Op 13 oktober 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Roemenië, die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De verdachte had op 7 juli 2017 in Amsterdam flessen shampoo en tubes tandpasta gestolen ter waarde van ongeveer 84,61 euro, toebehorende aan een winkel. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting, maar had afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. M.F. Zaagsma, en de verdediging van de raadsvrouw, mr. B.G. Meijer, gehoord. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen.
De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had gepleegd. De officier van justitie had een ISD-maatregel van twee jaar gevorderd, maar de rechtbank oordeelde dat deze maatregel niet passend was. De verdachte had een strafblad met eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten, maar de rechtbank vond dat de oplegging van een ISD-maatregel zou neerkomen op kale detentie zonder de mogelijkheid van zorg of behandeling, gezien de taalbarrière van de verdachte. De rechtbank besloot daarom om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zes weken.
De rechtbank heeft de beslissing gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht en heeft de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf. Het vonnis werd uitgesproken door mr. J.H.J. Evers, voorzitter, en mrs. M.F. Ferdinandusse en L. Dolfing, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. D. Spaan.