ECLI:NL:RBAMS:2017:7857

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2017
Publicatiedatum
27 oktober 2017
Zaaknummer
13/751860-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel wegens niet-strafbaarheid van het feit

Op 12 oktober 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, die dateert van 19 september 2017, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 20 april 2017 door Italië is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Italië in 1976 en thans gedetineerd in Nederland, wordt gevraagd te worden overgeleverd voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van twee jaar, opgelegd door de rechtbank van Gela en bevestigd door het hof van Caltanissetta.

De behandeling van de vordering vond plaats op 28 september 2017 en werd voortgezet op 12 oktober 2017. Tijdens de zittingen was de officier van justitie aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. C.J.J. Visser. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en het EAB beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, niet strafbaar is volgens Nederlands recht, en dat de vereisten van artikel 7 van de Overleveringswet niet zijn nageleefd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering te weigeren, omdat het EAB niet voldeed aan de eisen van de Overleveringswet. De rechtbank kan niet beoordelen welk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf geacht moet worden te zijn opgelegd voor het feit waarvoor de overlevering wordt geweigerd. Dit blijft ter beoordeling van de bevoegde autoriteiten in Italië, die na de feitelijke overlevering de tenuitvoerlegging van de straf van het hiervoor bedoelde gedeelte moeten uitsluiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751860-17 (EAB 14)
RK-nummer: 17/6007
Datum uitspraak: 12 oktober 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 19 september 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 april 2017 door de
Office of the Prosecutor of the Republic attached to the Court of Imperia(Italië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Italië) op [geboortedatum] 1976,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in het [P.I.],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 28 september 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. C.J.J. Visser, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Italiaanse taal.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst en voor bepaalde tijd aangehouden tot 12 oktober 2017 om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de vragen die ter zitting zijn opgeworpen voor te leggen aan de Italiaanse autoriteiten en de antwoorden op de reeds gestelde vragen af te wachten.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
De behandeling van de vordering is voortgezet op 12 oktober 2017 in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. C.J.J. Visser, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Italiaanse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Italiaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgment of 18th of February 2010, issued by the Court of Gela, partly confirmed by the Court of appeal of Caltanissetta and enforceable on the 20th of February 2013 (reference number 239/2007 RG).
Bij deze beslissing is aan de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar opgelegd, door de opgeëiste person te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De officier van justitie van Imperia heeft op 20 januari 2017 besloten deze vrijheidsstraf te voegen met andere openstaande (vrijheids)straffen van de opgeëiste persoon. De voegingsbeslissing (
provvedimento di cumolo) bepaalt dat de resterende vrijheidsstraf 17 jaar, 6 maanden en 6 dagen bedraagt. De referentie van de beslissing is nr. 421/2016 SIEP.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de in deze voegingsbeslissing bepaalde vrijheidsstraf.

4.Strafbaarheid, feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan niet is voldaan. De overlevering wordt verzocht voor het niet naleven van het door de rechtbank van Agrigento aan de opgeëiste persoon opgelegde voorzorgsmaatregel (
preventive measure), te weten het niet verlaten van zijn verblijfplaats. Dit feit is naar Nederlands recht niet op grond van enig wetsartikel strafbaar gesteld.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 7 van de OLW, dient de overlevering te worden geweigerd.
De rechtbank kan niet beoordelen welk gedeelte van de vrijheidsstraf geacht moet worden te zijn opgelegd voor het feit waarvoor de overlevering moet worden geweigerd. Een en ander staat ter beoordeling van de bevoegde autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat, die gehouden zijn om, na de feitelijke overlevering, de tenuitvoerlegging van de straf van het hiervoor bedoelde gedeelte uit te sluiten.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 7 van de van de OLW.

7.Beslissing

WEIGERT de overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Office of the Prosecutor of the Republic attached to the Court of Imperia(Italië) voor de tenuitvoerlegging van het onderhavige deel van de vrijheidsstraf wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en I. Verstraeten-Jochemsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 oktober 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.