ECLI:NL:RBAMS:2017:7853

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2017
Publicatiedatum
27 oktober 2017
Zaaknummer
13/751850-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel wegens niet-strafbaarheid in Nederland

Op 12 oktober 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Italiaanse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Italië in 1976, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en op dat moment gedetineerd was. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 19 september 2017 en de behandeling vond plaats op 28 september 2017 en 12 oktober 2017. Tijdens de zittingen was de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.J.J. Visser, en een tolk in de Italiaanse taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB niet voldeed aan de eisen van artikel 7 van de Overleveringswet (OLW), omdat het feit waarvoor de overlevering werd verzocht niet strafbaar was volgens Nederlands recht. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat de Italiaanse autoriteiten een vrijheidsstraf van 10 maanden hadden opgelegd, die later was samengevoegd met andere straffen tot een totaal van 17 jaar, 6 maanden en 6 dagen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering moest worden geweigerd, omdat het feit waarvoor de overlevering werd verzocht niet aan de vereisten voor dubbele strafbaarheid voldeed.

De beslissing werd genomen door mr. C. Klomp als voorzitter en mrs. A.K. Glerum en I. Verstraeten-Jochemsen als rechters, in aanwezigheid van griffier mr. D. Smeets. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751850-17 (EAB 3)
RK-nummer: 17/5997
Datum uitspraak: 12 oktober 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 19 september 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 april 2017 door de
Office of the Prosecutor of the Republic attached to the Court of Imperia(Italië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Italië) op [geboortedatum] 1976,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in het [P.I.],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 28 september 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. C.J.J. Visser, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Italiaanse taal.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst en voor bepaalde tijd aangehouden tot 12 oktober 2017 om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de vragen die ter zitting zijn opgeworpen voor te leggen aan de Italiaanse autoriteiten en de antwoorden op de reeds gestelde vragen af te wachten.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
De behandeling van de vordering is voortgezet op 12 oktober 2017 in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. C.J.J. Visser, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Italiaanse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Italiaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgment of the 20th of October 2014 issued by the Court of Agrigento, confirmed by the Court of appeal of Palermo on the 28th of September 2015 and irrevocable on the 13th of November 2015 (reference number N. 2850/2013 Registro Generale GIP).
Bij deze beslissing is aan de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf voor de duur van 10 maanden opgelegd, door de opgeëiste person te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De officier van justitie van Imperia heeft op 20 januari 2017 besloten deze vrijheidsstraf te voegen met andere openstaande (vrijheids)straffen van de opgeëiste persoon. De voegingsbeslissing (
provvedimento di cumolo) bepaalt dat de resterende vrijheidsstraf 17 jaar, 6 maanden en 6 dagen bedraagt. De referentie van de beslissing is nr. 421/2016 SIEP.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de in deze voegingsbeslissing bepaalde vrijheidsstraf.

4.Strafbaarheid, feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan niet is voldaan. De overlevering wordt verzocht voor het niet naleven van de door de rechtbank van Agrigento aan de opgeëiste persoon opgelegde voorzorgsmaatregel (
precautionary measure)van huisarrest. Dit feit is naar Nederlands recht niet op grond van enig wetsartikel strafbaar gesteld.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 7 van de OLW, dient de overlevering te worden geweigerd.
De rechtbank kan niet beoordelen welk gedeelte van de vrijheidsstraf geacht moet worden te zijn opgelegd voor het feit waarvoor de overlevering moet worden geweigerd. Een en ander staat ter beoordeling van de bevoegde autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat, die gehouden zijn om, na de feitelijke overlevering, de tenuitvoerlegging van de straf van het hiervoor bedoelde gedeelte uit te sluiten.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 7 van de van de OLW.

7.Beslissing

WEIGERT de overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Office of the Prosecutor of the Republic attached to the Court of Imperia(Italië) voor de tenuitvoerlegging van het onderhavige deel van de vrijheidsstraf wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en I. Verstraeten-Jochemsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 oktober 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.