ECLI:NL:RBAMS:2017:7932

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2017
Publicatiedatum
31 oktober 2017
Zaaknummer
6306478 KK EXPL 17-952
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vervanging van open verbrandingstoestellen door HR-ketel door woningcorporatie

In deze zaak vordert woningcorporatie Rochdale dat een huurder in Amsterdam-West medewerking verleent aan de vervanging van open verbrandingstoestellen door een HR-ketel. De huurder, die sinds 1982 de woning huurt, heeft geweigerd om medewerking te verlenen aan deze vervangingen, ondanks herhaalde verzoeken van Rochdale. De kantonrechter heeft de zaak behandeld in kort geding, waarbij de huurder zijn bezwaren tegen de vervangingen heeft toegelicht. Rochdale stelt dat de vervangingen noodzakelijk zijn voor de veiligheid en gezondheid van de huurders, gezien de risico's van koolmonoxidevergiftiging die gepaard gaan met open verbrandingstoestellen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Rochdale een spoedeisend belang heeft bij de vervangingen en dat de vordering van Rochdale in een bodemprocedure een kans van slagen heeft. De rechter heeft de huurder veroordeeld om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de vervangingen toe te laten, en in het geval van niet-nakoming, de woning tijdelijk te ontruimen. Daarnaast is de huurder veroordeeld tot een huurverhoging van € 20,00 per maand na de vervangingen. De rechter heeft de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten afgewezen, omdat niet aan de voorwaarden was voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6306478 KK EXPL 17-952
vonnis van: 25 oktober 2017

vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e

Woningstichting Rochdale

gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: Rochdale
gemachtigde: mr. R.N.E. Visser
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 15 september 2017, met producties heeft Rochdale een voorziening gevorderd.
Ter zitting van 16 oktober 2017 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Rochdale is verschenen bij de heer [naam bewonersbegeleider] , bewonersbegeleider, en haar gemachtigde. [gedaagde] is verschenen in persoon. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht, Rochdale mede aan de hand van een pleitnotitie. Na verder debat is vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.
[gedaagde] huurt sinds 7 april 1982 van Rochdale de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna de woning), laatstelijk tegen een huurprijs van € 377,93 per maand.
1.2.
Tot het gehuurde behoort een geiser in de keuken en een gaskachel in de woonkamer. Deze beide zogenoemde open verbrandingstoestellen en de daarbij behorende rookgas afvoerkanalen worden 2 maal per jaar door Rochdale gecontroleerd en onderhouden. [gedaagde] betaalt daarvoor servicekosten aan Rochdale.
1.3.
In verband met veiligheidsrisico’s die aan het gebruik van open verbrandingstoestellen zijn verbonden is het Ministerie van VROM (thans het Ministerie van Infrastructuur en Milieu) enige jaren geleden een campagne gestart die als doel heeft in heel Nederland open verbrandingstoestellen te vervangen door gesloten open verbrandingstoestellen.
1.4.
Rochdale heeft zich in dat kader ten doel gesteld om alle in haar woningen aanwezige open verbrandingstoestellen te vervangen door HR-ketels. Het betreft in totaal vervanging van 1.429 open verbrandingstoestellen.
1.5.
Met het oog op voornoemde vervanging heeft Rochdale [gedaagde] bij brief van 11 oktober 2016 haar beleid op dat punt en de redenen daarvoor toegelicht. Daarbij heeft zij eveneens te kennen gegeven dat ten gevolge van de vervanging van de open verbrandingstoestellen door een HR-combiketel de huur met
€ 20,00 per maand zal worden verhoogd.
1.6.
Op 17 november 2016 is Rochdale op huisbezoek geweest bij [gedaagde] . [gedaagde] heeft daarbij te kennen gegeven dat hij tevreden is met de huidige situatie en heeft geweigerd medewerking te verlenen aan het vervangen van de open verbrandingstoestellen.
1.7.
In de periode tussen 28 oktober 2016 en 5 juli 2017 heeft Rochdale [gedaagde] diverse keren verzocht en gesommeerd om mee te werken aan het laten vervangen van de open verbrandingstoestellen. [gedaagde] heeft daar niet op gereageerd.

