Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
MR. H. DE CONINCK-SMOLDERS in hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid V&D B.V.,
MR. C. VAN DE MEENT in hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid V&D B.V.,
1.De procedure
- de dagvaarding van 24 mei 2016,
- de akte houdende overlegging producties van 1 juni 2016, aan de zijde van [eiseres] ,
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met producties van 12 oktober 2016,
- het tussenvonnis van 26 oktober 2016 waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties van 15 februari 2017,
- de akte wijziging eis tevens overlegging nadere producties (nrs. 9 t/m 17) van 4 mei 2017, aan de zijde van [eiseres] ,
- de akte overlegging nadere productie (nr. 9) van 4 mei 2017, aan de zijde van Curatoren,
- het proces-verbaal van comparitie van 4 mei 2017,
- de brief van mr. Gratama van 19 mei 2017,
- de brief van mr. Jager van 22 mei 2017.
2.De feiten
in conventie en in reconventie
- i) haar openstaande vordering op V&D ingediend, namelijk € 376.111,97 aan openstaande facturen daterend van 29 september 2014 t/m 9 december 2015,
- ii) zich beroepen op eigendomsvoorbehoud ten aanzien van de aan V&D afgeleverde maar onbetaald gebleven zaken en
- iii) het recht van reclame ten aanzien van die zaken ingeroepen.
Supplier Declarationondertekend. Het stuk luidt als volgt:
Supplier Declaration, luiden voor zover van belang als volgt:
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
Supplier Declarationis ondertekend en de implicaties van de mailwisseling van februari 2015.
Supplier Declarationhet volgende. Dit stuk is destijds aan [eiseres] voorgelegd om de voorgewende reden dat het slechts ging om een stuk met betrekking tot milieu- en productveiligheid. Gelet daarop is het stuk ondertekend door een medewerker die zich bezig hield met milieu- en productveiligheid, maar die niet bevoegd was om te tekenen voor de toepasselijkheid van door V&D gebruikte algemene voorwaarden. De medewerker heeft zich ook niet gerealiseerd dat zo’n toepasselijk verklaring mede de bedoeling was van de
Supplier Declaration. [eiseres] beroept zich op de tekenings-onbevoegdheid, en verder op dwaling, misbruik van omstandigheden en het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn van het toestaan van een beroep door V&D op haar algemene voorwaarden.
Supplier Declarationaan [eiseres] is voorgelegd onder de mededeling dat het stuk slechts betrekking heeft op milieu- en productveiligheid – wat door V&D wordt betwist. Zelfs als deze grondslag juist is, dan heeft [eiseres] uit de tekst van de
Supplier Declarationmeteen moeten begrijpen dat het stuk óók betrekking heeft op het toepasselijk maken van de door V&D gebruikte algemene voorwaarden. Dit staat immers onverholen en ondubbelzinnig vermeld. Het is zelfs zo dat de betalingstermijn – niet zijnde een aspect van milieu- of productveiligheid – nog opzichtiger, namelijk met de hand, erbij geschreven staat. [eiseres] heeft haar stelling, dat V&D bedrieglijk heeft gehandeld, gelet op het vorenstaande en na gemotiveerde betwisting door V&D dan ook onvoldoende geconcretiseerd om te worden toegelaten tot bewijslevering. Toen (de medewerker van) [eiseres] daadwerkelijk kennis nam van de inhoud van de
Supplier Declarationmoet het [eiseres] duidelijk zijn geweest wat de strekking van dit stuk was. Het alternatief is dat de medewerker van [eiseres] , bij wijze van spreken, ‘blind heeft getekend’. Dat dit is gebeurd, is door [eiseres] echter niet gesteld, daargelaten de juridische consequentie van dergelijk handelen. De conclusie is dat het handelen van V&D bij het ondertekenen van de
Supplier Declarationgeen aanleiding kan geven om dat stuk niet toepasselijk te achten. De overige door [eiseres] onder 4.2 genoemde rechtsgronden kunnen dan ook onbesproken blijven.
Supplier Declarationen) de eigen algemene voorwaarden, waaronder de voorwaarde van eigendomsovergang op V&D van door [eiseres] geleverde zaken, ook voor de toekomst; V&D weigerde daarbij expliciet om een andersluidende bevestiging aan [eiseres] te geven. In de e-mail van 10 februari (10:36u) deelt [eiseres] mede dat zij voor de toekomst niet anders kan dan leveren onder eigendomsvoorbehoud. Vervolgens vraagt [eiseres] om een bevestiging waarbij zij aangeeft, zo moet de tekst althans redelijkerwijs worden verstaan, ten eerste dat de algemene voorwaarden van V&D toch de mogelijkheid van eigendomsvoorbehoud voor de leverancier zouden moeten bieden, en ten tweede dat met de bevestiging spoed is gemoeid. [eiseres] zélf acht een bevestiging van V&D in de vorm van een mededeling (een expliciete verklaring) dus een wezenlijk element van het bereiken van overeenstemming over een eigendomsvoorbehoud voor de toekomst. In elk geval mocht [eiseres] uit het vervolgens stilzwijgen door V&D geen overeenstemming over een eigendomsvoorbehoud voor de toekomst afleiden; V&D had op 9 februari 2015 immers al expliciet verklaard dat zij niet de door [eiseres] gewenste bevestiging zou geven, en die verklaring is nadien niet ingetrokken. Daar komt nog bij dat V&D niet daadwerkelijk heeft stilgezwegen: in de e-mail van 10 februari (15:33u) heeft V&D [eiseres] verwezen naar een ander contactpersoon voor zover het ging om de kwestie van het eigendomsvoorbehoud.
