Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van blikken bier bij de [verblijfsadres] / [bedrijf 2] . Dit is een hinderlijk strafbaar feit. Verdachte heeft door zijn handelen de betreffende winkel schade en overlast bezorgd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Inforsa van 26 september 2017, opgemaakt door mevrouw P.M. van Doleweerd. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Gezien het delict en de voorgeschiedenis van betrokkene schat rapporteur in dat betrokkene, vanwege middelenzucht, niet in staat is de maatschappelijke impact en consequenties van zijn delictgedrag te overzien op het moment van het plegen van de diefstal en wanneer hij reeds onder invloed is van alcohol. Achteraf, wanneer hij wordt geconfronteerd met de consequenties voor hemzelf, verontschuldigt hij zich zonder verantwoordelijkheid te nemen voor de diefstal. Ook vervalt hij in herhaling voor wat betreft beloften om het nooit meer te doen en goede voornemens om zich nu echt aan voorwaarden van hulpverlening en reclassering te houden. Echter, gezien de problematiek is het zich vrijwel constant houden aan voorwaarden, naar inschatting van rapporteur, het hoogst haalbare voor betrokkene. Het delictgedrag is grotendeels het gevolg van zijn verslavingsproblematiek. Tussen 2005 en 2011 heeft de heer [verdachte] geen delicten gepleegd. Betrokkene doorliep in deze periode de ISD-maatregel waarna hij gedurende vijf jaren heeft gewoond in een psychiatrische kliniek voor Duurzaam Verblijf in Beilen. Vanaf mei 2011, kort na zijn terugkeer in Amsterdam, valt de heer [verdachte] terug in criminaliteit, voornamelijk winkeldiefstal. Onder invloed is betrokkene helaas niet in staat zijn delinquente gedragspatronen los te laten. Daarbij is er ingevolge zijn psychische problematiek soms sprake van onttrekking aan maatschappelijke normen en waarden. Ten tijde van de ISD-maatregel is er diagnostisch onderzoek uitgevoerd. De heer [verdachte] lijdt aan schizofrenie en verslaving. In gedachten en woorden toont betrokkene zijn goede wil, met name als hij in nuchtere toestand verkeert. Echter, de invloeden van zijn middelenzucht als ook zijn schizofrenie belemmeren consequent omzetten van zijn gedachten in positieve handelingen en het nakomen van beloften. Dit is onderdeel van de ongeneeslijke en vrijwel onveranderlijke problematiek waaraan betrokkene lijdt. In het ambulante (drang-) kader wordt de maximaal mogelijke bescherming geboden aan betrokkene om zijn wangedrag te beheersen. Echter, er is vanwege de ook aanwezige bewegingsvrijheid voor de heer [verdachte] nog mogelijkheid om toe te geven aan verleidingen ingevolge zijn verslaving. Rapporteur merkt op dat onder de huidige ambulante omstandigheden, al dan niet in het kader van drang, de recidivekans niet maximaal kan worden geminimaliseerd, omdat in dit kader onvoldoende bescherming mogelijk is die betrokkene vanwege de problematiek wel nodig heeft. Momenteel gaat het gedurende de klinische opname goed met hem en houdt hij zich aan de voorwaarden. Rapporteur meent dat de oplegging van de ISD-maatregel momenteel disproportioneel is. Geadviseerd wordt om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, opname in een zorginstelling (klinische behandeling) en deelname aan zijn dagbesteding.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van Inforsa van 2 oktober 2017, opgemaakt door mevrouw P.M. van Doleweerd. Dit rapport houdt - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende in:
Op 27 september 2017 om 17.00 uur is de heer [verdachte] op verlof gegaan en niet teruggekeerd naar de kliniek Verslaving en Psychose. Op 28 september 2017 zijn woonbegeleiders naar het huis van betrokkene geweest. Zij hadden hem niet thuis getroffen, noch aanwijzingen gevonden dat de heer [verdachte] de nacht daar had verbleven. Diezelfde dag om 12.30 uur meldde de heer [verdachte] zich bij de kliniek. Hij zei naar familie te zijn gegaan en dat hij met hen ruzie kreeg. Vervolgens zou hij naar kennissen zijn gegaan en daar de nacht in een stoel hebben doorgebracht. Bij geen der hulpverleners zijn familie dan wel kennissen bekend. Ook zei de heer [verdachte] dat hij een tweetal glazen bier had gedronken. Een urinetest bij terugkeer in de kliniek wees uit dat er een alcoholwaarde passend bij zeker vijf eenheden alcohol in zijn urine aanwezig is. Ermee rekening houdend dat, gezien het tijdsverloop, er inmiddels alcohol is afgebroken door het lichaam, is het uiterst aannemelijk dat er meer alcohol is gedronken door betrokkene dan de vijf eenheden die de urinecontrole uitwees. Voor zover bekend is betrokkene niet gerecidiveerd tijdens zijn ongeoorloofde verlof.
