ECLI:NL:RBAMS:2017:8320

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2017
Publicatiedatum
14 november 2017
Zaaknummer
13-702722-16 + 13/706622-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen Peter Koster wegens meerdere diefstallen en een vernieling, met aandacht voor verslavingsproblematiek en recidive

In deze strafzaak tegen Peter Koster, geboren op 26 september 1982, heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 november 2017 uitspraak gedaan. De zaak betreft meerdere diefstallen en een vernieling, waarbij de verdachte kampt met een zware GHB-verslaving. De rechtbank heeft de zaken, die onder de parketnummers 13/702722-16 en 13/706622-17 zijn aangebracht, gevoegd behandeld. Tijdens de zitting op 24 oktober 2017 heeft de officier van justitie, mr. C. Staal, een gevangenisstraf van drie maanden geëist, terwijl de raadsman, mr. G.V. van der Bom, pleitte voor een andere aanpak gezien de verslavingsproblematiek van de verdachte.

De tenlastelegging omvat onder andere diefstal van wijn en eierkoeken uit een winkel in Amsterdam, vernieling van een tramruit, en diefstal van toiletartikelen en kleding in Utrecht. De rechtbank oordeelde dat de geweldscomponent in de tenlastelegging niet wettig en overtuigend kon worden bewezen, maar achtte de diefstallen wel bewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door zijn verslaving, niet in staat is om een taakstraf of voorwaardelijke straf uit te voeren en heeft daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd.

