ECLI:NL:RBAMS:2017:8312

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2017
Publicatiedatum
14 november 2017
Zaaknummer
13/674120-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot gewapende overval op juwelier met DNA-bewijs

In deze jeugdstrafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 oktober 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen verdachte [verdachte], die beschuldigd werd van poging tot gewapende overval op een juwelier op 24 mei 2011 in Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met twee mededaders de juwelier, [persoon 1], heeft bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en hem fysiek geweld heeft aangedaan. De zaak kwam aan het licht door het aantreffen van DNA-sporen op een bivakmuts en latexhandschoenen in de nabijheid van de plaats delict, die matchten met het DNA van de verdachte. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte, die zich op zijn zwijgrecht beriep, als onvoldoende concreet beoordeeld. De rechtbank concludeert dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte als dader 3 betrokken was bij de overval. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van zes maanden, rekening houdend met de ernst van het feit, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de omstandigheden waaronder het delict is gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/674120-16 (Promis)
Datum uitspraak: 31 oktober 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 oktober 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.A. Kloos en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G. Palanciyan, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 24 mei 2011 te Amsterdam op of aan de [straat 1] , in elk geval op of aan een openbare weg, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) naar zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [juwelierszaak] en/of [persoon 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [persoon 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf, de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te
verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen:
- voornoemde [juwelierszaak] is/zijn binnen gegaan en/of
- zijn vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [persoon 1] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- ( met kracht) de deur van voornoemde [juwelierszaak] in de richting van die [persoon 1] heeft/hebben geduwd en/of gesmeten en/of
- ( met kracht) zijn vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp die [persoon 1] op/tegen zijn hoofd heeft/hebben geslagen en/of
- ( met kracht) die [persoon 1] bij diens keel en/of hals heeft/hebben gepakt en/of (met kracht) die [persoon 1] op de grond heeft/hebben gegooid en/of gesmeten en/of
- ( terwijl die [persoon 1] op de grond lag) (met kracht) met zijn vuurwapen, althans op (een) vuurwapen gelijkend voorwerp die [persoon 1] op/tegen diens (boven)lichaam heeft/hebben geduwd en/of gestoken en/of
- ( vervolgens) (terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) op die [persoon 1] lag(en)) (met kracht) die [persoon 1] een of meer ma(a)l(en) met zijn/hun (gebalde) vuist(en) op/tegen het hoofd en/of het lichaam geslagen en/of gestompt en/of
- ( terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) achter die [persoon 1] lag(en)) (met kracht) zijn/hun arm(en) om de keel en/of hals van die [persoon 1] gedaan en/of gehouden en/of (vervolgens) (met kracht) die [persoon 1] naar achter getrokken en/of
- ( met kracht) met zijn vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp die [persoon 1] op/tegen diens (boven)lichaam geslagen en/of
- die [persoon 1] (met kracht) tegen de deur van voornoemde [juwelierszaak] getrokken en/of
- ( met kracht) met zijn vuurwapen, althans op (een) vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen de rug, althans het (boven)lichaam van die [persoon 1] geslagen en/of
- die [persoon 1] (met kracht) bij diens hoofd heeft/hebben vastgepakt en/of
- ( terwijl die [persoon 1] de (voor)deur van voornoemde [juwelierszaak] dicht duwde en/of dichthield) (met kracht) met een hamer en/of een moker, in elk geval een hard voorwerp op/tegen het glas van de (voor)deur van voornoemde [juwelierszaak] heeft/hebben geslagen;