Vordering en verweer

2. Rochdale vordert – na wijziging van eis ter zitting – dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld zal worden:
– om uiterlijk binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis te gehengen en gedogen dat Rochdale c.q. haar installatiebedrijf in de woning de open verbrandingstoestellen zal vervangen door een HR-ketel met één radiator, onder verbeurte van een dwangsom van € 50,00 voor elke dag, een gedeelte daaronder begrepen, dat hij deze veroordeling niet nakomt met een maximum van
€ 250,00 en, als [gedaagde] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, [gedaagde] te veroordelen de woning tijdelijke te ontruimen als bedoeld in artikel 555 juncto 558 sub b Rechtsvordering teneinde de hiervoor omschreven werkzaamheden uit te voeren;
– tot betaling van een verhoging van de huurprijs van € 20,00, naast de tot dan geldende huurprijs, met ingang van de maand volgend op die waarin de werkzaamheden hebben plaatsgevonden;
– tot betaling van buitengerechtelijke kosten ad € 925,00, althans € 426,50;
– in de kosten van de procedure.
3. Rochdale stelt hiertoe – kort gezegd – dat zij als verhuurder de veiligheid en gezondheid van haar huurders zoveel mogelijk wil waarborgen. Omdat het gevaar van koolmonoxidevergiftiging inherent is aan het gebruik van open verbrandingstoestellen, wenst Rochdale deze te vervangen door HR-ketels. Naast het belang van veiligheid zal door de beoogde vervanging ook een verbetering van het woningbestand worden bereikt en zal minder energie worden verbruikt. Bovendien zullen de kosten van huur en onderhoud voor de open verbrandingstoestellen dan vervallen. Het voorstel dat Rochdale met het oog op die vervanging heeft gedaan is volgens haar aan te merken als een redelijk voorstel tot renovatie in de zin van artikel 7:220 lid 2 BW. Op grond daarvan is [gedaagde] gehouden zijn medewerking te verlenen aan de voorgestelde werkzaamheden. De huurders van 1.270 woningen zijn akkoord gegaan met het voorstel dat Rochdale ten aanzien van de vervanging aan hen heeft gedaan.
4. [gedaagde] heeft ter zitting toegelicht dat hij kan instemmen met vervanging van de geiser. Zijn gaskachel wenst hij echter te behouden. Hij betwist dat het gebruik daarvan veiligheidsrisico’s met zich mee brengt waarbij hij er op wijst dat hij rookmelders heeft, dat de gaskachel goed functioneert en dat deze twee maal per jaar door vakmensen van Rochdale worden gecontroleerd en onderhouden. Ook betwist [gedaagde] dat het gebruik van een HR-ketel zal leiden tot lagere energiekosten en voert hij aan dat hij de directe warmte van een gaskachel behaaglijker vindt dan verwarming door radiatoren.
5. Indien hij veroordeeld zou worden te gedogen dat de gaskachel vervangen wordt, wenst [gedaagde] installatie van één radiator in de keuken. In dat geval heeft hij geen bezwaar tegen de door Rochdale voorgestelde huurverhoging van € 20,00 per maand.

