In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 oktober 2017 uitspraak gedaan over de omzetting van een zwakke adoptie naar een sterke adoptie naar Nederlands recht. Verzoekers, een echtpaar met de Nederlandse nationaliteit, hadden in Thailand een minderjarige geadopteerd, die de Thaise nationaliteit heeft. De rechtbank ontving verzoekschriften van de verzoekers, waarin zij vroegen om de Thaise adoptie om te zetten naar een sterke Nederlandse adoptie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Thaise adoptie in overeenstemming met het Haags Adoptieverdrag is tot stand gekomen en dat deze in Nederland van rechtswege wordt erkend. Dit betekent dat er geen tussenkomst van de Nederlandse rechter nodig is voor de erkenning van de buitenlandse adoptie.
De rechtbank heeft vervolgens de voorwaarden voor de omzetting van de adoptie beoordeeld. Aangezien de Thaise adoptie niet leidde tot het verbreken van de bestaande familierechtelijke betrekkingen, kon de adoptie worden omgezet naar een sterke adoptie volgens de Nederlandse wetgeving. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoekers belang hebben bij de omzetting, omdat de minderjarige na de omzetting de Nederlandse nationaliteit kan verkrijgen. De rechtbank heeft het verzoek tot omzetting toegewezen en de ambtenaar van de burgerlijke stand gelast om de buitenlandse geboorteakte van de minderjarige in te schrijven.
Daarnaast heeft de rechtbank de verzoeken tot wijziging van de voornaam en geslachtsnaam van de minderjarige toegewezen, waarbij de minderjarige de geslachtsnaam van de vader zal krijgen. De beschikking is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de verzoekers in hun verzoeken in het gelijk gesteld, met uitzondering van het meer of anders verzochte.