Supplier Declaration) de door V&D gebruikte algemene voorwaarden van toepassing zijn, waaronder de voorwaarde van eigendomsovergang op V&D van door [eiseres] geleverde zaken. Dit wordt niet anders door de nog door [eiseres] ingenomen stelling dat [eiseres] vanaf 10 februari 2015 steeds in haar orderbevestigingen, facturen en prijslijsten heeft verwezen naar de eigen algemene voorwaarden (waaronder de voorwaarde van eigendomsvoorbehoud); daarmee wordt immers niet teniet gedaan de reeds bereikte overeenkomst, inhoudende de uitsluitende toepasselijkheid van de door V&D gebruikte algemene voorwaarden.
terme de grâceis en dus niet de opeisbaarheid van de desbetreffende vordering van [eiseres] opschort; die vordering is opeisbaar vanaf het moment van aflevering (artikel 7:26 lid 2 BW), aldus Curatoren. [eiseres] daarentegen stelt dat met het overeenkomen van genoemde termijn ook een moment van opeisbaarheid is overeengekomen, namelijk na afloop van de 90 dagen; dit standpunt is door Curatoren ook als juist erkend, want de vergoeding die Curatoren uit hoofde van de door hen erkende reclamerechten reeds aan [eiseres] hebben voldaan, is gebaseerd op de, toen nog door beide partijen gedeelde, notie dat enige vordering van [eiseres] opeisbaar werd na verloop van 90 dagen, aldus [eiseres] .
moestbetalen. Aldus is sprake van de situatie die volgens het beginsel van artikel 6:39 lid 1 BW geldt, namelijk de situatie dat een tijd voor de nakoming is bepaald (de 7de dag van de maand als bedoeld in de termijn van 90+ dagen) en dat daarmee slechts wordt belet dat eerdere nakoming wordt gevorderd, terwijl het V&D intussen vrijstaat om eerder te betalen (ook al gebeurde dat in de praktijk nooit).
onbetaalde en
binnen de
reclameringstermijn geleverde zaken worden hierna kortheidshalve de OBR-zaken genoemd.
first in first out(FIFO) is het ook niet aannemelijk dat (veel) betaalde voorraad in opslag is blijven liggen. In concreto is het zo dat V&D werkte met een geautomatiseerd voorraadbeheersysteem dat automatisch orders plaatste van artikelen waarvan V&D wenste dat deze doorlopend konden worden besteld. Door gebruikmaking van deze software bestelde V&D automatisch bij bepaalde voorraadposities (als de voorraad bijna op was). [eiseres] leverde dan aan het distributiecentrum van V&D, van waaruit de producten vervolgens werden gedistribueerd naar de filialen waarvoor orders werden geplaatst. Het is dus niet zo dat de gehele voorraad van V&D op één hoop gegooid kan worden en geheel ‘vermengd’ zou zijn, in die zin dat van die gehele voorraad niet meer vastgesteld zou kunnen worden welk deel wel of niet betaald zou zijn. Voorts is van belang dat de voorraad in het distributiecentrum vlak na het failleren van V&D al heel laag was in vergelijking met het totale aantal bij V&D aanwezige producten. Het overgrote deel van de voorraad was kennelijk dus al geleverd aan de winkels om te kunnen worden doorverkocht. Mede in verband met de beperkte ruimte die in de winkels voor opslag aanwezig was kan hieruit worden afgeleid dat de nog aanwezige voorraad bestond uit de laatste leveringen van [eiseres] ; dit wordt nog eens ondersteund door de gedachte dat je niet gaat inkopen wanneer in de winkels nog veel voorraad zou liggen, zeker niet met gebruikmaking van een geavanceerd voorraadbeheersysteem.
5.De beslissing
woensdag 6 december 2017opdat [eiseres] bij akte mededeelt of zij van de gelegenheid tot bewijslevering door getuigen gebruik zal maken en zo ja, met vermelding van het aantal getuigen alsmede met een opgave van de verhinderdata van alle betrokkenen in de maanden januari t/m maart 2018, waarna een dag voor getuigenverhoor zal worden bepaald,