ECLI:NL:RBAMS:2017:8214

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2017
Publicatiedatum
9 november 2017
Zaaknummer
13-751781-17 17-5535
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering aan Polen toegestaan; verweer met betrekking tot artikel 12 OLW verworpen

Op 9 november 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 6 maart 2017 door de Regional Court in Poznań is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1992 in Polen, is gedetineerd in Nederland en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in het land. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij op de hoogte was van de tegen hem lopende procedures.

De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. R. Heemskerk, verworpen. De raadsman stelde dat de overlevering moest worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon nooit een dagvaarding had ontvangen. De rechtbank oordeelde echter dat de mededelingen van de Poolse autoriteiten betrouwbaar zijn en dat er geen reden is om aan de juistheid van deze informatie te twijfelen. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon wel degelijk op de hoogte was van de zittingen en dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet niet van toepassing is.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, zodat de opgeëiste persoon zijn vrijheidsstraf in Polen kan ondergaan. De uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. M.T.C. de Vries en B. Poelert, rechters, in aanwezigheid van griffier L.C. Werkman.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751781-17
RK nummer: 17/5535
Datum uitspraak: 9 november 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 29 augustus 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 maart 2017 door de Regional Court in Poznań, 3rd Criminal Department, Polen, en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] , Polen, op [geboortedatum] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 oktober 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. R. Heemskerk, advocaat te ‘s-Gravenhage en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat zij er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht.
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van twee voor tenuitvoerleggingvatbare vonnissen, beide gewezen door the District Court in Piła, te weten:
een vonnis van 15 oktober 2015, waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf voor de duur van
acht maanden, waarvan nog
acht maandenmoeten worden uitgezeten,
Zaaksnummer II K 632/15
een vonnis van 18 november 2015, waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf voor de duur van
zes maanden, waarvan nog
zes maandenmoeten worden uitgezeten,
Zaaksnummer II K 740/15
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van beide vrijheidsstraffen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, Polen.
Het EAB betreft de drie feiten, zoals die als volgt in onderdeel e) zijn omschreven:
A.
On 3 November 2014, in the town of Piła, acting with a premeditated intent to achieve a material gain, [opgeëiste persoon] signed cash loan agreement no. [nummer] with company Provident Polska SA, misleading the authorised representative of the prejudiced company as to his intention to pay off the loan and the source and amount of his income by including a false statement as to his financial situation in the loan application stating that he worked for Ranstadt company as an operator, which had a significant impact on the decision whether to
grant him the loan, and caused Provident Polska S.A. to disadvantageously dispose of its property in the sum of PLN1000;
B.
I.
between 13th June 2015 and 14th June 2015, in the town of Piła, located in Piła
district, Wielkopolskie province, on Łączna street, [opgeëiste persoon] intentionally
caused damage to an Opel Corsa vehicle, registration plate no. [kentekennummer] , by setting
fire to a plastic component of the vehicle, causing the vehicle to partially burn and
damaging the windshield, and furthermore he tore off two side mirrors from the
vehicle, causing a total of PLN1500 worth of damage to the prejudice of [persoon]
;
II.
between 13th June 2015 and 14th June 2015, in the town of Piła, located in Piła district, Wielkopolskie province, on Łączna street, [opgeëiste persoon] intentionally caused damage to a garbage can shed by setting fire to the garbage in the cans and an old rug thrown out next to the cans, with the fire then spreading to the garbage can shed, causing a total of PLN1,510.61 worth of damage to the prejudice of Jadwiżyn Tenants’ Association.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt raadsmanPrimair moet de overlevering worden geweigerd. De opgeëiste persoon ontkent dat hij ooit een dagvaarding heeft ontvangen en hij ontkent dat hij op de hoogte is geweest van de vonnissen. De Poolse autoriteiten zouden op eenvoudige wijze kunnen aantonen dat de feiten anders liggen, bijvoorbeeld door het overleggen van door de opgeëiste persoon ondertekende bewijzen van ontvangst. Dit hebben ze niet gedaan.
Subsidiair moet het onderzoek worden aangehouden om de Poolse autoriteiten in de gelegenheid te stellen dergelijke stukken alsnog over te leggen.
Standpunt officier van justitieIn het EAB is al vermeld dat de opgeëiste persoon voor beide strafzaken in persoon is opgeroepen. In een aanvullende brief van 29 september 2017 is een en ander nog eens nader gespecificeerd. Er is geen enkele reden om aan de mededelingen van de Poolse autoriteiten te twijfelen. Voor nader onderzoek is geen aanleiding.
Oordeel rechtbankDe rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het verweer faalt.
Zij overweegt daarbij het volgende.
In het EAB onder d) staat vermeld:
no, the person did not appear in person at the trial resulting in the decision, waarbij de volgende toelichting wordt gegeven:
the person wassummoned in personon 03/09/2015 (case A) and 06/10/2015 (case B) and thereby informed of the scheduled date and place of the trial which resulted in the decision and was informed that a decision may be handed down if he or she does not appear for the trial.
In de aanvullende brief van 29 september 2017 wordt dit nader bevestigd. De opgeëiste persoon heeft de oproeping voor de zittingen (‘notification’) op respectievelijk 3 september 2015 en 6 oktober 2015 in persoon ontvangen en getekend voor de ontvangst.
De rechtbank is van oordeel dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet aan de orde is. Hetgeen de opgeëiste persoon naar voren heeft gebracht is onvoldoende om te twijfelen aan de juistheid van hetgeen in het EAB en in de aanvullende brief is verklaard door de Regional Court in Poznań, de autoriteit die het EAB heeft uitgevaardigd.

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit onder A waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de onder B omschreven feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan. De feiten leveren naar Nederlands recht op:
B 1: opzettelijk brandstichtenen
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
B 2: opzettelijk brandstichten

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 157 en 350 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 Overleveringswet.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Regional Court in Poznań, 3rd Criminal Department, Polen, ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 9 november 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.