ECLI:NL:RBAMS:2017:8321

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2017
Publicatiedatum
14 november 2017
Zaaknummer
13/728058-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor wapenbezit en bedreiging van een politieagent

Op 15 november 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam een 23-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voor wapenbezit en bedreiging van een politieagent. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek op 1 november 2017, waarbij de officier van justitie, mr. Z. Trokic, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. A.J. van der Velden, aanwezig waren. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III en het bedreigen van een politieagent met de dood. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 25 mei 2017 in Diemen een pistool en munitie voorhanden had en de politieagent bedreigde met ernstige woorden.

De rechtbank verwierp het verweer van de raadsvrouw dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de woning van de verdachte rechtmatig was en dat het aangetroffen vuurwapen als bewijs kon worden gebruikt. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte het wapen in de slaapkamer van zijn zusje had verstopt, en dat zijn DNA op het wapen was aangetroffen.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren begaan, en het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van voorarrest, en oordeelde dat de verdachte niet in aanmerking kwam voor een voorwaardelijke straf, omdat hij niet wilde meewerken met de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/728058-17
Datum uitspraak: 15 november 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] ,
momenteel gedetineerd in het Huis van Bewaring “ [naam Huis van Bewaring] ” te [plaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 november 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. Z. Trokic en van wat de gemachtigd raadsvrouw van verdachte mr. A.J van der Velden naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 mei 2017 tot en met 25 mei 2017 te Diemen, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een of meer wapen(s) en/of munitie, te weten een wapen van categorie III, te weten;
- een (doorgeladen (voor onmiddellijk gebruik gereed)) pistool (merk Pietro Beretta, kaliber 7,65 mm browning (synoniem .32 auto/acp) en/of
- acht, althans 1 of meer patronen, (kaliber 7,65 browning (synoniem .32 auto/acp) waarvan 1 patroon in de kamer van bovengenoemd pistool), van categorie III voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 25 mei 2017 te Diemen, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Je gaat zien als ik terug ben, dan beloof ik je dat je gaat zien. Kom zonder uniform, dan ga je zien wat ik kan laten zien met mijn collega's. Jullie hebben ook collega's, dan kom ik met mijn collega's. Met je kleine pipa, dat is niks. Kom met kalasjnikovs, dan ga ik je laten zien met wat wij komen. Je hebt toch een vrouw en een kind? Wacht maar, je gaat zien, ik doorzeef je hele woning. Kogels komen van alle kanten", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking.

