ECLI:NL:RBAMS:2017:7812

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2017
Publicatiedatum
25 oktober 2017
Zaaknummer
C/13/623751 / HA ZA 17-167
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige publicaties en uitingsvrijheid in het civiele recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 november 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarin eiser, [eiser], vorderingen heeft ingesteld tegen gedaagden, waaronder de Telegraaf Media Groep N.V. (TMG) en twee journalisten, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. Eiser vorderde onder andere dat verschillende uitingen van gedaagden, waaronder een artikel op de website van de Telegraaf en diverse Twitterberichten, onrechtmatig zouden worden verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitingen voldoende steun vonden in de feiten en dat er geen sprake was van een onrechtmatige hetze tegen eiser. De publicaties volgden steeds op eigen acties van eiser, zoals mediaoptredens en juridische stappen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van eiser niet toewijsbaar zijn, omdat de uitingsvrijheid van gedaagden zwaarder weegt dan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van eiser. Eiser is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tegen TMG, en de overige vorderingen zijn afgewezen. Eiser is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/623751 / HA ZA 17-167
Vonnis van 1 november 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. M. Raaijmakers te Hoofddorp,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
3. de naamloze vennootschap
TELEGRAAF MEDIA GROEP N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. R.S. Le Poole te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde 1] c.s. worden genoemd. Gedaagden worden afzonderlijk ook aangeduid met [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en TMG.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in het incident van 26 april 2017, met de daarin vermelde stukken,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 21 juni 2017, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
  • het proces-verbaal van comparitie van 14 september 2017, met de daarin vermelde stukken, waaronder de akte wijziging van eis,
  • de brief d.d. 19 september 2017 van [eiser] met op- en aanmerkingen op het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
TMG N.V. is de holdingmaatschappij van het TMG-concern, waarvan onder andere TMG Landelijke Media B.V. (hierna: TLM) deel uitmaakt. TLM is uitgeefster van het dagblad De Telegraaf.
2.2.
[gedaagde 1] is als journalist aan dagblad De Telegraaf verbonden.
2.3.
[gedaagde 2] is sinds 2015 hoofdredacteur van De Telegraaf.
2.4.
In 2008 is [eiser] een actie gestart ter verkrijging van schadevergoeding van de Staatsloterij, omdat de Staatsloterij de winnende loten niet uitsluitend trok uit verkochte loten, maar ook uit niet verkochte loten en de prijzen die op de niet verkochte loten vielen, behield. “Gedupeerden” (deelnemers aan de staatsloterij) hebben € 25,- inschrijfgeld aan (aan) [eiser] (gelieerde ondernemingen) betaald om te mogen meedoen.
2.5.
Op 26 juni 2008 heeft [eiser] (via een van zijn ondernemingen) Loterijverlies B.V. opgericht. Loterijverlies B.V. heeft onder meer als doel juridische bijstand aan gedupeerden van kansspelen te verlenen. Op 3 juli 2008 heeft Loterijverlies B.V. de Stichting Loterijverlies opgericht, om te voldoen aan de wettelijke vereisten van artikel 3:305a lid 1 e.v. van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De Stichting heeft met succes in een collectieve actie-zaak tot en met de Hoge Raad (arrest van 30 januari 2015) tegen de Staatsloterij geprocedeerd. In totaal hebben zich ongeveer 190.000 gedupeerden bij Loterijverlies B.V. de Stichting aangemeld. Bestuurder van de Stichting was aanvankelijk Loterijverlies B.V. en, vanaf 29 februari 2016, (een eveneens aan [eiser] gelieerde onderneming) [naam onderneming] (hierna: [naam onderneming] ).
2.6.
Op 17 juni 2016 heeft [gedaagde 1] via zijn Twitter-account bericht:
“Waarom moest je de tv-ploeg van EenVandaag in het vliegtuig naar Guernsey nou weer uitschelden, [eiser] …? #NietChic”.
2.7.
