ECLI:NL:RBAMS:2017:7771

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2017
Publicatiedatum
24 oktober 2017
Zaaknummer
5933035 CV EXPL 17-9975
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurder hoeft niet mee te werken aan onaangekondigde woninginspectie door verhuurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de huurder en de verhuurder, Metterwoon Vastgoed B.V. De huurder, die sinds 1 juni 2016 een woning huurt van Metterwoon, weigerde medewerking te verlenen aan een onaangekondigde inspectie door de verhuurder. Metterwoon vorderde dat de huurder zou worden verplicht om toegang tot de woning te verlenen voor inspecties, onder dreiging van een dwangsom van € 5.000,- per keer dat de huurder weigerde. De verhuurder stelde dat zij regelmatig de woning moest inspecteren om te controleren op eventuele hennepteelt, om zo bestuursrechtelijke aansprakelijkheid te voorkomen.

De huurder verweerde zich door te stellen dat hij niet verplicht was om op elk gewenst moment toegang te verlenen en dat de inspectie een inbreuk op zijn privacy vormde. Hij beroept zich op zijn recht op privacy zoals gewaarborgd in de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De kantonrechter oordeelde dat de verhuurder niet zonder toestemming van de huurder de woning mocht betreden, tenzij er sprake was van een noodgeval. Aangezien Metterwoon niet kon aantonen dat er een noodgeval was, werd de vordering afgewezen.

De kantonrechter benadrukte dat het recht op privacy van de huurder gerespecteerd moet worden en dat de verhuurder niet zonder rechtsgrond of toestemming van de huurder de woning kan betreden. De vordering van Metterwoon werd afgewezen en de verhuurder werd veroordeeld in de proceskosten van de huurder.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 5933035 CV EXPL 17-9975
vonnis van: 23 oktober 2017

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap Metterwoon Vastgoed B.V.

gevestigd te Den Haag
eiseres
nader te noemen: Metterwoon
gemachtigde: mr. R. de Mooij
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. E.L.I. Verbeek

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De kantonrechter gaat uit van de volgende processtukken en proceshandelingen:
- de dagvaarding van 21 april 2017 met producties;
- de conclusie van antwoord;
- het instructievonnis;
- de dagbepaling comparitie.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 21 september 2017. Voor Metterwoon zijn verschenen [naam] , vergezeld door de gemachtigde. [gedaagde] is verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1.1.
[gedaagde] huurt met ingang van 1 juni 2016 de woning aan de [adres] , [plaats] , van Metterwoon.
1.2.
In de huurovereenkomst is, voor zover relevant, de volgende bepaling opgenomen (artikel 10, lid 10):
“Huurder is ermee bekend dat op grond van de Opiumwet het telen van hennep en/of het exploiteren van een hennepkwekerij strafbaar is. Het is huurder uitdrukkelijk verboden om in het gehuurde en in bij het gehuurde behorende onroerende aanhorigheden hennep en/of aanverwante plantjes/producten te telen/kweken en/of om hennepkwekerijen te (doen of laten) exploiteren en/of om hennep of aanverwante producten op te slaan, in welke omvang en mate dan ook. Huurder erkent en aanvaardt dit verbod.”
1.3.
In de algemene bepalingen bij de huurovereenkomst staat nog het volgende:
“11.1 Verhuurder en alle door hem aan te wijzen personen zijn gerechtigd het gehuurde na overleg met huurder op werkdagen tussen 08.00 uur en 17.30 uur te betreden voor inspectie van de staat van het gehuurde voor de in 10.3 tot en met 10.6 genoemde werkzaamheden en voor taxaties. In noodgevallen is verhuurder gerechtigd ook zonder overleg en/of buiten genoemde tijdstippen het gehuurde te betreden.”
1.4.
Metterwoon is op 10 april 2017 – zonder voorafgaand overleg – bij [gedaagde] aan de deur geweest om een inspectie in het gehuurde uit te voeren. Zij wenste daarbij onder meer te onderzoeken of sprake was van hennepteelt. [gedaagde] heeft Metterwoon de toegang tot de woning ontzegd.
1.5.
Op 11 april 2017 heeft de gemachtigde van Metterwoon [gedaagde] te kennen gegeven dat hij als goed huurder gehouden is zijn medewerking te verlenen aan de door Metterwoon beoogde inspectie(s). [gedaagde] is daarbij de kans geboden om alsnog aan die verplichting te voldoen.
1.6.
[gedaagde] heeft Metterwoon per e-mail d.d. 13 april 2017 laten weten dat hij niet verplicht is om te allen tijde de eigenaar toegang tot de woning te verlenen, en dat hij ook geen aanleiding heeft gegeven voor een onderzoek.

