Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
Ter zitting waren aanwezig:
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
2.De feiten
3.Het geschil
1. om elk gebruik van het Mazda beeldmerk (logo) te staken en gestaakt te houden;
2. om elk gebruik van het Mazda woordmerk te staken en gestaakt te houden, tenzij dit gebeurt op een wijze die geen bijzondere of commerciële band met Mazda suggereert, dus in andere kleuren/lettertypes dan gebruikelijk binnen de Mazda-organisatie;
3. de aan- en verkoop van nieuwe Mazda-voertuigen te staken en gestaakt te houden, tenzij [gedaagden gezamenlijk] optreedt als tussenpersoon waarbij een rechtstreekse contractuele band ontstaat tussen de eindgebruiker en de Mazdadealer;
4. de annulering van een order van een bij naam genoemde klant ( [klant] ) te accepteren, zonder hem annuleringskosten in rekening te brengen;
5. op de openingspagina van haar website ( [website] ) een bericht te plaatsen dat er – kort gezegd – op neerkomt dat [gedaagden gezamenlijk] bij klanten mogelijk ten onrechte de indruk heeft gewekt deel uit te maken van het Mazda dealer- en/of servicenetwerk;
6. een en ander op straffe van dwangsommen; en
7. tot betaling van de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De huidige situatie is zo dat [gedaagden gezamenlijk] noch in haar showrooms en garagebedrijven, noch op het internet de indruk wekt dat zij onderdeel uitmaakt van het Mazda-dealer- of servicenetwerk. Zij misleidt haar klanten niet. Zij treedt niet op als verkoper van nieuwe Mazda’s, enkel als tussenpersoon. Zij gebruikt hiervoor een machtigingsformulier waarvan de tekst akkoord is bevonden door Mazda. [gedaagden gezamenlijk] is vergeten [klant] zo’n machtigingsformulier te laten tekenen, maar de annuleringskosten die zij hem in rekening heeft gebracht, zijn inmiddels gecrediteerd. Ten bewijze hiervan heeft zij als productie 8 een creditfactuur in het geding gebracht. Hoffmann heeft ten onrechte geconstateerd dat [gedaagden gezamenlijk] een “nieuwe” Mazda aanbood, omdat met de desbetreffende auto reeds 880 kilometer was gereden en die auto meer dan twee maanden oud was. Op de gevels van de panden van [gedaagden gezamenlijk] zijn de woorden occasions en reparatie duidelijk vermeld. De belettering wekt niet de indruk dat [gedaagden gezamenlijk] een erkende Mazdadealer is, alleen dat zij reeds in het verkeer gebrachte Mazda’s repareert en verkoopt. In dat kader mag zij het woordmerk Mazda gebruiken. Dit is in overeenstemming met het arrest BMW/Deenik (HvJ EG 23 februari 1999). Dat nog een oude smeerkaart of een verdwaald visitekaartje zijn aangetroffen met het logo van Mazda, is niet dermate ernstig dat dit als contractbreuk of merkinbreuk kan worden aangemerkt. Het logo van Mazda dat bij de koffietafel hangt in de showroom (en dat van buiten af niet zichtbaar is) was een geschenk van Mazda en is een herinnering aan het verleden. Het plastic waarmee het Mazdalogo aan de buitenzijde van het pand was afgeplakt is door een storm weggewaaid. Al met al vormt dit onvoldoende aanleiding om de vorderingen te kunnen toewijzen, aldus [gedaagden gezamenlijk] .
4.De beoordeling
artist impressionvan de gevel van de showroom van [gedaagden gezamenlijk] met de woorden Mazda en ‘occasion’ (zie hiervoor bladzijde 9 van de pleitnota van de raadsman van Mazda). Mazda had geen bezwaar tegen het gebruik van die woorden op die wijze. In zoverre weet [gedaagden gezamenlijk] dus (min of meer) wat haar is toegestaan. Bij twijfel over het juiste gebruik van het woordmerk staat het [gedaagden gezamenlijk] bovendien vrij
van te vorencontact op te nemen met Mazda en te proberen daarover overeenstemming te bereiken. Van Mazda kan op haar beurt worden verwacht dat zij op een dergelijk verzoek van [gedaagden gezamenlijk] adequaat reageert. Op die wijze kan het verbeuren van dwangsommen (en dus van executiegeschillen) worden voorkomen.
Door ons te leveren nieuwe auto: Mazda CX-3 (WGN)”. Dat [gedaagden gezamenlijk] per ongeluk zou zijn vergeten [klant] een machtigingsformulier te laten ondertekenen, maakt niet dat vordering 3 niet toewijsbaar is. Ook hier geldt dat niet kan worden uitgesloten dat [gedaagden gezamenlijk] het desbetreffende verbod min of meer structureel overtreedt. Voor de definitie van het begrip “nieuw” dient te worden aangesloten bij artikel 2.4 van de vaststellingsovereenkomst van 8 maart 2016.
4.10. Ook bij toewijzing van vordering 5 heeft Mazda onvoldoende belang. Met toewijzing van de vorderingen 1 tot en met 3 wordt voldoende aan haar belangen tegemoet gekomen. Hierbij is ook van belang, zoals Mazda heeft erkend, dat met de inhoud van de website van [gedaagden gezamenlijk] niks mis is.
5.De beslissing
€ 618,- aan griffierecht en € 816,- aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen indien [gedaagden gezamenlijk] niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis tot betaling overgaat,