Artikel 312 juncto 45 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 24 mei 2011 te Amsterdam op of aan de [straat 1] , in elk geval op of aan een openbare weg, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [persoon 1] te dwingen tot de afgifte van enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) naar zijn/hun gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [juwelierszaak] en/of voornoemde [persoon 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- voornoemde [juwelierszaak] is/zijn binnen gegaan en/of
- zijn vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [persoon 1] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- ( met kracht) de deur van voornoemde [juwelierszaak] in de richting van die [persoon 1] heeft/hebben geduwd en/of gesmeten en/of
- ( met kracht) zijn vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp die [persoon 1] op/tegen zijn hoofd heeft/hebben geslagen en/of
- ( met kracht) die [persoon 1] bij diens keel en/of hals heeft/hebben gepakt en/of (met kracht) die [persoon 1] op de grond heeft/hebben gegooid en/of gesmeten en/of
- ( terwijl die [persoon 1] op de grond lag) (met kracht) met zijn vuurwapen, althans op (een) vuurwapen gelijkend voorwerp die [persoon 1] op/tegen diens (boven)lichaam heeft/hebben geduwd en/of gestoken en/of
- ( vervolgens) (terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) op die [persoon 1] lag(en)) (met kracht) die [persoon 1] een of meer ma(a)l(en) met zijn/hun (gebalde) vuist(en) op/tegen het hoofd en/of het lichaam geslagen en/of gestompt en/of
- ( terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) achter die [persoon 1] lag(en)) (met kracht) zijn/hun arm(en) om de keel en/of hals van die [persoon 1] gedaan en/of gehouden en/of (vervolgens) (met kracht) die [persoon 1] naar achter getrokken en/of
- ( met kracht) met zijn vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp die [persoon 1] op/tegen diens (boven)lichaam geslagen en/of
- die [persoon 1] (met kracht) tegen de deur van voornoemde [juwelierszaak] getrokken en/of
- ( met kracht) met zijn vuurwapen, althans op (een) vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen de rug, althans het (boven)lichaam van die [persoon 1] geslagen en/of
- die [persoon 1] (met kracht) bij diens hoofd heeft/hebben vastgepakt en/of
- ( terwijl die [persoon 1] de (voor)deur van voornoemde [juwelierszaak] dicht duwde en/of dichthield) (met kracht) met een hamer en/of een moker, in elk geval een hard voorwerp op/tegen het glas van de (voor)deur van voornoemde [juwelierszaak] heeft/hebben geslagen.
Artikel 317 juncto 45 Wetboek van Strafrecht

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
[persoon 1] is de eigenaar van juwelierszaak [juwelierszaak] , gevestigd op de [straat 1] te Amsterdam. Op 24 mei 2011 omstreeks 11.30 uur bevindt [persoon 1] zich alleen in zijn
winkel. [2] Om 11:47 uur komt een man, ‘dader 1’, aanlopen die voor de winkel stopt. Dader 1 heeft geen gezichtsbedekking. Dader 1 zwaait naar binnen om de aandacht van het aanwezige personeel te trekken. Al bellend komt [persoon 1] aanlopen en opent hij de deur voor dader 1. Dader 1 zegt tegen [persoon 1] dat hij ringen zoekt, waarop [persoon 1] tegen dader 1 zegt dat hij geen ringen voor hem heeft. Op het moment dat [persoon 1] de deur dicht wil doen komen er twee mannen, ‘dader 2’ en ‘dader 3’, van rechts naar de deur rennen. Dader 2 en dader 3 rennen de juwelierszaak in, beiden met een bivakmuts op. [persoon 1] probeert de deur nog dicht te doen, maar dit lukt niet. Dader 1 pakt direct een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en richt deze op [persoon 1] . Dader 2 en dader 3 smijten de deur richting [persoon 1] . Dader 1 slaat met het vuurwapen tegen het hoofd van [persoon 1] . Door het slaan met het vuurwapen tegen het hoofd van [persoon 1] en het smijten van de deur tegen [persoon 1] valt [persoon 1] naar achteren tegen een wand van de winkel. Dader 2 pakt [persoon 1] bij de keel en smijt hem op de grond. Dader 1 steekt [persoon 1] met het vuurwapen op zijn bovenlichaam. Dader 3 loopt hierop verder de winkel in. Dader 2 en [persoon 1] vallen samen in een worsteling op de grond. Dader 2 ligt bovenop [persoon 1] en slaat [persoon 1] met zijn vuisten hard tegen het hoofd en het bovenlichaam. Dader 2 doet zijn arm om de nek van [persoon 1] . [persoon 1] probeert zich los te maken uit de wurggreep. Dader 2 trekt [persoon 1] in de wurggreep met een forse ruk naar achteren. [persoon 1] weet zichzelf te bevrijden uit de wurggreep en weet op te staan. Dader 2 hangt om de nek van [persoon 1] . Dader 1 slaat [persoon 1] meerdere keren met het vuurwapen op zijn bovenlichaam. Dader 1 blijft [persoon 1] slaan en dader 2 probeert [persoon 1] ondertussen omlaag te trekken in een wurggreep. Dit lukt niet en [persoon 1] kan blijven staan. [persoon 1] komt los uit de wurggreep van dader 2. Dader 1 slaat [persoon 1] met het vuurwapen. Dader 2 probeert [persoon 1] nogmaals omlaag te trekken met een wurggreep. Dader 1 slaat [persoon 1] hard met het vuurwapen tegen het bovenlichaam. [persoon 1] weet zich los te rukken en weet half buiten de winkel te komen. Dader 2 probeert [persoon 1] weer naar binnen te trekken. Dader 1 loopt dan weg van de worsteling tussen dader 2 en [persoon 1] . Dader 1 loopt terug naar de worsteling tussen dader 2 en [persoon 1] die zich afspeelt bij de ingang van de juwelierszaak. Dader 2 blijft aan [persoon 1] trekken en [persoon 1] staat inmiddels half buiten de winkel. Dader 2 trekt [persoon 1] tegen de deur aan. Dader 1 rent achter het slachtoffer naar buiten. Dader 1 is buiten en staat achter [persoon 1] . Dader 1 slaat met het vuurwapen hard op de rug van [persoon 1] en rent hierna naar rechts in de richting van de [straat 2] te Amsterdam. Dader 2 heeft [persoon 1] nog vast bij zijn hoofd. De deur sluit en dader 2 en [persoon 1] worstelen nog even. Dader 2 rent vervolgens naar links toe richting de [straat 3] te Amsterdam. [persoon 1] kijkt naar binnen en probeert de deur dicht te houden als de nog in de winkel aanwezige dader 3 komt aanlopen richting de uitgang van de juwelierszaak. Dader 3 pakt een hamerachtig voorwerp uit zijn tas. [persoon 1] probeert de deur dicht te houden. Dader 3 slaat met het voorwerp tegen het glas van de deur, waardoor er een grote barst ontstaat in de ruit. [persoon 1] duikt weg bij het slaan met het voorwerp. Dader 3 komt door de deur naar buiten. [persoon 1] probeert dader 3 vast te pakken, maar slaagt daar niet in. Dader 3 rent weg naar rechts in de richting van de [straat 2] te Amsterdam. [3]
[dader 1] en [dader 2] zijn beiden onherroepelijk veroordeeld voor hun rol bij deze overval als respectievelijk dader 1 en dader 2. [4]
De vraag die voorligt is of kan worden bewezen dat verdachte [verdachte] dader 3 is geweest.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte dader 3 is geweest. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt als volgt.
Naast hetgeen hiervoor is vastgesteld ten aanzien van de overval, gaat de rechtbank uit van het navolgende.
Op een tramhalte in de nabije omgeving van de juwelierszaak, ter hoogte van [straat 1] te Amsterdam, worden twee witte latexhandschoenen, waarvan één besmeurd met bloed, en een zwart jack met capuchon aangetroffen. [5] De aangetroffen jas is van [dader 2] . [6] De handschoenen zijn naar het NFI gestuurd om een DNA onderzoek te verrichten. Van het bloed op één van de witte latexhandschoenen is een volledig DNA-profiel verkregen dat matcht met het DNA-profiel van het slachtoffer [persoon 1] . Van de binnenzijde van de handschoen is een DNA-mengprofiel verkregen van meer dan twee personen. Van dit DNA-mengprofiel is een partieel DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man. Het DNA-profiel van [dader 2] matcht met dit afgeleide DNA-hoofdprofiel. [7]
Op voornoemde tramhalte wordt nabij deze jas en handschoenen tevens een zwarte bivakmuts aangetroffen en in beslag genomen. [8]
Een DNA-extract van bemonstering van deze aangetroffen muts is onderzocht. Daarbij is een DNA-mengprofiel vastgesteld, afkomstig van celmateriaal van minimaal vier donoren, van wie zeker één man. Er kan volgens de forensisch DNA-deskundige een DNA-hoofdprofiel worden afgeleid, waarvan de frequentie kleiner is dan één op één miljard. Het DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] . [9]
Naast het aantreffen van dit DNA-profiel gaat de rechtbank uit van het navolgende.
