit het proces-verbaal wapenonderzoek blijkt dat het een nepvuurwapen betreft, te weten een nabootsing van het Israëlische merk Israël Military Industries model Desert Eagle. De rechtbank is van oordeel dat het, op basis van deze bevindingen in combinatie met de verklaringen van de aangevers en de getuigen, niet anders kan dan dat dit nepwapen door de daders is gebruikt bij de overval. Zoals uit voorgaande overweging volgt, was verdachte in ieder geval vanaf het moment dat hij met zijn mededader voor het tankstation stond bewust was van het feit dat zijn mededader een (nep)wapen bij zich had. Voorts blijkt ook uit de voorgaande overweging dat de samenwerking tussen verdachte en zijn mededader zodanig nauw en bewust is geweest dat sprake is van medeplegen ten aanzien van de gehele overval, dus ook ten aanzien van het gebruik en daarmee het voorhanden hebben van het nepwapen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in de bijlage bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
op 3 augustus 2017 te Amsterdam in de Total tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of de Total, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader opzettelijk gewelddadig en dreigend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft getoond en met voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gewezen en tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Doe nu de kassa open";
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
op 3 augustus 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie I onder 7, te weten een voorwerp dat een nabootsing is van een vuurwapen, merk Israel Military Industries model Desert Eagle, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm, afmeting en kleur een sprekende gelijkenis vertoond met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van verdachte

Verdachte heeft tegen de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij de overval heeft gepleegd onder druk van doodsbedreigingen tegen hem en zijn familie . Een man genaamd [naam] heeft hem de dag voor de overval in een park opgedragen dat hij samen met een ander het tankstation moest overvallen. De achtergrond daarvan zou zijn dat verdachte ongeveer tien jaar geleden een grote hoeveelheid cocaïne die hij zou verhandelen voor [naam] zelf heeft opgemaakt, aldus verdachte.
De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk . Dat verdachte onder druk zou zijn gezet, blijkt uit niets. Ook het handelen van verdachte tijdens en na de overval wijst er niet op dat hij door een ander is gedwongen de overval te plegen. De verklaring van verdachte is ook niet verifieerbaar. Verdachte heeft geen nadere informatie over [naam] kunnen verschaffen. Hij heeft daarnaast wisselend verklaard over de ontmoeting met [naam] een dag voor de overval en over de manier en het moment waarop hij in contact is gekomen met zijn mededader.
Voor zover er dus een beroep is gedaan op (putatief) noodweer(exces), overmacht of enige andere grond die verdachte van alle rechtsvervolging ontslaat, wordt dit beroep verworpen. Er zijn ook verder geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit of van verdachte uitsluiten. De bewezen geachte feiten en verdachte zijn dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarbij zouden de bijzondere voorwaarden moeten gelden zoals geformuleerd in het reclasseringsadvies.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er op 6 oktober 2017 een procedure is begonnen om verdachte uit zijn woning te zetten. Het is van belang dat hij geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf krijgt om te voorkomen dat hij dakloos raakt. Daarnaast heeft verdachte spijt betuigd en een bloemetje naar de medewerkers van het tankstation gestuurd. Een lange werkstraf met een groot voorwaardelijk strafdeel en een lange proeftijd met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd is in deze zaak daarom passend.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het plegen van een overval op een tankstation. De overval is gepleegd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Daarmee hebben verdachte en zijn mededader een voor de slachtoffers zeer beangstigende situatie gecreëerd. De twee medewerkers van het tankstation en de drie aanwezige klanten moeten doodsangsten hebben uitgestaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zulke misdrijven lange tijd last kunnen blijven houden van psychische klachten. Dat daar ook in dit geval daadwerkelijk sprake van is volgt uit de vorderingen van de benadeelde partijen en de op de zitting voorgedragen slachtofferverklaring van [slachtoffer 2] . Hij verklaarde dat hij op het moment dat het wapen tegen zijn hoofd werd gehouden, dacht dat hij zijn kinderen hun vader zouden verliezen. Hij was voor de overval een vrolijke man en heeft altijd geprobeerd zijn steentje bij te dragen aan de samenleving. Sinds de overval staat hij anders in het leven. Hij wantrouwt mensen snel, hij is minder onbevangen, staat angstiger in het leven en voelt zich neerslachtig.
Verdachte heeft kennelijk op geen enkele manier stil gestaan bij de mogelijke gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Omdat verdachte zich verschuilt achter het onaannemelijk verhaal van bedreigingen door ‘ [naam] ’ neemt hij maar mondjesmaat verantwoordelijkheid voor zijn daden en de gevolgen ervan. De rechtbank kan alleen maar gissen naar de daadwerkelijke redenen voor zijn handelen, maar vermoed dat verdachte handelde om er zelf financieel beter van te worden. Hij heeft met zijn gewelddadige handelen geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Daarnaast brengt een dergelijk gewelddadig feit, gepleegd met een (nep)vuurwapen in de openbare ruimte, onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweeg.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Als oriëntatiepunt voor een overval van een benzinestation met licht geweld wordt een gevangenisstraf van twee jaren gehanteerd. De rechtbank neemt deze straf als uitgangspunt maar weegt strafverzwarend de volgende omstandigheden mee. Ten eerste is het feit gepleegd in samenwerking met een ander. Ten tweede is bij de overval gebruik gemaakt van een (nep)wapen. Ten derde heeft verdachte zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 4] letsel toegebracht en heeft hij Total schade berokkent. En ten vierde heeft verdachte slechts gedeeltelijk verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Tot slot weegt de rechtbank mee dat verdachte vaker met justitie in aanraking is gekomen, onder andere voor het plegen van diefstal met geweld.
Ales overwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf van drie jaar opleggen, met aftrek van voorarrest. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. De reclassering heeft geadviseerd om bijzondere voorwaarden te verbinden aan een voorwaardelijk strafdeel, maar op dit moment is onvoldoende duidelijk aan welke vorm van behandeling of begeleiding behoefte bestaat op het moment dat verdachte weer op vrije voeten komt. .

