ECLI:NL:RBAMS:2017:8395

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2017
Publicatiedatum
17 november 2017
Zaaknummer
AWB 17/2882
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening studiefinanciering op basis van woonadres en bewijsvoering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een studente en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de herziening van haar studiefinanciering. De studente, die in Amsterdam woont, ontving studiefinanciering op basis van de status van uitwonende student. Echter, de minister heeft haar studiefinanciering herzien, omdat zij als thuiswonende student werd aangemerkt. Dit leidde tot een terugvordering van een bedrag van € 1.447,46 aan teveel ontvangen studiefinanciering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister op basis van een onderzoek door de Dienst Uitvoering Onderwijs tot de conclusie is gekomen dat de studente niet op het adres stond ingeschreven waar zij beweerde te wonen. Tijdens het onderzoek zijn er geen persoonlijke bezittingen van de studente aangetroffen op het BRP-adres, terwijl er wel spullen van haar nichtje aanwezig waren. De studente heeft in beroep aangevoerd dat zij op twee adressen woont, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om haar recht op uitwonendenbeurs te onderbouwen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister zich op basis van het rapport van bevindingen op het standpunt heeft kunnen stellen dat de studente niet woonachtig was op het adres waar zij stond ingeschreven. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/2882

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 november 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.G.P. van Marle),
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Hummel-Fekkes).