[eiser] heeft [naam redacteur 1] (hierna: [naam redacteur 1] ), redacteur van EenVandaag, op 18 juni 2016 een Whatsapp gestuurd met de volgende tekst:
“Hoi [naam redacteur 1] waarop zegt [gedaagde 1] op zijn twitter dat ik tegen jullie gescholden heb in het vliegtuig terwijl daar uberhaupt geen sprake van is? Niet echt normaal dit”
Hierop heeft [naam redacteur 1] op 18 juni 2016 geantwoord:
“Ik heb geen flauw idee. Kreeg gisteren ook al een screenshot van iemand toegestuurd. Heb [gedaagde 1] niet eens gesproken.”
2.8.
Bij beschikking van 30 juni 2016 heeft de rechtbank Noord-Holland als voorlopige voorziening [naam onderneming] vanwege het vermoeden van financieel beheer in strijd met de statuten als bestuurder van Stichting Loterijverlies (voorlopig) geschorst en mr. [naam tijdelijk bestuurder] als tijdelijk bestuurder van Stichting Loterijverlies benoemd. Bij beschikking van 31 januari 2017 heeft het gerechtshof Amsterdam deze schorsing bekrachtigd. Het hof heeft hiertoe in rechtsoverweging 3.16 onder meer overwogen:
“(…) De financiële transacties van Loterijverlies B.V. die [geïntimeerden] aan hun verzoek ten grondslag hebben gelegd geven, mede gelet op de voor de gedupeerden niet zonder meer vertrouwenwekkende vennootschapsstructuur, aanleiding om te vermoeden dat er sprake is van een met de statuten van Stichting Loterijverlies strijdig financieel beheer. Dat vermoeden heeft Loterijverlies B.V. niet, althans onvoldoende, ontkracht ten aanzien van de substantiële betalingen aan [naam 1] en de door [naam 2] aan [eiser] verstrekte hypothecaire geldlening. Loterijverlies B.V. en [naam onderneming] hebben onvoldoende concrete en met stukken onderbouwde informatie verschaft om aan te nemen dat de door Loterijverlies B.V. aan [naam 1] betaalde bedragen van in totaal € 2.194.270,- een reële vergoeding betreft van de door [naam 1] verrichte werkzaamheden, mede in aanmerking nemende dat [eiser] enig aandeelhouder in [naam 1] is. Ook uit de in het geding gebrachte verklaring van [B], registeraccountant, van 13 juli 2016 blijkt niet dat er sprake is van reële kosten. Evenmin is het vermoeden ontkracht dat er een verband is tussen de betalingen door Loterijverlies B.V. aan [naam 1] en de door [naam 2] (kennelijk) aan [eiser] verstrekte hypothecaire lening
€ 3.000.000,- ter financiering van de aankoop door [eiser] van een huis te [plaats] voor
€ 1.502.237,- (ongeveer de helft van het gefinancierde bedrag). (…)”
2.9.
Op 14 september 2016 heeft [gedaagde 1] het volgende bericht op Twitter geplaatst:
“De heer [eiser] is rijp voor opname.”
2.10.
Op 7 oktober 2016 heeft [gedaagde 1] het volgende bericht getwitterd:
“Ojee, @ [eiser] is weer z’n medicijnen vergeten: “een gespecialiseerde eenheid van de financiële recherche” doet onderzoek naar [naam tijdelijk bestuurder] .”
2.11.
Op 8 oktober 2016 heeft [gedaagde 1] het volgende bericht op Twitter geplaatst:
“Die [eiser] is gewoon een watje.”
2.12.
Op de website www.telegraaf.nl is op 3 november 2016 het volgende artikel gepubliceerd:
“Loterijverlies-oprichter vliegt advocaat aan
03 NOV 2016
ALKMAAR - Loterijverlies-oprichter [eiser] is donderdagochtend in de rechtbank Noord-Holland in Alkmaar een advocaat van een van de boze deelnemers naar de strot gevlogen. ,,Ik maak je kapot” en ,,ik maak je dood”, zou hij hebben gedreigd.
Verslaggever [gedaagde 1] die bij de rechtszaak aanwezig was deed verslag via Twitter. [eiser] wil niets zeggen over het incident. De aangevallen advocaat [naam advocaat] doet na afloop van de zaak aangifte op het politiebureau.
