In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 oktober 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1971, die werd beschuldigd van het telen van hennep en het stelen van elektriciteit. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting van 26 september 2017 en de vordering van de officier van justitie, mr. F.C. van Dijk, en de verdediging van de raadsman, mr. A.J. Hardonk, geoordeeld over de tenlastelegging. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennep in een pand in Diemen en het stelen van elektriciteit van Liander NV. De rechtbank heeft feit 1, de hennepteelt, bewezen verklaard, maar feit 2, de diefstal van elektriciteit, niet bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte weliswaar betrokken was bij de hennepkwekerij, maar niet bij de diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, rekening houdend met de lange duur van de procedure en de medische omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft de op te leggen straf gegrond op de artikelen 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer onder leiding van voorzitter mr. P.P.C.M. Waarts, met mrs. M.R. Jöbsis en J. Huber als rechters.