Met zijn ongeoorloofde verlof overtrad de heer [verdachte] zijn bijzondere voorwaarden. Echter, gezien de problematiek en de mate van onmacht is het onredelijk en irreëel om consequente navolging van bijzondere voorwaarden te verwachten. Mocht alvorens de zitting van 13 oktober 2017 sprake zijn van recidive dan adviseert Inforsa om de onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren op te leggen.
Ter terechtzitting van 13 oktober 2017 heeft mevrouw P.M. van Doleweerd, reclasseringswerker van Inforsa, als deskundige beide rapporten toegelicht. Zij heeft tevens verklaard dat zij niet op de hoogte was van de ten laste gelegde mishandeling. De maatschappelijke impact daarvan weegt wat betreft de reclassering zwaarder dan die van een diefstal. De reclassering ziet tevens dat verdachte, wanneer hij onder invloed is van alcohol, de sociale norm van wenselijk gedrag niet in acht neemt en dat hij verbaal agressief wordt. Het recidiverisico blijft onverminderd hoog en gelet op het bovenstaande verklaart de deskundige dat een ISD-maatregel wenselijk en noodzakelijk is.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op het briefverslag van het trajectconsult van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie van 10 juli 2017, opgemaakt door psychiater R.P.M. Janssen. Dit verslag houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Betrokkene betreft een 61-jarige man die bekend is met een forensische voorgeschiedenis van bijkans louter vermogensdelicten. Bij de reclassering is hij bekend als veelpleger en is eerder een ISD-maatregel opgelegd. Betrokkene is in het verleden gediagnosticeerd met psychiatrische problematiek en met een verslavingsproblematiek. Er zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van een andere psychiatrische stoornis. Er is geen dringende noodzaak om nader onderzoek te verrichten in de vorm van een Pro Justitia-rapportage en er is geen contra-indicatie voor de ISD-maatregel.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 20 september 2017 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het begaan van onderhavig feit meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffe, en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportages, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De rechtbank merkt daarbij op dat enkel in het afgelopen jaar al meerdere incidenten met verdachte hebben plaatsgevonden. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. Uit de reclasseringsadviezen blijkt dat verdachte de maximale zorgverlening in een ambulant kader tot zijn beschikking heeft. Nu het recidiverisico onverminderd hoog blijft, vindt de rechtbank een veroordeling met oplegging van bijzondere voorwaarden daarom een gepasseerd station. Daarnaast ontbreekt bij de rechtbank het vertrouwen dat verdachte zich zal kunnen houden aan opgelegde voorwaarden. De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
Om de beëindiging van de recidive door verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen. De tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de duur van de maatregel, omdat verdachte sinds 30 augustus 2017 ter stabilisatie opgenomen geweest in de kliniek voor Verslaving en Psychose, onderdeel van Arkin te Amsterdam. Verdachte heeft daar dus al enige tijd verbleven.