ECLI:NL:RBAMS:2017:8253
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake intrekking toestemming nevenwerkzaamheden en schorsing ambtenaar
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 14 november 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een ambtenaar, verzoeker, die door zijn werkgever, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, was geschorst en wiens toestemming voor nevenwerkzaamheden was ingetrokken. Verzoeker was sinds 1 oktober 2019 in dienst bij de gemeente en werkte als medewerker in een bedrijf. De werkgever had op 31 augustus 2017 besloten verzoeker tijdelijk in te zetten in een ander bedrijf en had zijn toestemming voor nevenwerkzaamheden ingetrokken. Op 27 september 2017 volgde een schorsing van verzoeker, omdat hij zijn nevenwerkzaamheden niet had gestaakt. Verzoeker maakte bezwaar tegen deze besluiten en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 2 november 2017 werd besproken dat verzoeker meende dat hij recht had op nevenwerkzaamheden, omdat hij eerder toestemming had gekregen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de werkgever het recht heeft om voorwaarden te stellen aan nevenwerkzaamheden en dat verzoeker openheid van zaken had moeten geven over zijn nevenactiviteiten. De voorzieningenrechter concludeerde dat de werkgever terecht de toestemming had ingetrokken, omdat verzoeker een eigen bedrijf had opgericht dat concurreerde met de werkzaamheden van de gemeente. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat de besluiten van de werkgever naar verwachting stand zouden houden in bezwaar. Er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht toegewezen.