8.3Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de ernst van de bewezen feiten meegewogen bij de beslissing over de straf. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan en de persoon van verdachte.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een gevangenisstraf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft twee prostituees de schrik van hun leven bezorgd. Beiden dachten met verdachte een gewone klant binnen te laten, maar zij werden vervolgens door verdachte aangevallen.
Bij slachtoffer [slachtoffer 1] kneep verdachte de keel dicht waardoor zij geen adem kreeg en dacht dat zij dood zou gaan. Zij werd door dat geweld gedwongen om – zonder betaling – seks met verdachte te hebben. De rechtbank vindt het belangrijk om hierbij op te merken dat het feit dat [slachtoffer 1] als prostituee werkt (en dus vrijwillig met klanten seks heeft) deze onvrijwillige, met geweld afgedwongen seks niet minder erg maakt.
Slachtoffer [slachtoffer 2] heeft verdachte meegenomen naar de peeskamer. Daar aangekomen zei verdachte plotseling “I will kill you now”, en wurgde haar. Net als [slachtoffer 1] kreeg ook [slachtoffer 2] geen adem en vreesde zij voor haar leven. Verdachte heeft haar bovendien tegen het hoofd gestompt, haar hoofd tegen de rand van het bed geslagen en haar geschopt. Door het heftige geweld heeft [slachtoffer 2] flinke verwondingen opgelopen, waaronder een gebroken oogkas. Het is van geluk te spreken dat de verwondingen van [slachtoffer 2] niet ernstiger zijn uitgevallen. Verdachte heeft van haar angst ook gebruik gemaakt door haar telefoon weg te nemen.
Beide slachtoffers hebben gezegd dat de aanval door verdachte hen bang heeft gemaakt. De slachtofferverklaring van [slachtoffer 2] maakt duidelijk dat zij er ook vele maanden na het incident nog last van heeft en het gezicht van verdachte nog voor zich ziet als ze in bed ligt.
De ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers maken dat alleen een gevangenisstraf van meerdere jaren in aanmerking komt als straf. Dat geldt nog meer omdat prostituees een kwetsbare groep zijn. Zij ontvangen mannen die zij veelal niet kennen en zijn dan met die mannen alleen. Daarom moeten prostituees extra worden beschermd door het strafrecht.
In opdracht van de officier van justitie heeft een deskundige, gezondheidspsycholoog P.C. Dalebout, een psychologisch onderzoek ingesteld naar verdachte. In zijn rapport van 8 augustus 2017 concludeert deze deskundige dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te weten een lichte verstandelijke beperking. Ook lijkt er bij verdachte sprake te zijn van een onrijpe persoonlijkheidsontwikkeling: verdachte kijkt op vrij onvolwassen wijze tegen problemen en uitdagingen aan. Het geweten van verdachte is gebrekkig ontwikkeld. De rechtbank sluit zich tot zo ver aan bij de conclusies van de deskundige.
De deskundige acht aannemelijk dat verdachte minder goed kon omgaan met de optredende problemen met [slachtoffer 2] en dat hij ook zijn agressie niet goed kon beheersen. De onenigheid met haar leidde bij verdachte al snel tot hoog oplopende boosheid en vervolgens tot fysieke agressie van zijn kant, doordat hij geen mogelijkheid had de problematiek op meer adequate wijze op te lossen. Op die manier is er een verband tussen de stoornis van verdachte en het geweld tegen [slachtoffer 2] . Dat geldt volgens de deskundige ook voor de andere feiten, voor zover die bewezen worden verklaard.