De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van € 650,-, die nu in dertien termijnen van € 50,- moet worden voldaan. De beslissing is genomen op basis van de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de hoge kans op terugval in delictgedrag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de tenuitvoerlegging van de geldboete gelast.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/702722-16 (A) + 13/706622-17 (B) + 13/069139-13 (TUL)
Datum uitspraak: 7 november 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
KOSTER, Peter,
geboren te [geboorteplaats] op 26 september 1982,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 oktober 2017
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C. Staal, en van wat verdachtes raadsman, mr. G.V. van der Bom, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten aanzien van zaak A ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 24 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een fles) wijn en/of (eier)koeken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [winkel 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
(gevoegde zaak 13/702673-16)
hij op of omstreeks 19 juni 2016 te Amsterdam , in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een raam/ruitje van een tram, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Gemeente Vervoersbedijf Amsterdam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door opzettelijk wederrechtelijk (met kracht) op tegen die/dat raam/ruitje (van die tram) te slaan;
3.
(gevoegde zaak 13/703117-17)
hij op of omstreeks 14 november 2016 te Utrecht, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meerdere toiletartikel(en) (waaronder zeep en/of aftershave) en/of kleding en/of medicijnen en/of een of meerdere levensmiddel(en) (waaronder sportrepen) en/of een vest en/of een kaars, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [winkel 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [politieagent 1] (agent van politie Eenheid Midden-Nederland) en/of [politieagent 2] (hoofdagent van politie Midden-Nederland), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte
  • een/of meerdere zwaaiende beweging(en) met zijn arm(en) en/of trappende beweging(en) met zijn be(e)n(en) heeft gemaakt in de richting van voornoemde [politieagent 1] en/of [politieagent 2] en/of
  • voornoemde [politieagent 2] tegen het been, in elk geval het lichaam, heeft getrapt
  • en/of geschopt en/of
  • zich heeft verzet tegen voornoemde [politieagent 1] en/of [politieagent 2] en/of
  • zich heeft bewogen in tegengestelde beweging dan voornoemde [politieagent 1] en/of [politieagent 2] hem wilde(n) geleiden;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 14 november 2016 te Utrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een of meerdere toiletartikel(en) (waaronder zeep en/of aftershave) en/of kleding en/of medicijnen en/of een of meerdere levensmiddel(en) (waaronder sportrepen) en/of een vest en/of een kaars, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [winkel 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
  • voornoemd winkelbedrijf [winkel 2] is binnen gegaan en/of
  • voornoemde goed(eren) in een (sport)tas heeft gedaan en/of
  • (vervolgens) een of meerdere zwaaiende beweging(en) met zijn arm(en) en/of trappende beweging(en) met zijn be(e)n(en) heeft gemaakt in de richting van [politieagent 1] (agent van politie Eenheid Midden-Nederland) en/of [politieagent 2] (hoofdagent van politie Midden-Nederland) en/of
  • voornoemde [politieagent 2] tegen het been, in elk geval het lichaam, heeft getrapt en/of geschopt en/of
  • zich heeft verzet tegen voornoemde [politieagent 1] en/of [politieagent 2] en/of
  • zich heeft bewogen in tegengestelde beweging dan voornoemde [politieagent 1] en/of [politieagent 2] hem wilde(n) geleiden;
Aan verdachte is ten aanzien van zaak B ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 februari 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een trui (merk Stone Island), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de geweldscomponent van het in zaak A onder 3. ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Weliswaar heeft verdachte geweld gepleegd, maar dit geweld was gericht tegen zijn aanhouding door de politieagenten en werd niet gebruikt om de diefstal mogelijk of gemakkelijker te maken. Deze was immers al voltooid op het moment dat hij door de politieagenten werd aangehouden. De rechtbank acht dan ook slechts de diefstal bewezen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het in zaak A onder 1. ten laste gelegde:
op 24 september 2016 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles wijn en eierkoeken, toebehorende aan het winkelbedrijf [winkel 1] ;
Ten aanzien van het in zaak A onder 2. ten laste gelegde:
op 19 juni 2016 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruitje van een tram, toebehorende aan het Gemeente Vervoersbedrijf Amsterdam, heeft vernield door opzettelijk wederrechtelijk met kracht op tegen dat ruitje van die tram te slaan;
Ten aanzien van het in zaak A onder 3. primair ten laste gelegde:
op 14 november 2016 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen toiletartikelen (waaronder zeep en aftershave), en medicijnen en levensmiddelen (waaronder sportrepen) en een vest en een kaars, toebehorende aan winkelbedrijf [winkel 2] ;
Ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde:
op 17 februari 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een trui (merk Stone Island), toebehorende aan [winkel 3] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem in zaak A onder 1., 2. en 3. en zaak B bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest. Tevens heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de op 16 december 2015 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een geldboete van € 650,-.
De raadsman heeft te kennen gegeven dat verdachte wil afrekenen met justitie en dat de tijd van taakstraffen en voorwaardelijke sancties voorbij is.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie van 5 september 2017 van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte eerder veelvuldig voor soortgelijke delicten is veroordeeld.
Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van een reclasseringsrapport van Reclassering Inforsa van 22 december 2016. Hieruit blijkt dat verdachte gebukt gaat onder ernstige meervoudige verslavingsproblematiek. Daarnaast kent hij problemen op nagenoeg alle andere leefgebieden. Deze problematiek speelt met name ten aanzien van middelengebruik, huisvesting, financiën, antisociaal gedrag en relaties met partner en familie. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Door zijn verslaving komt verdachte veelvuldig in aanraking met politie en justitie. De terugval in overmatig middelengebruik in combinatie met recidive vereist een zwaardere inzet van behandelmogelijkheden om gedragsverandering bij verdachte teweeg te kunnen brengen, met als doel een vermindering van de kans op recidive. Het zou verdachte niet zozeer ontbreken aan motivatie, maar eerder is er sprake van een hoge mate van onmacht als gevolg van zijn verslaving en zijn leefomstandigheden. Er is dan ook een hoog risico op onttrekken aan voorwaarden. Verdachte komt wel zijn afspraken bij het Forensisch ACT-team relatief naar behoren na. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Vanwege zijn verslaving is betrokkene niet in staat een werkstraf naar behoren te verrichten.
Ten slotte heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport van Reclassering Inforsa van 23 oktober 2017. Hieruit blijkt dat verdachte niet heeft meegewerkt aan het opstellen van rapportage, ondanks dat hij daartoe meer dan voldoende gelegenheden heeft gehad. Bij gebrek aan actuele dossierinformatie kan de reclassering geen uitspraken doen over de leefstijl en leefsituatie van verdachte. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog, net als het risico op onttrekken aan voorwaarden. Verdachte heeft in het verleden meerdere toezichten opgelegd gekregen, waarvan er slechts één regulier is afgerond. Verdachte wil en/of kan zich onvoldoende houden aan afspraken en voorwaarden en onttrekt zich uiteindelijk aan het zicht van zorgverleners en de reclassering. Daardoor blijft het risico op delictgedrag onverminderd hoog en een drangkader van een (deels) voorwaardelijke veroordeling heeft dan ook geen meerwaarde. Geadviseerd wordt aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie winkeldiefstallen en een vernieling, waarbij hij telkens onder invloed lijkt te zijn geweest van GHB. Uit het dossier blijkt dan ook dat verdachte, in elk geval ten tijde van de bewezenverklaarde feiten, kampte met een zware GHB-verslaving. Als verdachte GHB heeft gebruikt, heeft hij zichzelf niet meer in de hand en weet hij niet meer wat hij doet. Bovendien blijkt uit het dossier dat verdachte, als hij onder invloed is van GHB, agressief gedrag kan vertonen. Zo heeft hij een ruitje van een loket in een tram stukgeslagen en is er bij de winkeldiefstal in de [winkel 2] ook het nodige geweld aan te pas gekomen. De rechtbank rekent deze feiten verdachte aan, waarbij de rechtbank met name het door verdachte gebruikte geweld kwalijk acht. Dergelijke feiten zorgen niet alleen voor overlast bij de direct betrokkenen, maar ook voor angst bij onschuldige omstanders. Kijkend naar de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte (en in het bijzonder de vele veroordelingen die hij voor soortgelijke feiten op zijn naam heeft staan) acht de rechtbank een geldboete of een taakstraf een gepasseerd station. Nu de reclassering bovendien geen aanknopingspunten ziet om een reclasseringstoezicht op te leggen, acht de rechtbank bovendien een voorwaardelijke (gevangenis)straf niet aangewezen. De rechtbank concludeert dan ook dat enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf recht kan doen aan de feiten zoals deze door verdachte zijn gepleegd.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling 13/069139-13
Op 26 september 2016 heeft de rechtbank een vordering ontvangen van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/069139-13, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 16 december 2015 van de politierechter te Amsterdam. Verdachte is destijds veroordeeld tot een geldboete van € 650,-, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf te gelasten. Gelet op het beperkte inkomen van verdachte zal de rechtbank daarbij bepalen dat deze geldboete in dertien termijnen van elk € 50,- dient te worden voldaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het in zaak A onder 1. en 3. primair en in zaak B bewezenverklaarde:
Diefstal, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het in zaak A onder 2. bewezenverklaarde:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de tenuitvoerleggingvan de bij voornoemd vonnis van 16 december 2015 opgelegde voorwaardelijke straf, zijnde een
geldboetevan
€ 650,- (zegge: zeshonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van dertien dagen.
Bepaalt dat voornoemde geldboete in
dertien termijnenvan elk
€ 50,- (zegge: vijftig euro)zal worden voldaan.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 november 2017.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.