Loterijverlies-oprichter [eiser] heeft de rechtbank Noord-Holland gewraakt. Het is de derde keer dat [eiser] de rechters die over zijn claimclub moeten oordelen naar huis probeert te sturen.
De zaak gaat verder, maar na twee minuten grijpt de wrakingskamer al in. [eiser] moet zich beperken tot het wrakingsverzoek. ,,Het gaat om zaak van 400 miljoen”, protesteert hij. [eiser] advocaat noemt de ingreep van de rechtbank bij Loterijverlies ,,geen zuivere koffie. Men wil op sluwe wijze snoepen van de honderden miljoenen”
Morgen neemt de wrakingskamer een beslissing over het verzoek van [eiser] .
Stichting Loterijverlies heeft vier miljoen euro, zo’n 80 procent van het door de 194.000 deelnemers bijeengebrachte geld, weggesluisd naar bedrijven van haar oprichter [eiser] .”
2.13.
[naam advocaat] heeft na de zitting van 3 november 2016 bij de rechtbank Noord-Holland aangifte van bedreiging door [eiser] gedaan. In de aangifte staat onder meer:
“(…) Ik zag dat [eiser] naar mij toe kwam lopen. Ik hoorde dat [eiser] begon te praten. Ik hoorde hem zeggen: Ik maak je kapot. Ik maak je dood. Ik hoorde dat [eiser] zijn stem verhief. Ik zag dat hij mij dringend in de ogen aankeek.
Ik voelde dat [eiser] mij tegelijkertijd vastpakte. Ik voelde dat hij mij op borsthoogte vastpakte. (…) Ik voelde dat [eiser] mij duwde. Door de duw wankelde ik naar achteren. (…) Ik voelde mij bedreigd. Ik vrees escalatie van het gedrag van [eiser] . De bodes van de rechtbank stonden vlakbij. Zij hebben vervolgens [eiser] weggeduwd. (…) [eiser] heeft mij meerdere keren bedreigd. (…)”
2.14.
Per e-mail van 23 februari 2017 heeft [naam redacteur 1] aan [gedaagde 1] onder meer bericht:
“Bij deze een toelicht op mijn contact met [eiser] tijdens mijn reis naar Guernsey.
Juni vorig jaar vloog ik met een cameraman voor EenVandaag naar Guernsey om daar een reportage over de Stichting Loterijverlies te maken. We zaten toevallig een paar rijen achter [eiser] in het vliegtuig. Tijdens de vlucht had [eiser] al snel door dat wij achter hem zaten. Hij keek een paar keer achterom en leek zenuwachtig. Ik heb hem in het vliegtuig niet aangesproken. Pas tijdens een tussenstop op Southampton benaderde ik hem. Hij reageerde woedend en had op dat moment iemand aan de telefoon. Volgens hem was dat zijn advocaat die hij al had gebeld omdat wij op dezelfde vlucht zaten.
Hij was opgewonden en kwam intimiderend op mij over. Hij dreigde meteen met zijn advocaat. Ik probeerde een normaal gesprek met hem te voeren en hem uit te leggen waarom we onderweg waren naar Guernsey. Ik bood hem ook meteen de mogelijkheid om zijn kant van het verhaal te doen. Een gesprek was op dat moment niet mogelijk omdat hij opgewonden schreeuwde dat hij nergens commentaar op wilde geven. Dat ging niet in de meest vriendelijke bewoordingen en er zijn op dat moment ook een paar krachttermen gebruikt. Wat hij precies heeft gezegd weet ik niet meer. Hij was zo boos dat ik het na een paar minuten heb opgegeven.
(…)
Op
18 junikreeg ik van [eiser] een bericht op
Whatsappwaarin hij schreef (…) [rb: zie hiervoor onder 2.7]
Mijn reactie was als volgt (…) [rb: zie hiervoor onder 2.7]
Ik was op dat moment nogal verbaasd over de tweet van [gedaagde 1] . Ik had geen idee hoe hij aan zijn informatie was gekomen. Pas later begreep ik van mijn redacteur [naam redacteur 2] dat hij telefonisch contact heeft gehad met [gedaagde 1] waarin ook de aanvallende houding van [eiser] ter sprake is gekomen. Het klopt dat [eiser] gescholden heeft. Dat was alleen niet in het vliegtuig maar tijdens de tussenstop in Southampton. (…)”

3.Het geschil

3.1.
