8.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een medewerker van het advocatenkantoor van [slachtoffer 1] , bedreiging van [slachtoffer 1] en diens vrouw en vernieling van ruiten. Hiermee heeft hij niet alleen financiële schade en hinder veroorzaakt, maar heeft hij bovenal meerdere personen angst aangejaagd, zoals is gebleken uit onder meer de door [slachtoffer 1] ter zitting afgelegde slachtofferverklaring en de verklaring van [slachtoffer 2] . Verdachte heeft indringende en bedreigende berichten gestuurd en met het gooien van de stenen heeft hij die bedreigingen kracht bijgezet. De rechtbank acht het van groot belang dat advocaten en hun medewerkers, die een belangrijke bijdrage leveren aan de vormgeving en instandhouding van onze rechtstaat, zich vrij en veilig voelen om hun taak naar behoren te vervullen. Verdachte heeft voorts zijn ex-vriendin belaagd. Aangeefster heeft bij de politie verklaard erg angstig te zijn geweest en heeft zelfs tijdelijk bij een vriendin gelogeerd. Door het plegen van dit feit heeft verdachte op indringende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vriendin.
De rechtbank houdt ook rekening met het strafblad van verdachte van 16 september 2017, waaruit blijkt dat hij eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Het baart de rechtbank zorgen dat verdachte geen medewerking heeft willen verlenen aan het opstellen van enige psychiatrische of psychologische rapportage. Ter zitting heeft verdachte wederom te kennen gegeven geen behoefte te hebben aan contact met een psycholoog of psychiater. Dit is zorgwekkend nu gezien het reclasseringsadvies en de NIFP-rapportage het vermoeden bestaat dat verdachte kampt met psychiatrische problematiek en het erop lijkt dat zijn handelen door deze problematiek is ingegeven. Door geen medewerking te verlenen kan de rechtbank hier geen rekening mee houden en ziet zij zich genoodzaakt over te gaan tot het opleggen van een gevangenisstraf, teneinde de maatschappij te beschermen. Vanuit algemeen preventief oogpunt acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf geïndiceerd. De ernst van de feiten rechtvaardigt echter niet een gevangenisstraf voor de duur zoals door de officier van justitie geëist.
Gezien de mogelijke psychiatrische problematiek van verdachte en het vermoeden dat de door hem gepleegde strafbare feiten hierdoor zijn ingegeven, bestaat de kans dat verdachte na invrijheidstelling zal vervallen in strafbaar gedrag. Op de vraag of de rechtbank er rekening mee moet houden dat hij in de toekomst wederom dergelijke feiten zal begaan, antwoordde verdachte: ‘Dat laat ik aan God’. De rechtbank vindt het daarom van belang de slachtoffers te beschermen tegen eventuele recidive. Om die reden acht de rechtbank een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht passender dan oplegging van een contact- en locatieverbod als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk op te leggen strafdeel, nu overtreding van de maatregel direct kan worden gehandhaafd zonder rechterlijke tussenkomst. De rechtbank beveelt de oplegging van deze vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van twee jaar en bepaalt de vervangende hechtenis voor de duur van 14 dagen voor iedere keer dat verdachte zich niet aan de maatregel houdt. Aangezien de rechtbank er ernstig rekening mee houdt dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan beveelt zij dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1] cs advocaten
De benadeelde partij [slachtoffer 1] cs advocaten vordert € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 en 3 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal, als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] cs advocaten, de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde, naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 en 3 bewezen geachte feiten is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert € 25,67 (vijfentwintig euro en zevenzestig cent) aan materiële schadevergoeding en € 300,00 (driehonderd euro) aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal, als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde, naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 325,67 (driehonderdvijfentwintig euro en zevenenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert € 6.053,52 (zesduizend drieënvijftig euro en tweeënvijftig cent) aan materiële schadevergoeding en € 3.000,00 (drieduizend euro) aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Ter zitting heeft mr. M.M.P.M. Lousberg de vordering nader toegelicht.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van een deel van de vordering van [slachtoffer 3] , geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit 4, rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat een gedeelte van de gevorderde materiële schade nog niet gemaakte kosten, maar mogelijk in de toekomst alsnog te maken kosten betreft. Voor zover er door [slachtoffer 3] nog geen kosten zijn gemaakt wijst de rechtbank deze gedeelten van de vordering af (te weten: het eigen risico, de awareknop, de onkosten hoger beroep en de verhuiskosten). Ten aanzien van de slaappillen is een bedrag van € 60,00 gevorderd. De benadeelde partij heeft hieraan tot nu toe € 15,08 besteed. De rechtbank wijst de vordering voor laatstgenoemd gedeelte toe. De overige € 44,92 zijn wellicht nog te maken kosten. De rechtbank verklaart [slachtoffer 3] ten aanzien van dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk. De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij reiskosten heeft gemaakt en wijst dit gedeelte van de vordering toe (€ 58,52). Dit betekent dat in totaal een bedrag van € 73,60 (drieënzeventig euro en zestig cent) aan materiele schade wordt toegekend.
De rechtbank waardeert de immateriële schade op een bedrag van € 500,00 (vijfhonderd euro). De benadeelde partij zal in het overige deel van de immateriële schade vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal, als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] , de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij, naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 4 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 573,60 (vijfhonderddrieënzeventig euro en zestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.