In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 4 oktober 2017 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die met elkaar gehuwd waren. De man heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken, stellende dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend binnen de gestelde termijn. De rechtbank heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen, aangezien dit niet is weersproken en op de wet is gegrond.
Daarnaast heeft de man verzocht om de gemeenschap van goederen te verdelen. De rechtbank constateert echter dat er geen concreet petitum is geformuleerd met betrekking tot de verdeling. Een webformulier kan niet als een concreet petitum worden beschouwd. De rechtbank kan niet vaststellen of de man een verdeling verzoekt die is gegrond op het uitgangspunt van een verdeling bij helfte van de goederen, conform artikel 1:100 van het Burgerlijk Wetboek.
Gezien het voorlopige oordeel dat het verzoek tot verdeling niet kan worden toegewezen, heeft de rechtbank de man in de gelegenheid gesteld om aan te geven of hij de zaak ter zitting behandeld wenst te zien. De rechtbank heeft bepaald dat de man uiterlijk tien dagen vóór de pro forma datum moet laten weten of hij de zaak ter zitting wil behandelen. Bij gebreke aan een tijdige reactie, houdt de rechtbank het erop dat de man afziet van zijn verzoek tot verdeling. De beschikking is gegeven door rechter R.M. Troost en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier M. van den Berg.