Het petitum luidt (in de bewoordingen van de akte wijziging eis):
dat het uwe Rechtbank moge behagen, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I)
Vordering rectificatie:
(Gezien de aard, de duur en de ernst van de beschuldigingen is een rectificatie in de gedrukte uitgave en op de website op zijn plaats. Daarnaast een doorlink vanaf de Twitter van [gedaagde 1] , waarbij de status openbaar van het Twitter account van [gedaagde 1] gehandhaafd blijft.)
- TMG cs. te gebieden op de website www.telegraaf.nl, in de hardcopy op pagina 3 gedurende 5 dagen (zonder tijdsonderbreking) en middels door link van de Twitter van [gedaagde 1] gelijktijdig gedurende 5 dagen (na betekening vonnis) de volgende tekst te publiceren ofwel door uwe rechtbank in goede justitie te bepalen tekst en/of termijn:
“Wij zijn bij vonnis van de rechtbank te Den Haag veroordeeld tot onderhavige
rectificatie.
Wij hebben ten onrechte gepubliceerd dat [eiser] een doodsbedreiging zou
hebben geuit richting [naam advocaat] . Verder hebben wij ten onrechte [eiser]
ervan beticht dat hij een watje zou zijn, een tv ploeg van Eenvandaag zou hebben
uitgescholden, zijn medicijnen zou zijn vergeten en rijp is voor opname. Hiermee
hebben wij ten onrechte ernstige schade aan [eiser] toegebracht.
Verder hebben wij meerdere malen gepubliceerd dat [eiser] een auto zou hebben die voorheen was van een Chinese Mensenhandelaar die zelfmoord heeft gepleegd in zijn cel. Voorts hebben wij gepubliceerd dat [eiser] een lening zou hebben bij een bedrijf en een dergelijke constructie veelal werd gebruikt door criminelen door uit het oog van de fiscus te blijven. Hiermee wij tevens ten onrecht de naam van [eiser] ernstige schade aan toegebracht, omdat wij hem ten onrechte in verband hebben gebracht met dergelijke praktijken.
Verder hebben wij ten onrechte een afbeelding vertoond van een bouwval van een
bedrijf waarbij [eiser] betrokken is te [naam 3] en ten onrechte gesteld dat dit bedrijf op een huisadres gevestigd zou zijn, dat terwijl het bedrijf in een representatief pand gevestigd is en niet op een huisadres gevestigd is.
Voorts hebben wij ten onrechte paginagroot [eiser] afgebeeld terwijl hij zijn krukken
voor zijn hoofd deed. Het is onrechtmatig dat wij [eiser] op deze wijze hebben
gedemoniseerd. Daarnaast hebben wij ten onrechte een foto gepubliceerd waarbij op onrechtmatige wijze het huis van [eiser] is afgebeeld door het betreden van zijn erf. Daarmee hebben wij tevens ten onrechte een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [eiser] .
Wij bieden hiervoor onze oprechte excuses aan [eiser] aan.
IITMG te gebieden de artikelen, alle links naar de artikelen en alle reacties daarop te
verwijderen van haar websites en van de websites van derden waarop zij de artikelen heeft
geplaatst en deze verwijderd te houden, waarbij het onder meer gaat om artikelen waarbij:
o Wordt aangegeven dat [eiser] een auto zou hebben ofwel heeft gehad van een
Chinese mensenhandelaar. Daarbij gaat het onder meer om artikelen als opgenomen in productie 23 en 27.
o Door [naam advocaat] wordt aangegeven dat [eiser] [naam advocaat] met de dood zou hebben bedreigd. Daarbij gaat het onder meer om artikelen als opgenomen bij uiting 1 inleidende dagvaarding en productie 24.
o Alle uitingen waarbij wordt aangegeven dat [eiser] een cameraploeg van Eenvandaag
zou hebben uitgescholden.