Vordering

2. Metterwoon vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot het verlenen van zijn medewerking aan periodieke inspectie van het gehuurde en Metterwoon daarbij op ieder door haar gewenst moment, al dan niet aangekondigd, de toegang tot de woning te verschaffen, onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per keer dat [gedaagde] weigert zijn medewerking te verlenen aan de door Metterwoon gewenste inspectie.
3. Metterwoon stelt hiertoe, samengevat en zakelijk weergegeven, dat zij gehouden is het gehuurde regelmatig te inspecteren en te controleren of de woning niet wordt gebruikt voor de kweek van hennep. Ter zitting heeft Metterwoon benadrukt dat het uitdrukkelijk de bedoeling is dat Metterwoon toegestaan wordt om zonder daarvoor vooraf een afspraak te maken de woning te betreden op ieder door haar gewenst moment.
4. Het voorgaande is ingegeven door uitspraken van de Raad van State met betrekking tot bestuurlijke boetes die verhuurders krijgen opgelegd. Om te voorkomen dat een eigenaar van een pand bestuursrechtelijk verantwoordelijk wordt gehouden voor onrechtmatig gebruik van het door hem verhuurde pand, moet een eigenaar aannemelijk kunnen maken dat hij niet wist en ook niet kon weten dat het pand werd gebruikt voor het kweken van hennep. Om hieraan te voldoen moet Metterwoon steekproefsgewijs de woning kunnen binnentreden voor een inspectie, aldus Metterwoon.

Verweer

5. [gedaagde] voert aan, samengevat en zakelijk weergegeven, dat hij niet is gehouden om Metterwoon te allen tijde op de door haar gewenste data en tijdstippen toegang tot zijn woning te verlenen.
6. Het zonder enige aanleiding aanbellen om onderzoek te verrichten in de woning van [gedaagde] maakt ernstig inbreuk op zijn privacy. [gedaagde] doet daarbij een beroep op art. 10 Grondwet, art. 8 EVRM, art. 17 IVBPR en art. 7 HGEU. Van een redelijk doel dat de inbreuk op zijn recht op privacy zou kunnen rechtvaardigen is geen sprake. [gedaagde] heeft Metterwoon ook geen enkele aanleiding gegeven voor onderzoek in de woning, en is altijd goed huurder geweest.

Beoordeling

7. Een verhuurder is jegens zijn huurder verplicht om het genot van het gehuurde te verschaffen, de verplichtingen uit de huurovereenkomst na te komen en zich jegens hem als een goed verhuurder te gedragen. De huurder heeft recht op ongestoord huurgenot. Daartoe behoort het recht op privacy, zeker als het gehuurde zijn woning betreft. Dit recht dient door de verhuurder te worden gerespecteerd. Zoals in de algemene bepalingen bij de huurovereenkomst is bepaald (artikel 11.1, zie hiervoor onder 1.3), bestaat voor de verhuurder, indien dit noodzakelijk is voor het verhelpen van gebreken of het doen taxeren van de woning, de bevoegdheid om de woning te betreden. Daarvoor is echter toestemming van de huurder vereist. Slechts in noodgevallen is verhuurder bevoegd om zonder toestemming van de huurder de woning te betreden.
8. Metterwoon stelt niet dat sprake is van een noodgeval, maar wenst zonder aanleiding – steeksproefgewijs – binnen te mogen treden in de woning, zonder dat de huurder daarvan vooraf op de hoogte is gesteld of daarmee heeft ingestemd. Voor een dergelijke bevoegdheid bestaat geen rechtsgrond. Een dergelijke bevoegdheid is niet contractueel overeengekomen en maakt onevenredig inbreuk op het recht op privacy en het huurgenot van huurder. De vordering wordt dan ook afgewezen.
9. Metterwoon stelt nog wel dat de kans bestaat dat zij bestuursrechtelijk aansprakelijk wordt gesteld voor eventueel onrechtmatig gebruik van de woning, omdat zij wist of kon weten dat het pand onrechtmatig werd gebruikt. Nu zij, buiten noodgevallen, niet de bevoegdheid heeft om zonder toestemming van de huurder de woning te betreden, valt echter niet in te zien dat, zonder meer, geoordeeld kan worden dat zij in dat geval wist of had kunnen weten dat de woning onrechtmatig werd gebruikt. Hierin kan evenmin een reden worden gevonden om haar de gevorderde bevoegdheid toe te kennen.
10. Niet valt in te zien dat grond bestaat om te kunnen concluderen dat de verhuurder ook de bevoegdheid om zonder toestemming van de huurder in de woning binnen te treden toe zou moeten komen zonder dat sprake is van een noodgeval. Deze bevoegdheid zou een te grote inbreuk zijn op het in artikel 10 en 12 van de Grondwet gegarandeerde recht op privacy van de huurder in de woning en daarmee op zijn huurgenot. Gezien al het voorgaande wordt de vordering van Metterwoon afgewezen.
11. Metterwoon wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Metterwoon in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot worden op € 120,00 aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt Metterwoon tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en Metterwoon niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.