In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 10 oktober 2017 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal. De officier van justitie heeft een vordering ingediend om het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte, dat is geschat op € 5.778,31, vast te stellen en de verdachte te verplichten dit bedrag aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 26 september 2017 en heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld. De verdediging heeft betoogd dat er geen winst is gemaakt met de hennepkwekerij, omdat er slechts één oogst was en deze recent was geknipt zonder dat de opbrengst was verkocht. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verdachte elektriciteit heeft gestolen ten behoeve van de hennepkwekerij en dat er sprake is geweest van meerdere kweekcycli. Op basis van de bewezen feiten heeft de rechtbank geconcludeerd dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft verkregen en heeft het bedrag van € 5.778,31 als ontnemingsbedrag vastgesteld. De rechtbank heeft de verdachte verplicht dit bedrag aan de Staat te betalen, gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.