o Alle uitingen, meer specifiek op de Twitter van [gedaagde 1] waarbij is gesteld dat [eiser] Rijp zou zijn voor opname
o Alle uitingen, meer specifiek op de Twitter van [gedaagde 1] waarbij is gesteld dat [eiser] zijn medicijnen zou zijn vergeten
o Alle uitingen, meer specifiek op de Twitter van [gedaagde 1] waarbij is gesteld dat [eiser] een watje zou zijn
o Alle uitingen zoals op YouTube, Telegraaf.nl, waarbij een bouwval is afgebeeld als
zijnde het zogenaamde kantoor van [naam kantoor]
o Alle uitingen waarbij [eiser] met zijn krukken houdend voor bij of in de buurt van zijn hoofd wordt afgebeeld
o Alle uitingen waarbij wordt gesteld dat de lening constructie van [eiser] veelal door
criminelen werd gebruikt
o Alle uitingen waarbij het huis van [eiser] is afgebeeld en waarbij het erf van [eiser] is
betreden.
III
- TMG te verbieden de artikelen nog op enige wijze te openbaren;
IV
- TMG te gebieden ervoor te zorgen dat derden op wiens site de artikelen ook na verwijdering door TMG nog te vinden zullen zijn, die artikelen verwijderen uit het (cache)archief;
V
- Te verklaren voor recht dat gedaagden onrechtmatig jegens eiser hebben gehandeld en gedaagden hoofdelijk te veroordelen de schade te vergoeden van eiser die eiser heeft geleden en nog lijdt ten gevolge van de publicaties, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de data der litigieuze uitingen tot aan de dag der algehele voldoening;
VI
- gedaagden te verbieden voor de duur van 36 maanden te Twitteren over [eiser] ofwel in goede justitie te bepalen termijn, waarbij voorgenoemde rectificatie de enige uitzondering is daarop en dat het laatste bericht is alvorens het Twitterverbod voor [gedaagde 1] ingaat. Zulks binnen 5 werkdagen na het te wijzen vonnis, op straffe van de verbeurte van een dwangsom ter hoogte van € 250.000,- voor iedere dag (of gedeelte daarvan) dat dit wordt nagelaten of tegen in goede justitie te bepalen dwangsom;
VII
- [gedaagde 1] een beroepsverbod als journalist/hoofdredacteur althans wat in de breedste zin des woords met het bedrijven van journalistiek van doen heeft op te leggen voor de duur van 6 maanden ofwel in goede justitie te bepalen termijn. Zulks binnen 5 werkdagen na het te wijzen vonnis, op straffe van de verbeurte van een dwangsom ter hoogte van € 250.000,- voor iedere dag (of gedeelte daarvan) dat dit wordt nagelaten of tegen in goede justitie te bepalen dwangsom en/of beperkingen;
VIII
- [gedaagde 2] een beroepsverbod als journalist/hoofdredacteur althans wat in de breedste zin des woords met het bedrijven van journalistiek van doen heeft op te leggen voor de duur van 6 maanden ofwel in goede justitie te bepalen termijn. Zulks binnen 5 werkdagen na het te wijzen vonnis, op straffe van de verbeurte van een dwangsom ter hoogte van € 250.000,- voor iedere dag (of gedeelte daarvan) dat dit wordt nagelaten of tegen in goede justitie te bepalen dwangsom en/of beperkingen;
IX
- Te bepalen dat TMG c.s. bij het niet- of niet-volledig voldoen aan elke van de onder 1 tot en met IV gevorderde ge- en verboden een dwangsom verbeurt van
€ 50.000,00 per dag;
X
- TMG te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde 1] c.s. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid jegens TMG

4.1.
Als meest verstrekkend verweer heeft TMG aangevoerd dat [eiser] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard is zijn vordering jegens TMG nu zij niet de uitgeefster is van het De Telegraaf en geen enkele zeggenschap heeft gehad over de door [eiser] beweerde onrechtmatige uitingen noch over de handelwijze van [gedaagde 2] en/of [gedaagde 1] .
4.2.