3.Voorvragen

Ontvankelijkheid officier van justitie
De raadsvrouw heeft bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging moet worden verklaard. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de rechter-commissaris onjuist door het openbaar ministerie is voorgelicht bij de mondelinge aanvraag om de woning van verdachte te doorzoeken. Nu de rechtbank geen enkele aanwijzing heeft dat de rechter-commissaris met de mondelinge vordering niet overeenkomstig de later ingediende schriftelijke vordering is voorgelicht, wordt het verweer verworpen.
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is – ook overigens – ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1
op 25 mei 2017 te Diemen een wapen en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad, te weten;
- een (doorgeladen (voor onmiddellijk gebruik gereed)) pistool (merk Pietro Beretta, kaliber 7,65 mm browning (synoniem .32 auto/acp)); en
- acht patronen (kaliber 7,65 browning (synoniem .32 auto/acp)), waarvan 1 patroon in de kamer van bovengenoemd pistool;
ten aanzien van feit 2
op 25 mei 2017 te Diemen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Je gaat zien als ik terug ben, dan beloof ik je dat je gaat zien. Kom zonder uniform, dan ga je zien wat ik kan laten zien met mijn collega's. Jullie hebben ook collega's, dan kom ik met mijn collega's. Met je kleine pipa, dat is niks. Kom met kalasjnikovs, dan ga ik je laten zien met wat wij komen. Je hebt toch een vrouw en een kind? Wacht maar, je gaat zien, ik doorzeef je hele woning. Kogels komen van alle kanten".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
4.2
Nadere overwegingen
4.2.1
Doorzoeking rechtmatig
De raadsvrouw heeft bepleit dat in het vooronderzoek sprake is geweest van een vormverzuim, namelijk een onrechtmatig gegeven machtiging om de woning van verdachte te doorzoeken. Ten gevolge van dit vormverzuim is in de woning van verdachte een wapen aangetroffen. Het wapen moet daarom van het bewijs worden uitgesloten, aldus de raadsvrouw. Ter onderbouwing heeft zij aangevoerd dat de motivering van de officier van justitie in de aanvraag van de doorzoeking een onjuiste weergave is van de getapte gesprekken, dan wel dat deze gesprekken onvoldoende waren om de doorzoeking te rechtvaardigen.
De rechtbank stelt vast dat de officier van justitie op 8 juni 2017 een mondelinge vordering heeft gedaan bij de rechter-commissaris tot doorzoeking van de woning van verdachte. Op 19 juni 2017 is deze vordering op schrift gesteld, waarbij de verdenking uiteen is gezet in een proces-verbaal. Uit dit proces-verbaal volgt dat verdachte tussen 21 april 2017 en 25 april 2017 zesmaal met twee personen (waaronder [naam] ) in een auto heeft gezeten waarin plaatsbepalings- en opnameapparatuur was geplaatst. Op deze data zijn de in de auto gevoerde gesprekken opgenomen. Hieruit volgt dat onder meer is gesproken over een handeling waarbij de personen ‘echt scherp moeten zijn’ omdat alle politie op de Literatuurwijk (te Almere) af zal komen, deze helemaal zal uitkammen en ‘die dinge’ sowieso gaat vinden (sessie 33). Verder blijkt dat de maximumsnelheid van politievoertuigen (sessie 33) en het gelijk in de brand steken van een busje (sessie 82) is besproken. Tijdens de gesprekken rijdt de auto rond in Almere. Daarnaast wordt op 25 april 2017 waargenomen dat verdachte samen met twee personen (waaronder [naam] ) in Almere in een gestolen Volkswagen Caddy stapt. Op 1 juni 2017 wordt [naam] aangehouden als hij in een ander gestolen voertuig richting de Literatuurwijk rijdt. Bij zijn aanhouding blijkt [naam] een vuurwapen in zijn bezit te hebben.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat bovengenoemde bevindingen in onderlinge samenhang voldoende de verdenking rechtvaardigen dat verdachte, al dan niet tezamen met anderen, voorbereidingshandelingen heeft getroffen om een persoon om het leven te brengen. Van een onjuiste weergave van de tapgesprekken in het proces-verbaal is geen sprake. De doorzoeking ter inbeslagneming acht de rechtbank dan ook rechtmatig, waardoor het daarbij aangetroffen vuurwapen bruikbaar is voor het bewijs. Het verweer wordt verworpen.
4.2.2
Vuurwapen van verdachte
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het in de woning aangetroffen pistool op 25 mei 2017, de datum waarop hij werd aangehouden, voorhanden heeft gehad. Daartoe wordt overwogen dat verdachte op deze datum in de woning aanwezig was en het vuurwapen in de slaapkamer van zijn 11-jarige zusje is aangetroffen. De vader en het zusje van verdachte hebben ieder afzonderlijk verklaard dat dit de kamer is waar verdachte, wanneer hij af en toe thuis was, ook slaapt. In deze kamer werden twee eenpersoonsbedden en een koffer met herenkleding aangetroffen. Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut leidt de rechtbank af dat het DNA van verdachte op het vuurwapen zat. Gelet op al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat het wapen aan verdachte toebehoort. De mogelijkheid dat het wapen door een ander daar is neergelegd, al dan niet na 25 mei 2017, acht de rechtbank niet aannemelijk.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad. In de kamer van de loop van het vuurwapen is een patroon aangetroffen. Daarnaast stond de hamer in de gespannen stand. Het vuurwapen was daarmee doorgeladen en voor onmiddellijk gebruik gereed. Verdachte heeft het wapen verborgen in de kamer waar, naast hijzelf, zijn 11-jarige zusje slaapt. Daarmee heeft verdachte haar veiligheid in het geding gebracht. Daarnaast is het ongecontroleerde bezit van vuurwapens gevaarlijk voor de samenleving.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een politieagent. Deze heeft in zijn aangifte verklaard dat hij zeer geraakt is door de uitspraken van verdachte.
Uit het strafblad van verdachte van 9 oktober 2017 blijkt dat hij in november 2016 eveneens en onherroepelijk is veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee. De rechtbank ziet geen aanleiding om een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, aangezien verdachte via zijn raadsvrouw te kennen heeft gegeven dat hij niet wil meewerken met de reclassering.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend is. Zij zal verdachte daarom veroordelen tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank wijkt daarmee in het voordeel van verdachte af van de eis van de officier van justitie. Voor verboden wapenbezit geven de LOVS-richtlijnen 3 maanden onvoorwaardelijke gevangenis als richtlijn. Gelet op de in dit vonnis genoemde strafverzwarende omstandigheden acht de rechtbank een straf van zes maanden gerechtvaardigd maar acht zij de eis van de officier van justitie te hoog.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, alsook de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte [verdachte] daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
zes maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.J. Cohen Tervaert, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en O.P.M. Fruytier, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Groot, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 november 2017.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.