ECLI:NL:RBAMS:2017:7760

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2017
Publicatiedatum
23 oktober 2017
Zaaknummer
AMS 17/1199
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de registratieperiode onder beperkende voorwaarden voor verpleegkundige specialisten

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 25 oktober 2017, is de rechtbank van oordeel dat de Registratiecommissie Specialismen Verpleegkunde (RSV) terecht aan eiser een registratieperiode van vijf jaar onder beperkende voorwaarden heeft toegekend. De zaak betreft een beroep van eiser tegen het besluit van de RSV, waarin het bezwaar van eiser tegen de registratievoorwaarden ongegrond werd verklaard. Eiser had in zijn beroep aangevoerd dat hij voldeed aan de eisen voor herregistratie, omdat hij meer dan 49 uur aan Intercollegiale Toetsing (ICT) had deelgenomen. De rechtbank oordeelt dat de RSV in redelijkheid kon eisen dat eiser verslagen maakte van zijn ICT-uren die voldeden aan de beleidsregels. De rechtbank stelt vast dat de RSV de beleidsregels op een adequate manier heeft gepubliceerd en dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn verslagen aan te passen. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van ongelijkheid in de behandeling van eiser ten opzichte van zijn collega's, aangezien de RSV gemotiveerd heeft aangegeven waarom de verslagen van eiser niet aan de eisen voldeden. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/1199

uitspraak van de meervoudige kamer van 25 oktober 2017 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser (hierna: [eiser] )

(gemachtigde: mr. M.E.F. Bots),
en

Registratiecommissie Specialismen Verpleegkunde, verweerder (hierna: RSV)

(gemachtigden: mr. A.F.H. ten Brummelhuis en mr. T.W.E. Meulemans).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juli 2016 (het primaire besluit) heeft de RSV aan [eiser] een nieuwe registratieperiode onder beperkende voorwaarden toegekend.
Bij besluit van 20 januari 2017 (het bestreden besluit) heeft de RSV het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De RSV heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2017. [eiser] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De RSV heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden. Voor de RSV is tevens verschenen B. Vogel, secretaris van de RSV.

