Op 19 oktober 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond op 28 september 2015, waarbij de verdachte een minderjarig meisje, geboren op 10 november 2005, heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 5 oktober 2017 gehouden, waar de officier van justitie, mr. H. Vriezen-Buist, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. A.C. van der Hulst, hun standpunten naar voren brachten.
De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde niet bewezen kon worden, maar dat het subsidiair ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte had het meisje van achteren benaderd en een dildo tegen haar mond gedrukt. De rechtbank overwoog dat, hoewel de verdachte mogelijk handelde uit baldadigheid, dit niet afdeed aan de ontuchtige aard van de handeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,-, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en het feit dat hij geen strafblad had. De rechtbank heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak meegewogen in de strafmaat.