Een verbalisant verklaart dat op de camerabeelden is te zien dat een van de gemaskerde mannen (de rechtbank begrijpt “dader 3”) kennelijk een blanke huidskleur heeft, daar rond de ooggaten een blanke huidskleur zichtbaar is. Deze persoon is ongeveer 175-180 cm en heeft een stevig postuur. [verdachte] past binnen dit profiel. [10]
Uit het dossier volgt verder dat met het telefoonnummer dat bij verdachte in gebruik was op de dag van de overval, op 24 mei 2011 tussen 8:21 uur en 8:47 uur, veertien keer contact is gezocht met het telefoonnummer van [dader 2] waarvan er daadwerkelijk twee korte gesprekken lijken plaats te hebben gevonden. [11]
In de periode van maart 2011 tot juli 2011 verbleef [dader 1] in een gastgezin te Amsterdam. Daar bleef ook regelmatig een Poolse grote blanke jongen slapen, aldus de gastouders. Desgevraagd verklaren zij dat dit [verdachte] was. Hij en [dader 1] sliepen op één kamer en waren echt vrienden. [12]
Uit onderzoek door de politie op internet blijkt dat verdachte sinds december 2010 op Facebook “bevriend” is met [dader 2] en verdachte en [dader 1] sinds januari 2012. [13]
Op 13 oktober 2014 verklaart de toenmalige vriendin van [dader 1] , [persoon 2] , tegen de politie dat hij alles tegen haar had verteld over de overval, wat hij met de kleding had gedaan en hoe hij was gelopen na de overval. Ook heeft [dader 1] haar verteld dat ‘ [verdachte] ’ de derde dader was. [14]
Ten aanzien van de op de tramhalte aangetroffen bivakmuts met daarin aangetroffen DNA-materiaal dat matcht met het DNA-materiaal van verdachte, overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank houdt het ervoor dat deze bivakmuts is gebruikt tijdens de overval door een van de gemaskerde daders, omdat deze bivakmuts vlakbij de plaats delict is aangetroffen in de directe aanwezigheid van voorwerpen die de dader [dader 2] toebehoorden en die, in elk geval wat betreft de met bloed van het slachtoffer besmeurde latexhandschoen, bij de overval is gebruikt.
De rechtbank acht het voorts zeer onwaarschijnlijk dat [dader 2] geen DNA-materiaal zou hebben achtergelaten in de aangetroffen bivakmuts als hij deze tijdens de overval zou hebben gedragen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat een bivakmuts strak om het hoofd en het gelaat zit en degene die de bivakmuts op- en afzet nauw contact maakt met de binnenkant van de bivakmuts, zeker in het geval van een heftige worsteling zoals die waarin [dader 2] met het slachtoffer is geraakt. Zie in vergelijkbare zin Gerechtshof Amsterdam 31 mei 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2904. De rechtbank leidt uit het deskundigenrapport DNA-onderzoek van 19 januari 2017 af dat in de aangetroffen bivakmuts geen DNA-materiaal van [dader 2] is aangetroffen. De rechtbank acht het derhalve niet aannemelijk dat de bewuste bivakmuts ten tijde van de overval is gedragen door [dader 2] . Nu in de aangetroffen bivakmuts slechts één hoofdprofiel is aangetroffen, dat van verdachte [verdachte] , gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte de laatste is geweest die de bivakmuts heeft opgehad. Zie in vergelijkbare zin Gerechtshof Amsterdam 13 juli 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:1812.
Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op voornoemde omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, boven redelijke twijfel verheven dat verdachte als dader 3 betrokken is geweest bij de overval. Deze omstandigheden vragen om een verklaring van verdachte.
Verdachte heeft zich in 2014 tijdens een politieverhoor beroepen op zijn zwijgrecht. Ter zitting van 17 oktober 2017 heeft verdachte ontkend dat hij betrokken is geweest bij de overval. Verdachte heeft ter zitting over het aantreffen van zijn DNA in de bivakmuts verklaard dat het inmiddels lange tijd geleden is en dat hij niet meer weet of hij een bivakmuts in zijn bezit heeft gehad. Hij reed wel scooter, dus mogelijk gebruikte hij daar een dergelijke muts voor. Hij leende destijds vaker kleding uit aan vrienden. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte onvoldoende concreet en zeker niet stellig genoeg om als verklaring te dienen voor het aantreffen van zijn DNA in de bivakmuts die nabij de plaats delict en de jas en handschoenen van dader [dader 2] wordt gevonden. Ook maakt hij deze verklaring niet verifieerbaar. Op het moment dat verdachte door de rechtbank geconfronteerd wordt met de overige bovenstaande feiten en omstandigheden heeft hij geen antwoord willen geven op vragen van de rechtbank en zich verder beroepen op zijn zwijgrecht.
De omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden kan op zichzelf niet tot het bewijs bijdragen. Wel kan de rechtbank, indien een verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven, zulks in haar overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal betrekken.
Gelet op al het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat verdachte dader 3 is geweest. Zij acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met twee anderen schuldig heeft gemaakt aan de poging tot diefstal met geweld op de [juwelierszaak] .