Overwegingen

Feiten
1. Bij brief van 26 april 2016 heeft de RSV aan [eiser] het voornemen kenbaar gemaakt hem een nieuwe registratieperiode van vijf jaar onder beperkende voorwaarden toe te kennen, omdat in het portfolio van [eiser] acht uur aan Intercollegiale Toetsing (hierna: ICT) ontbreekt. [eiser] diende voor 27 april 2017 alsnog deel te nemen aan acht uur ICT.
2. [eiser] heeft bij brief van 22 mei 2016 zijn zienswijze ingediend tegen het voornemen van de RSV.
3. Bij het primaire besluit heeft de RSV het voornemen van 26 april 2016 omgezet in een definitief besluit. De RSV heeft tevens een inhoudelijke reactie gegeven op de zienswijze van [eiser] .
4. Bij het bestreden besluit heeft de RSV, onder verwijzing naar het advies van de Commissie van Bezwaar en Beroep van 31 december 2016, het primaire besluit gehandhaafd.
Beroepsgronden van [eiser]
5. [eiser] heeft in beroep aangevoerd dat hij wel voldoet aan de eisen voor herregistratie, omdat hij heeft deelgenomen aan (meer dan) 49 uur ICT. Eventuele onjuiste verslaglegging hiervan maakt dit niet anders.
[eiser] heeft verder aangevoerd dat het ICT-beleid niet aan hem bekend is gemaakt en dat de toetsing door de RSV niet transparant is. Zo is onduidelijk door hoeveel beoordelaars het portfolio wordt beoordeeld, aan welke criteria de beoordelaars moeten voldoen en op welke wijze er wordt getoetst.
[eiser] heeft tot slot aangevoerd dat de RSV heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel dan wel dat sprake is van willekeur.
Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank stelt voorop dat de bij de beoordeling van dit beroep aan te leggen maatstaf beperkt is tot de vraag of de RSV in redelijkheid kon komen tot haar besluit.
7. De rechtbank overweegt dat de RSV niet heeft betwist dat [eiser] heeft deelgenomen aan (meer dan) 49 uur ICT. De RSV controleert echter aan de hand van verslagen of is voldaan aan de voorwaarden die worden gesteld aan ICT. Dit is ten behoeve van kwaliteitsbewaking.
In alle beleidsregels [1] staat dat verslaglegging in de eigen portfolio wordt geüpload als bewijsmateriaal ten behoeve van de herregistratie. Het feit dat in de loop van de tijd verschillende beleidsregels hebben bestaan doet daar niet aan af, omdat in essentie steeds duidelijk is geweest wat de eisen inhielden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank met de RSV van oordeel dat de wijze van verslaglegging deel uitmaakt van de beoordeling door de RSV en dat alleen deelname aan de ICT niet voldoende is. Verweerder heeft dan ook in redelijkheid kunnen eisen dat [eiser] (op juiste wijze) verslag had moeten maken om te voldoen aan de voorwaarden voor herregistratie.
8. [eiser] stelt onbekend te zijn geweest met het ICT-beleid en de criteria waaraan verslaglegging diende te voldoen. De rechtbank stelt vast dat de RSV gemotiveerd heeft aangegeven dat de beleidsregels zijn gepubliceerd, vindbaar zijn op de website van de RSV en zijn gecommuniceerd via digitale nieuwsbrieven. [eiser] heeft dit verder niet betwist, maar hij is van mening dat de beleidsregels ook aan hem persoonlijk bekend gemaakt hadden moeten worden. De rechtbank is echter van oordeel dat de RSV de beleidsregels op zodanige wijze bekend heeft gemaakt, dat de daarin gestelde eisen voor [eiser] voldoende kenbaar en toegankelijk waren. In dit kader acht de rechtbank het tevens van belang dat [eiser] door de RSV meermaals in de gelegenheid is gesteld zijn ICT-verslagen aan te passen, waarbij de RSV [eiser] heeft gewezen op de onjuistheden in zijn verslagen en op de geldende beleidsregels.
9. [eiser] stelt dat de wijze van beoordelen van het portfolio niet transparant is. Verweerder heeft toegelicht dat het portfolio van [eiser] is beoordeeld door twee medewerkers van de RSV en dat de beoordeling vervolgens ter toetsing is voorgelegd aan de Commissie Herregistratie van de RSV (hierna: de Commissie). De Commissie heeft het oordeel van de twee medewerkers bevestigd. De rechtbank heeft geen aanleiding gevonden in de stellingen van [eiser] om te twijfelen aan de professionaliteit en de deskundigheid van deze personen. Verder zijn niet deze personen, maar is de RSV verantwoordelijk voor de beoordeling ten behoeve van de herregistratie en daarom is kenbaarheid van onder andere de identiteit van deze personen niet noodzakelijk.
10. [eiser] stelt dat hij ongelijk behandeld is ten opzichte van collega’s die hebben deelgenomen aan dezelfde ICT-bijeenkomsten als hij en identieke verslagen hebben ingediend. De rechtbank stelt vast dat de RSV reeds in de bezwaarfase heeft erkend dat het verslag van [eiser] van 12 april 2013 identiek is aan het verslag van een andere deelnemer, dat de uitkomsten van de beoordeling van deze verslagen niet gelijk zijn en dat voor dit verschil geen inhoudelijke argumenten zijn aan te dragen. De rechtbank is echter met de RSV van oordeel dat goedkeuring van het verslag van 12 april 2013 niet zou kunnen leiden tot herregistratie zonder beperkte voorwaarden, omdat [eiser] ook dan nog steeds onvoldoende ICT-uren had. De rechtbank is verder van oordeel dat de RSV in haar brief van 14 november 2016 en in het verweerschrift voldoende heeft gemotiveerd waarom bij de beoordeling van de overige verslagen van [eiser] geen sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel of van willekeur.
11. Nu de rechtbank ook overigens niet is gebleken van een afkeuring van de ICT-verslagen op onredelijke gronden, is het beroep van [eiser] ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Polak, voorzitter, mr. B.C. Langendoen en mr. R. Hirzalla, leden, in aanwezigheid van mr. C.M.A.V. van Kleef, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2017.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.De beleidsregels “Intercollegiale Toetsing Verpleegkundig Specialisten” van respectievelijk maart 2011, 6 februari 2013 (versie juli 2013), 6 februari 2013 (versie oktober 2014) en 7 september 2016.