ECLI:NL:RBAMS:2017:8167

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2017
Publicatiedatum
8 november 2017
Zaaknummer
13/665462-16 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot moord/doodslag na schietincident in Amsterdam

Op 8 november 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 33-jarige man, die werd verdacht van poging tot moord/doodslag op zijn oom. De zaak kwam ter terechtzitting op 25 oktober 2017, waar de officier van justitie, mr. A.M. Lobregt, de vrijspraak van de verdachte vorderde. De verdachte had op 10 augustus 2016 in Amsterdam, na een ruzie in café [naam café], met een vuurwapen op zijn oom geschoten. Echter, het slachtoffer deed geen aangifte en de getuigenverklaringen waren niet eenduidig. Camerabeelden gaven ook geen duidelijkheid over de identiteit van de schutter.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Hoewel de verdachte op camerabeelden te zien was in de nabijheid van het café, kon niet met zekerheid worden vastgesteld dat hij degene was die op het slachtoffer had geschoten. De rechtbank concludeerde dat er ten minste één andere persoon aanwezig was tijdens het schietincident, waardoor niet kon worden uitgesloten dat een ander de schoten had gelost. Gezien deze omstandigheden sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.

De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken, en dat de afwezigheid van een duidelijke verklaring van het slachtoffer en inconsistenties in getuigenverklaringen leiden tot vrijspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/665462-16 (Promis)
Datum uitspraak: 8 november 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] , ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 oktober 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Lobregt en van wat verdachte en zijn raadsman mr. W.J. Morra naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 augustus 2016 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), meerdere malen, althans eenmaal, met een vuurwapen, in het rechterbovenbeen en/of het linkerbovenbeen, in elk geval in de richting van het lichaam, van die [slachtoffer] heeft geschoten;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 10 augustus 2016 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet, meerdere malen, althans eenmaal, met een vuurwapen, in het rechterbovenbeen en/of het linkerbovenbeen, in elk geval in de richting van het lichaam, van die [slachtoffer] heeft geschoten;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 10 augustus 2016 te Amsterdam aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, namelijk (een) schotwond(en) aan het linker- en/of rechterbovenbeen, heeft toegebracht, door met dat opzet meerdere malen, met een vuurwapen, in het rechterbovenbeen en/of het linkerbovenbeen, in elk geval in de richting van het lichaam, van die [slachtoffer] te schieten;
meest subsidiair:
hij op of omstreeks 10 augustus 2016 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meerdere malen, althans eenmaal, met een vuurwapen, in het rechterbovenbeen en/of het linkerbovenbeen, in elk geval in de richting van het lichaam, van die [slachtoffer] heeft geschoten.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het aan hem ten laste gelegde.
Hoewel de in het dossier vervatte bewijsmiddelen de ernstige verdenking hebben doen rijzen dat verdachte, nadat hij in café [naam café] te Amsterdam ruzie heeft gehad met zijn oom (het latere slachtoffer), naar het voornoemde café is teruggekeerd terwijl hij een vuurwapen voorhanden had, kan niet met zekerheid worden vastgesteld hoe de gebeurtenissen nadien zijn verlopen en of het daadwerkelijk verdachte is geweest die de trekker heeft overgehaald. Het slachtoffer heeft geen aangifte willen doen, de getuigenverklaringen zijn niet eenduidig en ook de camerabeelden hebben hierover geen uitsluitsel kunnen geven.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, onder verwijzing naar zijn pleitaantekeningen, het standpunt ingenomen dat verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Het scenario dat verdachte de schutter is geweest, berust niet op wetenschap of waarneming, maar op gissing en invulling. Over de schutter is immers door niemand verklaard, noch is hij door iemand gezien. De ruzie tussen verdachte en het slachtoffer, eerder op de avond, heeft geen bewijzend karakter en is niet van belang omdat de tenlastelegging niet op de met de ruzie samenhangende handelingen ziet. Voorts ontbreken het bewijs en de waarneming dat de man, die op de camerabeelden is te zien met een ‘vermoedelijk vuurwapen’, verdachte is.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft verklaard de betreffende avond in café [naam café] aan het [adres 1] in Amsterdam ruzie te hebben gehad met zijn oom, het latere slachtoffer. Verdachte heeft verklaard daarna naar zijn woning in [woonplaats] te zijn gelopen en niet naar het café te zijn teruggekeerd.
Op grond van diverse getuigenverklaringen stelt de rechtbank vast dat verdachte de persoon is die in de beschrijving van de camerabeelden in café [naam café] wordt aangeduid als NN1. Beschreven wordt en te zien is dat deze NN1 in gevecht raakt met het latere slachtoffer [slachtoffer] . Van het dossier maken ook deel uit camerabeelden van de buitenzijde en het terras van het café. Deze beelden zijn van goede kwaliteit. Te zien is dat, circa negen minuten nadat NN1 (verdachte) en circa één minuut nadat [slachtoffer] en zijn vriendin het café hebben verlaten, een persoon aan komt lopen die voor het café blijft staan en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp uit zijn jaszak/broeksband haalt. Gelet op overeenkomsten wat betreft het postuur, de haardracht, de kleding, en de opvallende witte accenten op de schoenen van deze persoon enerzijds, en de als verdachte herkende NN1 eerder in café [naam café] anderzijds, stelt de rechtbank vast dat deze persoon verdachte betreft.
Hoewel daarmee is komen vast te staan dat het verdachte is geweest die nadien – in het korte tijdsbestek van circa negen minuten – met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) is teruggekeerd naar het voornoemde café, is onvoldoende komen vast te staan dat het ook verdachte is geweest die, weer enige minuten later, op het slachtoffer heeft geschoten. Verdachte heeft het ten laste gelegde consequent ontkend en het slachtoffer heeft geen aangifte willen doen en stelt zich van het schietincident en wat daar direct aan voorafging niets meer te herinneren.. Voorts kan worden vastgesteld dat tenminste één andere persoon zich in de omgeving van de plaats van het misdrijf bevond ten tijde van de schietpartij, waardoor niet kan worden uitgesloten dat een ander dan verdachte op het slachtoffer heeft geschoten. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mrs. W.H. van Benthem en H.E. Spruit, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.I. Robijns, griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 november 2017.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.