Procesverloop

Bij besluit van 18 november 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de over de periode van april tot en met oktober 2016 aan eiseres toegekende studiefinanciering herzien, in die zin dat eiseres vanaf 1 april 2016 als thuiswonende student is aangemerkt. Ook is eiseres ervan op de hoogte gesteld dat de teveel betaalde studiefinanciering ten bedrage van
€ 1.447,46 maandelijks wordt verrekend met de studiefinanciering.
Bij besluit van 30 maart 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft recht op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). Vanaf 1 april 2016 kreeg zij studiefinanciering naar de norm van een uitwonende student. Toezichthouders Bording en Betti, blijkens een faxbericht van verweerder van 5 september 2017 beiden in dienst van SV-land, hebben namens verweerder onderzoek verricht naar het adres [adres] te [woonplaats] , het adres waarop eiseres ingeschreven staat in de Basisregistratie Personen (BRP). De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in een rapportage met afsluitdatum 4 november 2016. Uit deze rapportage blijkt onder andere dat de toezichthouders een aantal maal een huisbezoek hebben afgelegd aan het BRP-adres, waarbij niet werd opengedaan. Op 2 en 3 november 2016 is buurtonderzoek verricht. Naar aanleiding van dit buurtonderzoek hebben de toezichthouders op 3 november 2016 een huisbezoek afgelegd op het adres [adres 1] , omdat uit het buurtonderzoek naar voren kwam dat daar een nicht van eiseres woonachtig is. Eiseres verbleef op dat moment bij haar nicht en heeft verklaard op het adres [adres] woonachtig te zijn. Op dit laatste adres woont de oom van eiseres, de vader van de eerdergenoemde nicht. Vervolgens hebben de toezichthouders met eiseres een huisbezoek afgelegd aan het BRP-adres. Blijkens de rapportage hebben de toezichthouders na dit huisbezoek geconcludeerd dat eiseres niet op het BRP-adres woonachtig is.
2.1
Op grond van artikel 1.5, eerste lid, van de Wsf 2000 – voor zover van belang – komt voor het normbedrag van een uitwonende studerende in aanmerking de studerende die woont op het adres waaronder hij in de basisregistratie personen staat ingeschreven én het woonadres niet het adres is waaronder zijn ouders of een van hen in de basisregistratie personen staat of staan ingeschreven.
2.2
Op grond van artikel 7.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wsf 2000 kan de minister een beschikking herzien waarbij de vorm van de studiefinanciering is vastgelegd. Op grond van het tweede lid, aanhef en onder c, van dat artikel – voor zover van belang – vindt herziening plaats op grond van het feit dat de vorm van de studiefinanciering onjuist is vastgelegd.
3. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat uit controle namens de Dienst Uitvoering Onderwijs is gebleken dat eiseres niet op het BRP-adres woonde. Ter onderbouwing daarvan is onder meer overwogen dat eiseres na diverse tevergeefse bezoeken aan het BRP-adres op het adres van haar nichtje is aangetroffen. Eiseres is daar aan de deur verschenen nadat zij zich had omgekleed, omdat zij huiskleding aanhad. Eiseres is met de toezichthouders naar het BRP-adres gegaan waar bleek dat zij de verkeerde sleutel bij zich had. Zij is vervolgens naar haar nicht gegaan om de goede sleutel te halen. Eiseres heeft op het BRP-adres de slaapkamer laten zien die naar haar zeggen van haar zou zijn. Op deze kamer zijn geen spullen aangetroffen die aantoonbaar van eiseres zijn. Wel zijn allerlei spullen van haar (andere) nichtje [nichtje] aangetroffen. Eiseres heeft eerder verklaard dat dit nichtje bij de nicht op het adres [adres 1] zou slapen. Eiseres heeft wel schoolboeken getoond, maar deze heeft zij uit de tas gepakt die zij bij haar nicht op het adres [adres 1] had liggen. Eiseres heeft aanvankelijk verklaard dat de op de slaapkamer aanwezige laptop van haar is, maar geeft later toe dat die van [nichtje] is en dat die van haar bij haar nicht ligt. Tijdens de controle is [nichtje] de slaapkamer binnen gelopen en heeft daar kleding van de vloer geraapt. Daarbij heeft [nichtje] desgevraagd aangegeven dat het haar kleding betrof. Eiseres heeft in bezwaar naar voren gebracht dat zij haar slaapkamer deelt met [nichtje] , maar dat is tegenstrijdig met de tijdens het huisbezoek afgelegde verklaring. Verder heeft eiseres in bezwaar naar voren gebracht dat ze bij haar nicht op [adres 1] slaapt omdat zij vaak avond- en nachtdiensten draait en geen oppas heeft, terwijl zij tijdens het huisbezoek heeft verklaard maar één keer per maand bij haar nicht te slapen. Ook dat is tegenstrijdig. Volgens verweerder kan onder woonadres worden verstaan de plek waar het geheel van persoonlijk leven samenkomt, bijvoorbeeld eten, studeren, persoonlijke verzorging en ontspanning. Dat betekent dat ook alle middelen die nodig zijn om dat leven te leiden aanwezig behoren te zijn op het woonadres. In de situatie van eiseres is dat niet het geval, omdat daar nagenoeg geen aantoonbaar persoonlijke bezittingen van eiseres zijn aangetroffen.
4.1
Eiseres heeft in beroep naar voren gebracht dat zij, haar oom en haar twee nichten in feite woonachtig zijn op twee adressen, te weten [adres 1] en [adres] . Hierdoor liggen de persoonlijke spullen van eiseres, zoals kleding, computer, post, studiemateriaal en dergelijke, ook verspreid over twee adressen. Omdat eiseres zich niet op twee adressen kan inschrijven, heeft zij zich ingeschreven op nummer [adres] , waar zij het vaakst bivakkeert. In ieder geval is eiseres uitwonend student. Het bestreden besluit is onzorgvuldig tot stand gekomen, aldus eiseres.
4.2
Ten aanzien van het betoog van eiseres dat zij in ieder geval niet bij haar moeder woonachtig is, overweegt de rechtbank als volgt. Zelfs als eiseres in dit betoog moet worden gevolgd, maakt dit niet dat eiseres recht heeft op een uitwonendenbeurs. Uit artikel 1.5, eerste lid, van de Wsf 2000 volgt immers dat daarvoor niet alleen is vereist dat je niet woont op het adres waar je ouder(s) is/zijn ingeschreven, maar ook dat je daadwerkelijk woonachtig bent op het adres waar je staat ingeschreven. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op basis van het rapport van bevindingen, zoals weergegeven in het bestreden besluit, op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres niet woonachtig is op het adres waar zij staat ingeschreven. Daartoe overweegt de rechtbank dat de toezichthouders op het adres [adres] , met uitzondering van een tweetal poststukken op naam van eiseres, geen persoonlijke bezittingen van eiseres hebben aangetroffen. Wel hebben de toezichthouders in de slaapkamer waar eiseres naar eigen zeggen slaapt, spullen van haar nichtje [nichtje] aangetroffen. Dat eiseres, zoals zij in bezwaar heeft aangevoerd, de slaapkamer met haar nichtje zou delen, volgt de rechtbank niet. Daargelaten de tegenstrijdige verklaringen die eiseres over het gebruik van de slaapkamer heeft afgelegd, zijn namelijk in het geheel geen persoonlijke spullen van eiseres in de slaapkamer aangetroffen. De beroepsgrond faalt.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. Belcheva, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Tax, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 november 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.