[eiser] heeft hier geen verweer tegen gevoerd. Nu gesteld noch is gebleken waarom TMG aansprakelijk zou zijn voor de door [eiser] beweerde onrechtmatige uitingen, zal [eiser] niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering jegens TMG.
4.3.
Hierna zal de vordering jegens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden beoordeeld. Gemakshalve worden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gezamenlijk in enkelvoud als [gedaagde 1] c.s. aangeduid.
De publicaties
4.4.
Om te beoordelen of de vorderingen van [eiser] voor toewijzing in aanmerking komen, dient allereerst te worden vastgesteld of de publicaties onrechtmatig jegens [eiser] zijn. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten.
4.5.
Het toewijzen van de vorderingen van [eiser] zou neerkomen op een beperking van de uitingsvrijheid van [gedaagde 1] c.s., vastgelegd in artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). Zo'n beperking is alleen toegestaan, als ze bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is ter bescherming van bijvoorbeeld de goede naam of rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien, is sprake, als de uitingen van [gedaagde 1] c.s. onrechtmatig in de zin van artikel 6:162 BW zijn.
4.6.
Het antwoord op de vraag welk recht – de uitingsvrijheid of de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, waaronder het recht op bescherming van eer of goede naam – in het concrete geval zwaarder weegt, wordt gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval. Daarbij komt aan de positie van de pers bijzondere betekenis toe, gelet op enerzijds de taak van de pers informatie en ideeën van publiek belang te verspreiden en haar vitale rol van publieke waakhond te spelen, en anderzijds op het recht van het publiek informatie en ideeën te ontvangen. Bij de afweging van belangen speelt voorts een belangrijke rol dat een journalist die zorgvuldigheid dient te betrachten die door de aard en strekking van de publicatie is geboden. Ook is van belang dat [gedaagde 1] c.s. zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Het recht op vrijheid van meningsuiting brengt tevens met zich dat het [gedaagde 1] c.s. in beginsel vrijstaat zich bij haar berichtgeving te bedienen van bewoordingen die met het gewone spraakgebruik overeenstemmen, en van toonzettingen die hij voor het publiek waarop hij zich richt, geëigend acht.
4.7.
Het belang van [eiser] is dat hij niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan voor hem schadelijke publiciteit en/of aan beschuldigingen die geen of onvoldoende steun in het beschikbare feitenmateriaal vinden. Ook wegen de aard van de gepubliceerde beschuldigingen en de ernst van de te verwachten gevolgen mee.
4.8.
In het licht van voornoemd uitgangspunt zullen allereerst de publicatie op de website van De Telegraaf van 3 november 2016 (zie 2.12) en de vier Twitterberichten van [gedaagde 1] over [eiser] (zie 2.6 en 2.9 tot en met 2.11) worden beoordeeld.
De publicatie op de website van De Telegraaf van 3 november 2016
4.9.
Volgens [eiser] is deze publicatie onrechtmatig, omdat – kort samengevat – hij [naam advocaat] niet heeft bedreigd.
4.10.
[gedaagde 1] c.s. heeft aangevoerd dat [gedaagde 1] op 3 november 2016 bij de rechtbank Noord-Holland aanwezig was om verslag te doen van de zitting waarin het wrakingsverzoek van [eiser] werd behandeld. Terwijl [gedaagde 1] buiten stond te wachten, liep [naam advocaat] zichtbaar aangeslagen naar buiten en vertelde [gedaagde 1] wat was voorgevallen. In het bijzijn van [gedaagde 1] belde [naam advocaat] de politie. Vlak daarna arriveerde de politie. Op verzoek van [naam advocaat] werd [eiser] niet aangehouden, omdat de zitting nog moest plaatsvinden. Na de zitting deed [naam advocaat] aangifte van bedreiging door [eiser] . Aldus is volgens [gedaagde 1] c.s. in het artikel van 3 november 2016 waarheidsgetrouw samengevat wat [naam advocaat] aan [gedaagde 1] en aan de politie heeft verteld, direct nadat het incident had plaatsgevonden. Gelet op deze gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat wat is in het artikel op de website van De Telegraaf van 3 november 2016 is opgenomen, voldoende steun in de feiten vindt. Van onrechtmatigheid is in zoverre geen sprake.
