ECLI:NL:RBAMS:2017:8005

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2017
Publicatiedatum
1 november 2017
Zaaknummer
C/13/623067 / FA RK 17-665
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en verdeling van goederen in een huwelijkszaak met verzoek tot behandeling ter zitting

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 4 oktober 2017 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die met elkaar gehuwd waren. De man heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken, stellende dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend binnen de gestelde termijn. De rechtbank heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen, aangezien dit niet is weersproken en op de wet is gegrond.

Daarnaast heeft de man verzocht om de gemeenschap van goederen te verdelen. De rechtbank constateert echter dat er geen concreet petitum is geformuleerd met betrekking tot de verdeling. Een webformulier kan niet als een concreet petitum worden beschouwd. De rechtbank kan niet vaststellen of de man een verdeling verzoekt die is gegrond op het uitgangspunt van een verdeling bij helfte van de goederen, conform artikel 1:100 van het Burgerlijk Wetboek.

Gezien het voorlopige oordeel dat het verzoek tot verdeling niet kan worden toegewezen, heeft de rechtbank de man in de gelegenheid gesteld om aan te geven of hij de zaak ter zitting behandeld wenst te zien. De rechtbank heeft bepaald dat de man uiterlijk tien dagen vóór de pro forma datum moet laten weten of hij de zaak ter zitting wil behandelen. Bij gebreke aan een tijdige reactie, houdt de rechtbank het erop dat de man afziet van zijn verzoek tot verdeling. De beschikking is gegeven door rechter R.M. Troost en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier M. van den Berg.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken
locatie Amsterdam
zaaknummer / rekestnummer: C/13/623067 / FA RK 17-665 (RT/MBE)
Beschikking d.d. 4 oktober 2017 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. C.H.C. Houben, gevestigd te Amsterdam,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de man, ingekomen op 31 januari 2017;
- het betekeningsexploot.
1.2.
Binnen de daarvoor gestelde termijn is door de vrouw geen verweerschrift ingediend.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [datum] 2012 te [plaats] . Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.2.
Scheiding
2.2.1.
De man heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Hij heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
2.2.2.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als niet weersproken en op de wet gegrond, worden toegewezen.
2.3.
Verdeling
2.3.1.
De man heeft verzocht de gemeenschap waarin partijen zijn gehuwd te verdelen conform artikel 9 van het procesreglement en het voorstel tot verdeling.
2.3.2.
De rechtbank constateert dat er geen concreet petitum is geformuleerd met betrekking tot de verdeling. Een zogenaamd webformulier kan niet gelden als een concreet petitum. Ook kan de rechtbank niet vaststellen of de man een verdeling verzoekt, welke is gegrond op het uitgangspunt van een verdeling bij helfte van de goederen, conform artikel 1:100 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.3.3.
Nu ten aanzien van het verzoek betreffende de verdeling het voorlopige oordeel is dat dit niet kan worden toegewezen, brengt dit ingevolge artikel 279 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) met zich mee dat het verzoekschrift ter zitting dient te worden behandeld alvorens beschikking te kunnen wijzen.
2.3.4.
De rechtbank zal de man in de gelegenheid stellen zich uit te laten of hij de zaak ter zitting behandeld wenst te zien. Ook dan geldt dat een verdeling dient te zijn gegrond op de wet. Op basis van het thans verzochte/petitum, hetgeen op basis van een voorlopig oordeel niet voor toewijzing in aanmerking komt, zal de rechtbank indien de man zijn verzoek handhaaft, een zitting dienen te gelasten. Bij gebreke aan een tijdige reactie, houdt de rechtbank het erop dat de man afziet van zijn verzoek tot verdeling en zal een zitting achterwege blijven.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [plaats] op [datum] 2012;
3.2.
bepaalt dat de man uiterlijk tien dagen vóór de pro forma datum van
30 oktober 2017aan de rechtbank dienen te laten weten of hij de zaak ter zitting behandeld wenst te zien, bij gebreke waarvan de rechtbank het erop houdt dat de man afziet van zijn verzoek tot verdeling;
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.M. Troost, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van den Berg op 4 oktober 2017.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden..