ECLI:NL:RBAMS:2017:7859

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2017
Publicatiedatum
27 oktober 2017
Zaaknummer
13/751898-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van niet-strafbaarheid van het feit volgens Nederlands recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 oktober 2017 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Italiaanse autoriteiten. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betrof een persoon die in Italië was aangeklaagd voor een strafbaar feit. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of het feit waarvoor overlevering werd verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar was.

Tijdens de zitting op 28 september 2017 werd de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.J.J. Visser, en een tolk. De rechtbank heeft de behandeling van de vordering geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om aanvullende informatie van de Italiaanse autoriteiten te verkrijgen. Op 12 oktober 2017 werd de behandeling voortgezet, waarbij de officier van justitie mr. K. van der Schaft aanwezig was.

De rechtbank concludeerde dat het feit waarvoor overlevering werd verzocht, niet naar Nederlands recht strafbaar was. Dit leidde tot de beslissing om de overlevering te weigeren op grond van artikel 7 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank oordeelde dat de vereisten voor overlevering niet waren voldaan, aangezien het feit niet als strafbaar kon worden aangemerkt onder de Nederlandse wetgeving. De uitspraak werd gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. A.K. Glerum en I. Verstraeten-Jochemsen, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. D. Smeets.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751898-15 (EAB 18)
RK-nummer: 17/4797
Datum uitspraak: 12 oktober 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 27 juli 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 juli 2015 door de
Court of Agrigento(Italië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Italië) op [geboortedatum] 1976,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in het [P.I.],
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 28 september 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. C.J.J. Visser, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Italiaanse taal.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst en voor bepaalde tijd aangehouden tot 12 oktober 2017 om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de vragen die ter zitting zijn opgeworpen voor te leggen aan de Italiaanse autoriteiten en de antwoorden op de reeds gestelde vragen af te wachten.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
De behandeling van de vordering is voortgezet op 12 oktober 2017 in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. C.J.J. Visser, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Italiaanse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Italiaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
pre-trial custody in prison order, uitgevaardigd op 21 januari 2015.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Italië strafbaar feit.

4.Strafbaarheid, feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan niet is voldaan. De overlevering wordt verzocht voor het niet naleven van de aan hem door de rechtbank van Agrigento opgelegde maatregel (
preventive measure of special police surveillance with compulsory residence). Dit feit is naar Nederlands recht niet op grond van enig wetsartikel strafbaar gesteld.

5.Slotsom

Nu het feit waarvoor overlevering wordt verzocht niet naar Nederlands recht strafbaar is, dient zij op grond van artikel 7 OLW te worden geweigerd.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Court of Agrigento(Italië).
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en I. Verstraeten-Jochemsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 oktober 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.