Het valt de rechtbank op dat de deskundige de laatstgenoemde conclusies trekt op basis van het verhaal van verdachte zelf. Verdachte heeft immers verklaard dat hij met [slachtoffer 2] over de te betalen prijs een conflict kreeg, dat over ging in fysiek geweld van beide kanten. Het rapport gaat echter niet in op de mogelijkheid dat de versies van beide slachtoffers juist zijn, en de verklaring van verdachte onjuist. Zoals onder 4.3 al is overwogen, gaat de rechtbank er vanuit dat de verklaringen van aangeefsters, die ondersteuning vinden in ander bewijs, waar zijn. Dat betekent dat de rechtbank uitgaat van het scenario dat beide slachtoffers zonder duidelijke aanleiding werden aangevallen door verdachte.
Overigens is het, ook als het verhaal van verdachte gevolgd wordt met betrekking tot het geweld tegen [slachtoffer 2] , opvallend dat de deskundige het geweld tegen [slachtoffer 1] (indien bewezen) uit hetzelfde gebrekkige probleemoplossende vermogen van verdachte verklaart, terwijl verdachte zelf niets verklaart over de reden waarom hij [slachtoffer 1] begon te wurgen. Daarnaast wordt in het rapport volstrekt geen aandacht besteed aan een van de meest opvallende aspecten van deze zaak, te weten dat verdachte binnen een periode van een half uur twee prostituees op zeer heftige wijze heeft mishandeld. Daar komt bij dat verdachte in 2012 is veroordeeld wegens mishandeling van een vrouw in McDonalds, en in 2013 voor vernieling tijdens een ruzie met zijn vriendin. Enige reflectie op de vraag of het toevallig is dat de slachtoffers in al deze gevallen steeds vrouwen waren is niet in het rapport te vinden.
De rechtbank volgt dus de deskundige niet als het gaat om het verband tussen de gebrekkige ontwikkeling en de gepleegde feiten. In de visie van de rechtbank heeft verdachte grof en bizar geweld gepleegd zonder dat duidelijk is geworden hoe hij daartoe is gekomen.
Het advies van de deskundige om verdachte (bijvoorbeeld bij De Waag) te leren wat voor hem risicofactoren zijn en hoe hij met risicovolle situaties om kan gaan, vloeit voort uit het onjuiste scenario dat verdachte het geweld gepleegd zou hebben als gevolg van zijn onvermogen om met conflicten om te gaan. Dat advies is dus niet bruikbaar voor de rechtbank. Dat verdachtes verstandelijke beperking en zijn gebrekkige geweten een rol hebben gespeeld bij de feiten is overigens niet onaannemelijk, en de rechtbank houdt daarmee wel rekening bij de strafoplegging.
De rechtbank merkt op dat het op zichzelf mogelijk is om nader gedragskundig onderzoek te doen plaatsvinden om over de bovengenoemde punten meer duidelijkheid te krijgen. Alles afwegende is de rechtbank echter van oordeel dat het belang van voortvarende afdoening hier zwaarder moet wegen. De rechtbank zal de zaak dus niet nogmaals aanhouden voor nader onderzoek.
De rechtbank weegt bij de strafoplegging mee dat verdachte kennelijk in staat is om heftig geweld te plegen tegen prostituees, en dat hij daarover niet of nauwelijks gevoelens van spijt lijkt te hebben. Dat geeft de rechtbank ernstige zorgen over de mogelijkheid dat verdachte in de toekomst weer geweldsfeiten tegen personen zal plegen. Het is dan ook van belang dat verdachte langere tijd onder toezicht van de reclassering komt te staan, dat een diagnose wordt gesteld en indien wenselijk behandeling plaats vindt. Daarom zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, en daaraan een proeftijd van vijf jaar koppelen. Als bijzondere voorwaarden legt de rechtbank de verplichting aan verdachte op om mee te werken aan diagnose en behandeling, bijvoorbeeld bij De Waag.
De wet (artikel 14b van het Wetboek van Strafrecht) stelt voor de oplegging van een proeftijd die langer is dan drie jaar de voorwaarde dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen (of gevaar veroorzaakt voor) de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Aan die voorwaarde is in dit geval voldaan, gelet op de vorige alinea.