ECLI:NL:RBAMS:2017:8219

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2017
Publicatiedatum
9 november 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4127
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete opgelegd aan horecagelegenheid wegens illegale arbeid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een horecagelegenheid en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De eiseres, een horecagelegenheid, kreeg een bestuurlijke boete van € 6.000,- opgelegd omdat er een vreemdeling zonder de vereiste verblijfs- en tewerkstellingsvergunning aan het werk was. De inspecteurs van het ministerie ontdekten tijdens een controle op 8 november 2015 dat de vreemdeling, van Ghanese nationaliteit, schoonmaakwerkzaamheden verrichtte in het café-restaurant van eiseres. De rechtbank heeft vastgesteld dat de boete terecht was opgelegd, ondanks het verweer van eiseres dat zij niet verantwoordelijk was voor de overtreding en dat het ministerie te laat had beslist op haar bezwaarschrift.

Eiseres voerde aan dat zij regelmatig contact had met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) om informatie over haar verplichtingen te verkrijgen en dat zij maatregelen had genomen om overtredingen te voorkomen. De rechtbank oordeelde echter dat het de eigen verantwoordelijkheid van de werkgever is om te controleren of aan de voorschriften van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) wordt voldaan. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de overtreding te voorkomen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de opgelegde boete.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van werkgevers in het kader van de Wav en de noodzaak om zorgvuldig te handelen bij het aannemen van personeel. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/4127

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 november 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: J.P.J.M. Bekkers),
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J.A. Huisman).

Procesverloop

Bij besluit van 25 november 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een bestuurlijke boete opgelegd van € 6.000,- wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav).
Bij besluit van 6 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2017. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Volgens het boeterapport van 31 augustus 2016 (het boeterapport) is tijdens een controle op 8 november 2015 omstreeks 07.00 uur in de vestiging van de onderneming van eiseres, gelegen aan de [adres] te [plaats] , de vreemdeling genaamd [naam] , van Ghanese nationaliteit, aangetroffen terwijl hij arbeid (schoonmaakwerkzaamheden) verrichtte. Voor de door de vreemdeling verrichte werkzaamheden was geen tewerkstellingsvergunning afgegeven.
2. Verweerder heeft in het primaire besluit op grond van de resultaten van het boeterapport aan eiseres een boete van € 6.000,- opgelegd. De boete ligt € 2.000,- lager dan het standaardbedrag omdat tussen de controle en de terugkoppeling daarop een periode van negen maanden is verstreken. In het bestreden besluit heeft verweerder eisers bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder negen weken te laat op zijn bezwaarschrift heeft beslist. Verweerder heeft de beslistermijn op 10 februari 2017 rechtsgeldig verlengd tot 31 maart 2017, maar pas beslist op 6 juni 2017. Op 21 april 2017 heeft eiseres per e-mail verweerder gewezen op het overschrijden van de beslisdatum en verzocht om duidelijkheid over het moment waarop op het bezwaar zou worden beslist. Eiseres heeft hierop geen reactie gekregen. Eiseres heeft de rechtbank daarom verzocht om de boete ongedaan te maken. Eiseres heeft op zitting nader toegelicht dat het voor haar frustrerend is dat verweerder haar wijst op overtredingen van de wet, terwijl verweerder zelf de wet niet naleeft wat betreft de beslistermijnen.
4. Niet in geschil is dat verweerder niet heeft beslist binnen de wettelijke termijn. De rechtbank kan echter een boete niet ongedaan maken of matigen vanwege het niet op tijd beslissen. Om op te komen tegen het niet op tijd beslissen staat het regime van paragraaf 4.1.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) open. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat eiser verweerder met de e-mail van 21 april 2017 in gebreke heeft gesteld, had eiser vervolgens beroep in moeten stellen tegen het niet-tijdig beslissen van verweerder. Nu eiser dat niet heeft gedaan, kan de rechtbank hier geen consequenties aan verbinden. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Eiseres heeft verder aangevoerd dat de overtreding haar niet valt te verwijten. Eiseres heeft regelmatig contact met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) gehad om informatie over haar verplichtingen op grond van de Wav in te winnen. De IND heeft steeds vermeld dat eiseres alles moet doen om overtredingen te voorkomen maar ook aangegeven te begrijpen dat eiseres niet in staat is om identiteitsfraude te herkennen. Eiseres heeft conform dit advies gehandeld, zo is haar betoog. Zo heeft eiseres van GCA Services, het bedrijf waar zij haar schoonmakers inhuurt, bewijs van het afdragen van de wettelijke premies en belastingen gevraagd en gecontroleerd of het met hen overeengekomen uurbedrag marktconform is. Eiseres heeft verder een uitkloksysteem voor interne en externe medewerkers waarbij vingerafdrukken van de schoonmakers worden gecontroleerd. Eiseres is niet uitgerust om uiterlijke kenmerken te herkennen zoals de medewerkers van verweerder. Eiseres moet het doen met een kleine pasfoto, terwijl verweerder veel duidelijkere foto’s heeft en bovendien kennis en ervaring heeft met het herkennen van gezichten. Ook hebben medewerkers van eiseres de desbetreffende vreemdeling maar één keer gezien, omdat hij zijn werkzaamheden in de nacht verrichtte. Eiseres heeft ten slotte geen financieel motief om de overtreding te plegen.
6. Voorop staat dat het volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) de eigen verantwoordelijkheid van een werkgever is om bij aanvang van de werkzaamheden na te gaan of aan de voorschriften van de Wav wordt voldaan. [1] Uit de jurisprudentie van de Afdeling volgt verder dat van boeteoplegging wordt afgezien als sprake is van het volledig ontbreken van verwijtbaarheid. Hiertoe dient de werkgever aannemelijk te maken dat hij al hetgeen redelijkerwijs mogelijk was heeft gedaan om de overtreding te voorkomen. Een verminderde mate van verwijtbaarheid kan aanleiding geven om de opgelegde boete te matigen. [2]
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake is van ontbrekende of verminderde verwijtbaarheid. Wat eiseres aanvoert heeft hij ook in zijn zienswijze en in zijn bezwaar aangevoerd. In reactie daarop heeft verweerder een gemotiveerd standpunt ingenomen dat de toets in rechte kan doorstaan. Daarbij is met name van belang, dat, gelet op de zich in het dossier bevindende foto’s van de vreemdeling en de persoon onder wiens naam de vreemdeling bij eiseres heeft gewerkt, de controlerende medewerker van eiseres had kunnen zien dat het twee verschillende personen betrof, ook als de controlerende medewerker slechts een kopie van het paspoort tot zijn beschikking had. Bij een zorgvuldige bestudering van de paspoortfoto, hetgeen de Wav van werkgevers verlangt, hadden de verschillen met de vreemdeling opgemerkt moeten worden. Nu deze controle niet voldoende zorgvuldig heeft plaatsgevonden, kon eiseres niet zonder meer op het vingerafdruksysteem vertrouwen. De beroepsgrond slaagt niet.
8. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, rechter, in aanwezigheid van mr. B.V.A. Corstens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 november 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2952.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 12 maart 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC6443.