Beoordeling

6. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van Rochdale in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
7. Met betrekking tot het spoedeisende belang overweegt de kantonrechter als volgt. Rochdale heeft naar voren gebracht dat het door haar ingehuurde installatie bedrijf een planning heeft gemaakt voor de vervanging van de open verbrandingstoestellen in al haar woningen, dat de werkzaamheden al zijn uitgevoerd bij 825 woningen en dat zij financieel nadeel zal lijden als het vervangen van de open verbrandingstoestellen bij de huurders die niet akkoord willen gaan uitgesteld moet worden. Gelet op de financieel nadelige gevolgen die Rochdale zal ondervinden indien de projectmatige aanpak van de open verbrandingstoestellen wordt doorkruist, wordt geoordeeld dat Rochdale een spoedeisend belang heeft bij haar vordering.
8. Vooropgesteld wordt dat een huurder uit hoofde van artikel 7:220 lid 2 juncto lid 1 BW dient mee te werken aan een renovatie indien de verhuurder daartoe, gelet op de belangen van de verhuurder en van de huurder, een redelijk voorstel heeft gedaan.
9. [gedaagde] heeft te kennen gegeven dat hij geen bezwaar heeft tegen het vervangen van de geiser in zijn woning. Geoordeeld dient derhalve te worden of het voorstel van Rochdale ook ten aanzien van de vervanging van de kachel als redelijk is aan te merken. Voorshands is de kantonrechter van oordeel dat dat het geval is. Daartoe wordt als volgt overwogen.
10. Rochdale heeft naar voren gebracht dat haar belang er in gelegen is dat zij met vervanging van de open verbrandingstoestellen de gezondheid en veiligheid van de bewoners wil garanderen, dat zij haar woningbestand wil verbeteren en dat de beoogde verandering er voor zal zorgen dat minder energie zal worden gebruikt.
11. [gedaagde] heeft betwist dat vervanging van de open verbrandingstoestellen door een HR-ketel zal leiden tot een energiebesparing. Tegenover de gemotiveerde onderbouwing van Rochdale dat een HR-ketel ten gevolge van een elektronische ontsteking in plaats van een waakvlam en ten gevolge van een gelijkmatigere verdeling van warmte, een rendement heeft van 90% tegenover een rendement van 40% tot 60% van een gaskachel, is die blote betwisting echter onvoldoende, zodat in beginsel niet onaannemelijk is dat de vervanging zal leiden tot energie besparing.
12. Ook het verweer van de zijde van [gedaagde] dat een HR-ketel niet veiliger is dan een gaskachel omdat in huis rookmelders geïnstalleerd zijn en de gaskachel twee maal per jaar vakkundig wordt gecontroleerd, kan niet slagen. Rochdale wijst terecht op het risico bij open verbrandingstoestellen dat als het toestel niet goed is afgesteld of vervuild is of als de luchttoevoer en/of de rookgasafvoer onvoldoende is (zie pagina 6 van productie 2 bij dagvaarding), koolmonoxide en andere ongezonde gassen kunnen vrijkomen, alsmede dat ook de veiligheid van omwonende daarbij in het geding kan komen. Tenslotte blijkt ook uit de door Rochdale als producties 4 en 6 overgelegde en verder door [gedaagde] onweersproken gelaten onderzoeksrapporten genoegzaam dat open verbrandingstoestellen een aanzienlijk veiligheids- en gezondheidsrisico kunnen vormen, voor zowel bewoners als omwonenden. Dat leidt tot het oordeel dat met de beoogde vervanging een veiligheidsbelang gediend.
13. In samenhang daarmee en met verwijzing naar de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna het Hof) van 31 maart 2017 in een nagenoeg identieke zaak (ECLI:NL:GHAMS:2017:978), is de kantonrechter ook in deze zaak van oordeel dat ook de door Rochdale beoogde vervanging van de gaskachel als wenselijke verbetering van woningbestand is aan te merken en dat daarmee een substantieel belang aan de zijde van Rochdale gegeven is. Dat belang zal afgewogen moeten worden tegen het belang en de wens die [gedaagde] heeft bij het behoud van zijn gaskachel.
14. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen onder 11, 12 en 13 resteert het belang van [gedaagde] dat hij de warmte van de gaskachel behaaglijker vindt dan die van radiatoren omdat een gaskachel een meer directe warmte verspreidt.
