ECLI:NL:RBAMS:2017:7916

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2017
Publicatiedatum
30 oktober 2017
Zaaknummer
C/13/627747 / FA RK 17-2626
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling partneralimentatie wegens onvoldoende onderbouwing

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 november 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van partneralimentatie. De verzoekster, de vrouw, heeft op 20 april 2017 een verzoekschrift ingediend waarin zij een bijdrage in haar levensonderhoud van € 979,-- per maand verzoekt. De vrouw stelt dat haar netto besteedbaar inkomen tijdens het huwelijk € 3.698,-- per maand bedroeg, en dat haar behoefte volgens de Hof norm € 2.219,-- bedraagt. Ze betoogt dat haar eigen inkomsten uit haar werk onvoldoende zijn om in haar levensonderhoud te voorzien en dat de man voldoende draagkracht heeft om aan haar verzoek te voldoen.

De man, de verweerder, heeft zich verzet tegen het verzoek van de vrouw. Hij stelt dat de vrouw in haar eigen onderhoud kan voorzien, aangezien zij sinds 2008 een eigen autorijschool heeft en daarnaast ook bij een andere rijschool werkt. De man betwist de behoeftigheid van de vrouw en stelt dat hij zelf een gebrek aan draagkracht heeft, met een gemiddeld inkomen van € 2.098,-- bruto per maand en een schuldenlast van € 500,-- per maand.

De rechtbank heeft de ingediende stukken en het verweer van de man in overweging genomen. De rechtbank oordeelt dat de vrouw niet voldoende haar behoeftigheid heeft onderbouwd. Het enkele indienen van jaarcijfers van haar autorijschool zonder toelichting is onvoldoende. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw af en compenseert de proceskosten. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter F.G. van Arem in aanwezigheid van griffier P.J. Penders.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/627747 / FA RK 17-2626 (FA/JP)
Beschikking van 8 november 2017 betreffende verzoek vaststelling van een bijdrage in het levensonderhoud
in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [plaats] ,
verzoekende tevens verwerende partij,
hierna mede te noemen de vrouw,
advocaat mr. A. Kotan te Amsterdam
tegen
[verweerder]
wonende te [plaats] ,
verwerende tevens verzoekende partij,
hierna mede te noemen de man,
advocaat mr. G. Öntas te Amsterdam

1.Het verloop van de procedure:

De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingekomen stukken, waaronder:
- verzoekschrift van de vrouw met producties ingekomen 20 april 2017
- verweerschrift van de man met producties ingekomen 24 mei 2017
- producties van de man ingekomen 21 september 2017
- producties van de vrouw ingekomen 4 oktober 2017.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 5 oktober 2017.
Gehoord zijn: de vrouw vergezeld van mr. T. Harmankaya, de man en zijn advocaat voornoemd.

2.De feiten

Partijen zijn met elkaar gehuwd te Zaanstad op [datum] . Bij beschikking van [datum] is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, welke is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van [datum] . Partijen hebben geen kinderen.
3.1
Het verzoek van de vrouw
De vrouw verzoekt vaststelling van een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud (partneralimentatie) van € 979,-- per maand met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift, zijnde 20 april 2017. De vrouw stelt dat het netto besteedbaar inkomen van partijen ten tijde van het huwelijk € 3.698,-- per maand bedroeg zodat haar behoefte volgens de Hof norm € 2.219,-- bedraagt. Nu haar inkomsten uit haar werk onvoldoende zijn om dit netto besteedbaar inkomen te bereiken verzoekt zij om een aanvullende partneralimentatie van de man. Naar haar mening heeft de man voldoende draagkracht en maakt hij onvoldoende gebruik van zijn volledige verdiencapaciteit. De vrouw betwist de door de man opgevoerde schulden.
3.2
Het verweer en het zelfstandig verzoek van de man
De man verweert zich tegen het verzoek van de vrouw.
Primair is de man van mening dat het verzoek van de vrouw dient te worden afgewezen nu er geen sprake is van behoeftigheid aan de zijde van de vrouw. Zij kan naar de mening van de man volledig in haar eigen inkomen voorzien. Zij heeft sinds 2008 een eigen autorijschool waaruit zij al die jaren al inkomen genereert en daarnaast geeft zij ook bij een andere rijschool autorijles. De vrouw voorzag voor haar huwelijk in haar eigen onderhoud, tijdens het huwelijk en na het huwelijk. Volgens de man verdient de vrouw ook zwart bij.
Daarnaast stelt de man dat de behoefte van de vrouw is verbleekt, nu zij kennelijk tot nu toe
-dat wil zeggen ruim na de echtscheiding- in haar eigen onderhoud heeft kunnen voorzien.
De man stelt voorts gebrek aan draagkracht te hebben. Zijn inkomen bedraagt gemiddeld
€ 2.098-- bruto per maand. Hij heeft een eigen onderneming genaamd [bedrijf] maar genereert hieruit nog geen inkomsten. De man stelt een schuld van € 350,-- aan zijn moeder te hebben en € 150,-- aan aflossing van een VISA Card. In zijn draagkrachtberekening gaat hij uit van een schuldenlast van € 500,-- per maand, hetgeen resulteert in een gebrek aan draagkracht om aan enige alimentatieverplichting te voldoen.
De man verzoekt voorts de vrouw in de proceskosten te veroordelen nu de vrouw hem telkens in een procedure betrekt.

4.De beoordeling

De vrouw is ontvankelijk in haar verzoek. Ook na een echtscheiding kan alsnog een onderhoudsverplichting worden bepaald te baseren op de behoefte van de onderhoudsgerechtigde en de draagkracht van de onderhoudsplichtige.
De rechtbank is van oordeel gelet op het uitgebreide - met stukken onderbouwde - verweer van de man inhoudende dat de vrouw volledig in haar eigen behoefte kan voorzien, de vrouw als verzoekend partij niet dan wel onvoldoende haar behoefte en haar behoeftigheid inzichtelijk heeft gemaakt. Het enkel indienen een dag voor de behandeling ter zitting van wat jaarcijfers van haar autorijschool zonder toelichting maakt dat zij haar behoefte en behoeftigheid onvoldoende (tijdig) heeft onderbouwd. Dit klemt temeer nu zij in de oproepingsbrief van de rechtbank van 25 juli 2017 om ter zitting te verschijnen op
5 oktober 2017 erop is gewezen dat zij uiterlijk tien dagen voor de behandelingsdatum een behoefteberekening en een draagkrachtberekening voorzien van onderliggende stukken dient over te leggen. Hieraan heeft de vrouw als verzoekster in het geheel niet voldaan.
Dit leidt er toe dat haar verzoek zal worden afgewezen.
Gelet op de aard van de procedure worden de kosten gecompenseerd. De rechtbank ziet onvoldoende termen om anders te oordelen.
Dit leidt tot de navolgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek van de vrouw af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.G. van Arem, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. P.J. Penders, griffier, op 8 november 2017. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).