Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[gedaagde 1], tevens handelend onder de naam
[bedrijf 1],
1.De procedure
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Ter zitting waren aanwezig:
Voorts waren twee tolken in de Engelse taal aanwezig ( [naam 8] en [naam 9] ).
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
2.De feiten
ex parteverbod gevraagd tegen de verhandeling van de producten van Wallmax. Roxtec heeft dit verzoek gegrond op oneerlijke mededinging en op de inbreuk op twee van haar uniemerken. Op 4 januari 2017 heeft het Landgericht Hamburg Wallmax een verbod gegeven tot het in het verkeer brengen van haar producten in Duitsland. Hiertoe is onder meer overwogen dat de verschillende producten nagenoeg identiek (“nahezu identisch”) zijn en dat de verschillende kleurstelling hieraan niet afdoet. Na een bezwaarschrift hiertegen van Wallmax heeft het Landgericht Hamburg deze beslissing
inter partesgehandhaafd. De motivering van deze laatste beslissing is nog niet beschikbaar.
3.Het geschil in conventie
1. [bedrijf 1] en Wallmax op straffe van dwangsommen te gebieden iedere inbreuk in de Europese Unie op de auteursrechten van Roxtec te staken en gestaakt te houden;
2. [bedrijf 1] en Wallmax op straffe van dwangsommen te gebieden iedere inbreuk in Nederland op de merkrechten van Roxtec te staken en gestaakt te houden;
3. [bedrijf 1] en Wallmax op straffe van dwangsommen te gebieden ieder onrechtmatig handelen, bestaande uit het slaafs nabootsen van de producten van Roxtec, te staken en gestaakt te houden;
4. [bedrijf 1] en Wallmax op straffe van dwangsommen te gebieden schriftelijke opgave te doen van de toeleveranciers van de inbreukmakende producten, van de aantallen inbreukmakende producten die ten behoeve van [bedrijf 1] en Wallmax zijn vervaardigd, aan hen zijn afgeleverd en bij hen in voorraad zijn, de inkoopprijzen van die producten en de bruto- en nettowinst die daarmee is behaald;
6. [bedrijf 1] en Wallmax te veroordelen in de kosten van dit geding op grond van artikel 1019 h Rv (waarbij de voorzieningenrechter dient uit te gaan van een salaris advocaat van € 40.000,-, zie onder 1.2) en
7. de termijn voor het instellen van de hoofdzaak als bedoeld in artikel 1019i Rv te bepalen op 6 maanden.
4.Het geschil in voorwaardelijke reconventie
1.
primairRoxtec op straffe van dwangsommen te verbieden feitelijke en/of (bewarende) rechtsmaatregelen te nemen die Wallmax het ongestoord houden van de beurzen in Amsterdam en/of Rotterdam (zie 2.12) belemmeren;
2.
subsidiairRoxtec op straffe van dwangsommen te gelasten dit vonnis over te leggen bij enig verzoek tot beslaglegging ten laste van Wallmax dat beoogt of als gevolg kan hebben het ongestoord houden van de beurzen in Amsterdam en/of Rotterdam (zie 2.12) te belemmeren;
3.
primair en subsidiairRoxtec te veroordelen in de kosten van dit geding op grond van artikel 1019h Rv, te vermeerderen met de wettelijke rente.