Op 20 oktober 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 15 maart 2017 te Amsterdam, waarbij de verdachte een vuistslag heeft gegeven aan [slachtoffer 1], wat resulteerde in een gebroken kaak. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 20 oktober 2017 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. S. Sondermeijer, en de raadsman van de verdachte, mr. S.J. Römer, aanwezig waren.
De tenlastelegging omvatte verschillende vormen van mishandeling, waaronder opzettelijke zware mishandeling en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen letselverklaring van het slachtoffer was, wat cruciaal was voor de bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor het primair en subsidiair ten laste gelegde, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank heeft echter wel de meer subsidiair ten laste gelegde eenvoudige mishandeling bewezen verklaard. De verdachte heeft erkend dat hij een vuistslag op de kaak van het slachtoffer heeft gegeven, wat heeft geleid tot lichamelijk letsel. De rechtbank heeft het beroep op noodweer verworpen, omdat de verdachte niet proportioneel heeft gehandeld. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de omstandigheden van de zaak en de draagkracht van de verdachte.