4.11.
Nu [eiser] voor het overige niets heeft aangevoerd waarom deze publicatie onrechtmatig zou zijn, zal zijn vordering voor zover deze op dit artikel betrekking heeft, worden afgewezen.
4.12.
Nu de inhoud van het artikel op de website van De Telegraaf niet onrechtmatig jegens [eiser] is, zal ook zijn vordering jegens [gedaagde 2] , als hoofdredacteur van De Telegraaf, worden afgewezen. Hierna zal de vordering van [eiser] jegens [gedaagde 1] verder worden beoordeeld. Daarbij merkt de rechtbank op dat – zonder nadere toelichting, die ontbreekt – niet valt in te zien waarom [gedaagde 2] als hoofdredacteur van De Telegraaf mede aansprakelijk zou zijn voor wat [gedaagde 1] via zijn twitteraccount publiceert.
De twitterberichten
4.13.
[gedaagde 1] heeft ter onderbouwing van wat in zijn twitterbericht van 17 juni 2016 is vermeld, de e-mail van 23 februari 2017 van [naam redacteur 1] aan [gedaagde 1] in het geding gebracht. [naam redacteur 1] verklaart daarin waarom hij aanvankelijk op [eiser] heeft gereageerd, zoals gedaan per Whatsapp op 18 juni 2016. Gelet op de verklaring in de e-mail van 23 februari 2017 van [naam redacteur 1] aan [gedaagde 1] – waarvan [eiser] de inhoud niet, althans niet gemotiveerd betwist – is dit twitterbericht feitelijk juist. In zoverre is van onrechtmatig handelen van [gedaagde 1] c.s. geen sprake.
4.14.
De twitterberichten van 14 september, 7 oktober en 8 oktober 2016 (zie 2.9 tot en met 2.11) zijn persoonlijk van aard en niet feitelijk. Partijen zouden er goed aan doen dergelijke berichten voortaan achterwege te laten. De berichten zijn ook niet vriendelijk van toon. Hun inhoud is echter geen aanleiding de uitingsvrijheid van [gedaagde 1] te beperken, omdat ze binnen de grenzen daarvan vallen. Mede door de spottende toon zal het publiek deze berichten met een korreltje zout nemen.
De overige berichtgeving
4.15.
Voor zover de vordering van [eiser] tevens ziet op de mededeling in onder meer een als productie 23 door [eiser] in het geding gebracht artikel van de hand van [gedaagde 1] , waarin staat dat [eiser] een knalgele Lamborghini Lagardo heeft gekocht die voorheen van een Chinese mensenhandelaar is geweest die in zijn cel zelfmoord heeft gepleegd, geldt het volgende. [gedaagde 1] c.s. heeft betoogd dat [eiser] de auto van de Rijksdomeinen heeft gekocht en dat deze organisatie de auto in beslag heeft genomen van een Chinese mensenhandelaar die in de gevangenis zelfmoord heeft gepleegd. [eiser] heeft dit bij gebrek aan wetenschap betwist. Dat is gezien het betoog van [gedaagde 1] c.s. onvoldoende. Gesteld noch gebleken is dat de mededeling van [gedaagde 1] c.s. onjuist is. [eiser] kan niet worden gevolgd in zijn betoog dat deze vermelding onrechtmatig is, enkel omdat hij hierdoor “gedemoniseerd” zou worden.
4.16.
[eiser] vordert dat alle uitingen van [gedaagde 1] c.s., zoals op YouTube en Telegraaf.nl, waarbij een bouwval is afgebeeld als het zogenaamde kantoor van [naam kantoor] , onrechtmatig worden verklaard. Deze vordering is echter onvoldoende concreet en onderbouwd. Daargelaten dat het een gebouw betreft dat kennelijk vanwege onderhoud in de steigers staat, en dus niet een bouwval, heeft [eiser] onvoldoende gesteld en onderbouwd waarom deze uiting jegens hem onrechtmatig zou zijn.