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Bromfiets (ZHONGYU [kenteken] )
Wapen (5428979)
Verbeurdverklaring
De bromfiets is van verdachte. Omdat dit voorwerp is gebruikt bij het plegen van de overval (de daders zijn op de bromfiets naar het tankstation gereden en zouden ook met die bromfiets vluchten), wordt dit voorwerp verbeurd verklaard.
Onttrekking aan het verkeer
Omdat de overval met het nepvuurwapen is gepleegd en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

Benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert € 12.849,- aan materiële schadevergoeding en
€ 2.500,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreekse immateriële schade heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 2.500,- een redelijk bedrag is, gelet op de in het schadeformulier genoemde vergelijkbare uitspraken, de ernst van het feit en de door [slachtoffer 3] omschreven psychische gevolgen. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 3 augustus 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De behandeling van de vordering van materiële schadevergoeding levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat de opgevoerde posten niet uit het dossier volgen en onvoldoende zijn onderbouwd. De benadeelde partij zal voor dit gedeelte van zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard en kan dit deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert € 2.500,- aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreekse immateriële schade heeft geleden. Dat [slachtoffer 1] psychisch letsel heeft opgelopen is voorts voldoende onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 2.500,- redelijk is. De vordering zal dan ook worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 3 augustus 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert € 2.500,- aan immateriële schadevergoeding en een bedrag van € 264,92 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreekse immateriële schade heeft geleden. Dat [slachtoffer 2] psychisch letsel heeft opgelopen is voorts voldoende onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 2.500,- redelijk is. Hetzelfde geldt voor het gevorderde bedrag aan materiële schadevergoeding, met uitzondering van het bedrag van € 35,- voor een verzekering van de nieuwe bril van [slachtoffer 2] . Deze kostenpost is geen rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit. De vordering zal dan ook tot een bedrag van € 229,92 aan materiële schade en een bedrag van € 2.500,- aan immateriële schade worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 3 augustus 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen en verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en voor deze uitspraak nog zullen maken. Verdachte wordt hoofdelijk veroordeeld tot het voldoen van de toegewezen bedragen. Dat betekent dat hij verplicht wordt het totale toegewezen bedrag te betalen. Als iemand anders die ook hoofdelijk aansprakelijk is voor deze schade (bijvoorbeeld zijn mededader) de schadevergoeding volledig heeft betaald, vervalt de betalingsverplichting van verdachte.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tweede cumulatief/alternatief en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde
diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd: Bromfiets (ZHONGYU [kenteken] )
Verklaart onttrokken aan het verkeer: Wapen (5428979)
Wijst de vordering van benadeelde partij
[slachtoffer 3], toe tot
€ 2.500,-(vijfentwintighonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 3] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 2.500,- (vijfentwintighonderd euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van
35 dagenvervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, als en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan daarmee de andere is vervallen.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Wijst de vordering van benadeelde partij
[slachtoffer 2], toe tot
€ 2.729,92 (tweeduizend zevenhonderd en negenentwintig euro en tweeënnegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen
€ 2.729,92 (tweeduizend zevenhonderd en negenentwintig euro en tweeënnegentig cent), behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van
37 dagenvervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, als en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering voor het overige af.
Wijst de vordering van benadeelde partij
[slachtoffer 1], toe tot
€ 2.500,- (vijfentwintighonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] de Staat € 2.500,- (vijfentwintighonderd euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van
35 dagenvervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, als en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan daarmee de andere is vervallen.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Vogel, voorzitter,
mrs. J. Huber en J.M. Jongkind, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. Bouwman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 november 2017.