ECLI:NL:RBAMS:2017:8213

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2017
Publicatiedatum
9 november 2017
Zaaknummer
13-751431-17 17-3182
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel

Op 9 november 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat op 21 april 2017 door de Onderzoeksrechter te Tongeren, België, is uitgevaardigd. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1996, die verdacht wordt van betrokkenheid bij georganiseerde diefstallen van voertuigen in België. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om af te zien van de weigeringsgrond, omdat het onderzoek in België is gestart en de medeverdachten daar worden vervolgd.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook de garantie van de Procureur des Konings ontvangen dat de opgeëiste persoon na zijn veroordeling in België naar Nederland zal terugkeren om zijn straf daar uit te zitten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering kan plaatsvinden, omdat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, waarbij de relevante wetsartikelen zijn genoemd. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters in aanwezigheid van de griffier, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751431-17
RK-nummer: 17/3182
Datum uitspraak: 9 november 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 15 mei 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 april 2017 door de Onderzoeksrechter te Tongeren, België, en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 oktober 2017.
Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.E.R. Geurts, advocaat te Maastricht. De raadsvrouw heeft geen verweer tegen de vordering gevoerd en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen en vervolgens voor onbepaalde tijd verlengd.
De reden hiervan is gelegen in het feit dat zij er niet in is geslaagd binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een Europees aanhoudingsbevel bij verstek ter fine van uitlevering van
21 april 2017.
Referentie: dossier 17/022
3.1
GrondslagDe rechtbank overweegt, onder verwijzing naar de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (C-241/15, ECLI:EU:C:2016:385, “Bob-Dogi”) het volgende.
Een EAB moet worden onderscheiden van een aan het EAB voorafgaand nationaal aanhoudingsbevel.
De ervaring leert dat een door een Belgische autoriteit uitgevaardigd EAB in de regel berust op een ‘Aanhoudingsbevel bij verstek’, uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter die ook het EAB heeft uitgevaardigd. Dit Aanhoudingsbevel bij verstek – het nationale aanhoudingsbevel – draagt veelal dezelfde datum als het EAB, maar is daaraan voorafgaand uitgevaardigd.
Het nationale aanhoudingsbevel bij verstek bevindt zich vrijwel altijd bij het dossier.
Dit laatste is nu niet het geval.
De aanduiding van het bevel, in het bijzonder het woord ‘
Europees’, berust naar het oordeel van de rechtbank op een kennelijke misslag. Hetzelfde geldt overigens voor het woord ‘
uitlevering’. De rechtbank verstaat de aanduiding van de grondslag aldus dat het EAB berust op een nationaal aanhoudingsbevel van 21 april 2017, uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter te Tongeren. Dit laatste is ook door hem bevestigd.
3.2
Inhoud
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan twee naar het recht van België strafbare feiten.
Deze feiten zijn als volgt omschreven in onderdeel e) van het EAB:
In het kader van een gerechtelijke onderzoek naar verschillende diefstallen van voertuigen (hoofdzakelijk van het merk Volkswagen) werden twee personen, [persoon 1] en [persoon 2] , in voorlopige hechtenis genomen. Beide personen leggen uitgebreide verklaringen af waaruit blijkt dat zij sinds de zomer van 2016 minimaal een 20 tal auto’s zouden hebben gestolen middels het aanmaken van valse sleutels. Dat deze auto’s ofwel werden ontmanteld ofwel in hun geheel werden verkocht.
Uit bovenvermelde verklaringen blijken aanwijzingen dat de genaamde [opgeëiste persoon] , geboren [geboorteplaats 2] op [geboortedag] .1996, op grote schaal integrale (gestolen) auto’s dan wel grote hoeveelheden aan onderdelen van gestolen auto’s afnam van [persoon 1] en [persoon 2] .
Dat volgens de elementen uit het dossier blijkt dat de gestolen onderdelen dan wel de gestolen voertuigen door [opgeëiste persoon] ofwel worden opgehaald in [plaats] (België, alwaar [persoon 1] een garage uitbaat) ofwel de gestolen auto’s liet afleveren op zijn adres in Nederland.
Uit aanvullende informatie van de Onderzoeksrechter te Tongeren d.d. 16 juni 2017 blijkt dat de verdenking betrekking heeft op 20 tot 30 diefstallen, gepleegd in Belgisch Limburg, de provincie Luik, Vlaams Brabant.
De diefstallen werden gepleegd gespreid over een periode van augustus 2016 tot maart 2017.

4.Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit/de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Procureur des Konings, Parket van de Procureur des Konings Limburg (België) heeft de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 paragraaf 3 van het Kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u overgeleverde Nederlandse onderdaan, in casu de Nederlandse onderdaan [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om deze straf of maatregel daar te ondergaan.
De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).Na de terugkeer kan de Belgische vrijheidsbenemende straf of maatregel worden aangepast.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbare feiten opleveren.
De rechtbank stelt vast dat aan deze voorwaarde is voldaan want de onder 4 bedoelde feiten kunnen naar Nederlands recht worden gekwalificeerd als
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of valse sleutels, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
en/of
medeplegen van opzetheling.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a OLW

De rechtbank stelt vast dat het EAB betrekking heeft op strafbare feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW verbiedt in een dergelijk geval de overlevering voor deze feiten.
De officier van justitie heeft echter overeenkomstig artikel 13, tweede lid, OLW gevorderd dat wordt afgezien van de weigeringsgrond en daartoe aangevoerd dat het onderzoek een aanvang heeft genomen in België, het bewijs zich in België bevindt en dat de medeverdachten in België worden vervolgd en/of daar al zijn veroordeeld.
Het voorgaande brengt volgens de officier van justitie mee dat uit het oogpunt van een goede rechtsbedeling overlevering aan de Belgische autoriteiten moet plaats vinden en overname van de strafzaak door Nederland niet de voorkeur verdient.
Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten heeft de officier van justitie in redelijkheid tot haar vordering kunnen komen.
Er moet dan ook worden afgezien van de in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW bedoelde weigeringsgrond.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, moet de overlevering worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47, 311 en 416 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6, 7 en 13 Overleveringswet..

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Onderzoeksrechter te Tongeren (België) ten behoeve van het in België tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 9 november 2017.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.