4.17.
[eiser] vordert ook dat alle uitingen waarbij hij met krukken houdend voor bij of in de buurt van zijn hoofd is afgebeeld, onrechtmatig worden verklaard. Deze vordering is evenwel te algemeen. [eiser] heeft ook niet onderbouwd waarom een dergelijke afbeelding onrechtmatig jegens hem zou zijn. Van een bewerkte foto is geen sprake. [eiser] wordt niet gevolgd in zijn betoog dat hij met een dergelijke afbeelding (onrechtmatig) wordt “gedemoniseerd”.
4.18.
Voorts vordert [eiser] dat voor recht wordt verklaard dat alle uitingen van [gedaagde 1] c.s. onrechtmatig zijn die stellen dat de leningconstructie van [eiser] veelal door criminelen werd gebruikt. Deze vordering wordt eveneens afgewezen. Ook ten aanzien van deze vordering geldt dat [eiser] onvoldoende concreet heeft gesteld en onderbouwd waarom dit onrechtmatig jegens hem zou zijn. Bovendien blijkt uit de uitspraken van de rechtbank Noord-Holland van 30 juni 2016 en het gerechtshof Amsterdam van 31 januari 2017 dat de vennootschap van [eiser] , [naam onderneming] (Guernsey), als bestuurder van stichting Loterijverlies is geschorst vanwege het vermoeden van financieel beheer in strijd met de statuten van de stichting Loterijverlies. Ook in zoverre is van onjuiste berichtgeving geen sprake.
4.19.
Tenslotte vordert [eiser] voor recht te verklaren dat alle uitingen van [gedaagde 1] c.s. waarbij het woonhuis van [eiser] is afgebeeld en waarbij diens erf zou zijn betreden om de foto te maken, onrechtmatig zijn. Ook deze vordering zal worden afgewezen. [gedaagde 1] c.s. hebben belang bij publicatie van de foto, nu uit de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 31 januari 2017 blijkt dat een vermoeden bestaat van financieel wanbeheer waarmee ook de woning van [eiser] zou zijn gefinancierd. Het behoort tot de uitingsvrijheid van de media een dergelijke misstand aan de kaak te stellen. De keuze het bericht met een foto te illustreren behoort eveneens tot de uitingsvrijheid.
[gedaagde 1] c.s. heeft gesteld dat de foto met een telelens is genomen. [eiser] heeft dit niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist. In dat licht is onvoldoende aannemelijk dat sprake is van een foto die vanaf het terrein van [eiser]
moetzijn gemaakt.
Hetze?
4.20.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is ten aanzien van de individuele uitingen geen sprake van onrechtmatige publicaties van [gedaagde 1] c.s. jegens [eiser] . Resteert de vraag of alle uitingen in onderling verband en samenhang beschouwd een onrechtmatige hetze van [gedaagde 1] c.s. jegens [eiser] opleveren, zoals [eiser] heeft betoogd. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De publicaties volgen steeds op eigen acties van [eiser] , ofwel acties in de media ofwel juridische acties. Er is derhalve steeds een (door [eiser] zelf gecreëerde) aanleiding voor publicaties. Van een hetze is in dat licht geen sprake.
Conclusie
4.21.
Uit het voorgaande volgt dat de afweging van de wederzijdse belangen, in het kader van artikel 10 lid 2 EVRM en artikel 6:162 BW, hier in het voordeel van de door artikel 10 beschermde uitingsvrijheid van [gedaagde 1] c.s. uitvalt. Van onrechtmatig handelen door [gedaagde 1] c.s. tegen [eiser] is, ook gelet op het belang van de bescherming van [eiser] persoonlijke levenssfeer, geen sprake. De vorderingen van [eiser] zullen daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.22.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van TMG, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden begroot op:
- griffierecht € 618,00
- salaris advocaat
904,00(2 x punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.522,00
4.23.
De nakosten zullen worden begroot en toegewezen als hierna volgt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering jegens TMG;
5.2.
wijst de vorderingen voor het overige af,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. tot op heden begroot op € 1.522,00,
5.4.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F. Korthals Altes en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2017.