15. Ten aanzien van thans voorliggende belangenafweging heeft het Hof in voornoemd arrest overwogen dat de verwachting van de huurder dat hij na vervanging van zijn gaskachel door een cv-installatie minder comfort zal ervaren, niet een zodanig zwaarwegend belang is dat dat opweegt tegen de geschetste belangen van de verhuurder en dat een en ander ertoe leidt dat het renovatievoorstel in de zin van artikel 7:220 lid 2 BW als redelijk is aan te merken. In navolging van die uitspraak wordt geoordeeld dat de vordering van Rochdale om [gedaagde] te veroordelen tot het gedogen van de verzochte werkzaamheden in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is daarop reeds in deze procedure vooruitgelopen.
16. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [gedaagde] te kennen heeft gegeven dat hij, indien hij veroordeeld zou worden tot het gedogen van vervanging van zijn gaskachel, geen bezwaar heeft tegen een huurverhoging van € 20,00. In die zin wordt begrepen dat [gedaagde] het voorstel in zoverre als redelijk aanmerkt.
17. Voorgaande leidt er toe dat [gedaagde] veroordeeld zal worden tot het toestaan van de vervanging van de open verbrandingstoestellen in de woning. Voor het geval [gedaagde] niet vrijwillig mee zal werken aan die veroordeling, wordt de gevorderde ontruiming toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen. Rochdale onderbouwt de noodzaak van de dwangsom als extra prikkel slechts met de stelling dat deze de kosten van ontruiming voor Rochdale kan voorkomen; daarmee heeft zij echter niet onderbouwd dat, naast het uitspreken van de veroordeling tot ontruiming, met het vooruitzicht dat [gedaagde] ook daadwerkelijk wordt aangezegd en uitgevoerd, een noodzaak bestaat aan [gedaagde] een extra prikkel te geven in de vorm van een dwangsom.
17. Nu [gedaagde] geen bezwaar heeft gemaakt tegen een huurverhoging van € 20,00 per maand voor het geval dat hij veroordeeld wordt tot het gedogen van vervanging van zijn gaskachel, is, gelet op al hiervoor overwogene, de vordering tot betaling van € 20,00 per maand naast de geldende huurprijs toewijsbaar. Het betreft hier een voorziening, niet een vaststelling van de huurprijs. De kantonrechter merkt het feit dat [gedaagde] geen bezwaar heeft gemaakt tegen de huurverhoging niet aan als een expliciete akkoordverklaring. De kantonrechter wijst er in dat verband dan ook op dat het beide partijen vrij staat om op grond van artikel 7:255 lid 2 BW binnen 3 maanden nadat de open verbrandingstoestellen in de woning zijn vervangen de huurcommissie te verzoeken een uitspraak te doen over het bedrag van de verhoging.
17. De buitengerechtelijke kosten worden afgewezen, omdat gebleken is dat niet is voldaan aan de voorwaarden zoals bepaald artikel 6:96 lid 6 BW.
20. [gedaagde] dient als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten te worden belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis te gehengen en gedogen dat Rochdale c.q. haar installatiebedrijf in de woning aan de [adres] te [plaats] de open verbrandingstoestellen zal vervangen door een HR-ketel met één radiator, welke radiator geplaatst zal worden in de keuken van de woning, en veroordeelt [gedaagde] , als hij in gebreke blijft aan voornoemde veroordeling te voldoen, de woning tijdelijk te ontruimen en ter beschikking van Rochdale te stellen ten behoeve van voornoemde werkzaamheden, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. jo. 558 sub b Rv bepaalde;
veroordeelt [gedaagde] met ingang van de maand volgend op die waarin de werkzaamheden hebben plaatsgevonden tot betaling van € 20,00 per maand naast de tot dan geldende huurprijs;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Rochdale begroot op:
exploot € 98,88
salaris € 400,00
griffierecht € 470,00
-----------------
totaal € 968,88
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. Y.A.M. Jacobs, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.