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 24 mei 2011 te Amsterdam op de [straat 1] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) naar hun gading, toebehorende aan [juwelierszaak] en/of [persoon 1] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen [persoon 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met zijn mededaders:
- voornoemde [juwelierszaak] zijn binnen gegaan en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [persoon 1] hebben gericht en
- met kracht de deur van voornoemde juwelierszaak in de richting van die [persoon 1] hebben gesmeten en
- met kracht met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp die [persoon 1] tegen zijn hoofd hebben geslagen en
- met kracht die [persoon 1] bij diens keel hebben gepakt en met kracht die [persoon 1] op de grond hebben gegooid en
- terwijl die [persoon 1] op de grond lag met kracht met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp die [persoon 1] tegen diens bovenlichaam hebben geduwd en
- vervolgens met kracht die [persoon 1] meermalen met gebalde vuisten tegen het hoofd en het lichaam hebben geslagen en
- met kracht een arm om de keel van die [persoon 1] hebben gedaan en gehouden en vervolgens met kracht die [persoon 1] naar achter hebben getrokken en
- met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp die [persoon 1] tegen diens bovenlichaam hebben geslagen en
- die [persoon 1] met kracht tegen de deur van voornoemde juwelierszaak hebben getrokken en
- met kracht met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen de rug van die [persoon 1] hebben geslagen en
- die [persoon 1] bij diens hoofd hebben vastgepakt en
- terwijl die [persoon 1] de deur van voornoemde juwelierszaak dichthield met kracht met een hamer tegen het glas van de deur van voornoemde juwelierszaak hebben geslagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van zes maanden.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat bij een eventuele veroordeling primair dient te worden volstaan met toepassing van artikel 9a Sr, schuldig verklaring zonder straf of maatregel, dan wel subsidiair met een werkstraf. Het tijdsverloop in deze zaak is groot en het gaat goed met verdachte. Hij heeft zijn diploma behaald en er zijn na 2013 geen politie- en/of justitiecontacten geweest.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Bij de vaststelling van deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van het modale feit gepleegd door
first offenders.
Het betreft in de onderhavige zaak een (poging tot) winkeloverval waarbij als uitgangspunt voor strafoplegging geldt als oriëntatiepunt dat – bij een first offender – een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 4 maanden zal worden opgelegd. Hierbij kunnen strafverzwarende omstandigheden de strafmaat naar boven wijzigen. Iedere strafverzwarende omstandigheid geldt daarbij in beginsel voor 1 maand jeugddetentie. In het onderhavige geval gelden als strafverzwarende omstandigheden de kwetsbaarheid van het slachtoffer, het georganiseerde karakter, het gebruik van wapens en het toebrengen van letsel.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich – zoals ook al in de vonnissen van de mededaders overwogen – op klaarlichte dag met twee mededaders schuldig gemaakt aan een poging tot het plegen van een gewapende overval op een juwelier. Er is sprake geweest van een weloverwogen actie. Zij maakten gebruik van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een hamer, verdachte en zijn mededader hadden een bivakmuts op. Nadat de medeverdachte de juwelier had misleid om de deur voor hem te openen, zijn de daders naar binnen gestormd. Verdachte stormt als tweede met fors geweld naar binnen. Eenmaal binnen hebben zij het slachtoffer onmiddellijk besprongen en hebben zij hem herhaaldelijk geslagen, zowel met vuisten als met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hem op de grond gesmeten en hem vastgehouden in een wurggreep. Uit de camerabeelden wordt duidelijk dat er veel geweld is gebruikt. Daarbij blijkt ook dat dit geweld vooral van de mededaders uitgaat. Wanneer verdachte in het pand wordt opgesloten door de juwelier, slaat hij met de hamer de ruit in. Een gevaarlijke daad waarbij de ruit versplintert voor het oog van de juwelier. Dat het bij een poging tot het plegen van een overval is gebleven is enkel aan het dappere verzet van het slachtoffer te danken. De poging overval is zeer beangstigend voor hem geweest en de gebeurtenis heeft op hem een grote impact gehad.
Gebeurtenissen als de onderhavige behoren tot een categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onveiligheid veroorzaken bij winkelpersoneel en juweliers in het bijzonder en bij de samenleving in zijn geheel. De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met het feit dat een juwelier behoort tot een categorie van kwetsbare slachtoffers, gelet op de aanwezigheid van kostbare verkoopwaar.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
van 21 september 2017 waaruit blijkt dat verdachte vóór de huidige pleegdatum is veroordeeld voor een vermogensdelict. Ook blijkt uit het uittreksel dat verdachte ná de huidige pleegdatum is veroordeeld voor meerdere strafbare feiten tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en dat hij tweemaal een geldboete aanboden heeft gekregen van het openbaar ministerie. De laatste aantekening in het uittreksel dateren van 2013. Nadien is verdachte niet meer met justitie in aanraking geweest.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van rapportage van GGZ Reclassering Inforsa van 8 november 2016, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte is opgemaakt. Hieruit blijkt dat verdachte ten tijde van het strafbare feit kampte met alcoholproblematiek, impulsproblemen had en omging met een negatief sociaal netwerk. Ook blijkt dat verdachte inmiddels een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Hij heeft afstand genomen van zijn oude netwerk en heeft controle over zijn alcoholgebruik. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat.
Gelet op al het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte een jeugddetentie op te leggen van na te melden duur. Hierbij is rekening gehouden met de ernst van het feit, het strafblad van verdachte, maar ook de latere veroordeling waardoor de samenloopbepalingen bij gelijktijdige berechting van toepassing zijn en het tijdsverloop in deze zaak. De rechtbank zal bij de straf aansluiten bij de eis van de officier van justitie.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 45, 63, 77a, 77g, 77i en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
6 (zes) maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. Beunk, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. E.M. Devis en A.S. Dogan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. P. Tanis, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 oktober 2017.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte genummerd PL133C 2011131251-1 van [persoon 1] van 25 mei 2011 (p. 1 t/m 5)
3.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden van 25 mei 2011 met nummer 2011131251 (p. 103 t/m 105)
4.Vonnis rechtbank Amsterdam 7 juli 2016 t.a.v. [dader 1] en arrest gerechtshof 6 april 2017 t.a.v. [dader 1] en vonnis rechtbank Amsterdam 1 maart 2012 en arrest gerechtshof Amsterdam 8 november 2012 t.a.v. [dader 2] .
5.Een proces-verbaal van bevindingen genummerd 2011131251-46 van [persoon 3] en [persoon 4] van 31 mei 2011 (p. 183 t/m 201).
6.De verklaring die verdachte [dader 2] blijkens diens vonnis bij het onderzoek ter terechtzitting op 16 februari 2012 heeft afgelegd.
7.Vonnis rechtbank Amsterdam 1 maart 2012 t.a.v. verdachte [dader 2] en een Forensisch DNA Rapport van het NFI met kenmerk NFI 20110824018 van 16 september 2011.
8.Een proces-verbaal van bevindingen van [persoon 3] en [persoon 4] van 31 mei 2011 met nummer 2011131251-46 (p. 183 t/m 201), een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 19 juli 2011, met nummer 2011131251-12, opgemaakt door [persoon 5] (p. 213-214), en een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming opgemaakt door [persoon 4] op 25 mei 2011 met nummer 2011131251-39 (p. 367 t/m 369).
9.Een deskundigenrapport betreffende DNA-onderzoek opgemaakt op 19 januari 2017 door dr. P.J. Herbergs, Forenisch DNA-deskundige, verbonden aan The Maastricht Forensic Institute.
10.Een proces-verbaal m.b.t. een vordering verstrekking verkeersgegevens, met nummer 2011131251 opgemaakt door [persoon 6] op 2 juni 2011 (p. 637-641)
11.Een proces-verbaal m.b.t. een vordering verstrekking verkeersgegevens, met nummer 2011131251 opgemaakt door [persoon 6] op 2 juni 2011 (p. 637-641 én bijlagen p. 644-646) en een proces-verbaal van bevindingen van 10 maart 2014, met nummer 2011131251, opgemaakt door [persoon 7] (p. 739-740).
12.Proces-verbaal van verhoor politie getuige [getuige 2] van 17 oktober 2014, met nummer 2011131251, opgemaakt door [persoon 8] en [persoon 9] (p. 835 t/m 836) en proces-verbaal van verhoor politie getuige [getuige 3] van 17 oktober 2014, met nummer 2011131251, opgemaakt door [persoon 8] en [persoon 9] (p. 843 t/m 844).
13.Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 7 oktober 2014, met nummer 2014, door [persoon 10] (p. 878 t/m 883)
14.Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 13 oktober 2014, met nummer 2011131251, door [persoon 6] en [persoon 8] (p. 798)