Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2]
HEN DIE VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK OF EEN GEDEELTE DAARVAN PLAATSELIJK BEKEND ALS [gedaagde 3],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
816,00
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de stichting Ymere een vordering tot ontruiming van een sociale huurwoning ingediend tegen gedaagden, waaronder de huurder en een huisbewaarder. De voorzieningenrechter heeft op 25 oktober 2017 uitspraak gedaan in kort geding. Ymere stelde dat de huisbewaarder, gedaagde 2, de woning niet zelf bewoont en deze aan derden in gebruik heeft gegeven, wat in strijd is met de huurovereenkomst en de huisbewaringsovereenkomst. Tijdens huisbezoeken door medewerkers van Ymere zijn andere personen aangetroffen in de woning, wat de vermoedens van onderhuur versterkte. Gedaagden betwistten deze claims en stelden dat de betrokkenen slechts tijdelijk in de woning verbleven.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende aanwijzingen waren dat de huisbewaarder de woning niet als hoofdverblijf gebruikte en dat er sprake was van onrechtmatige bewoning door derden. De rechter concludeerde dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar was, omdat de huurder verantwoordelijk blijft voor de personen die met haar instemming in de woning verblijven. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe en veroordeelde gedaagden in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders en huisbewarende partijen in het kader van huurovereenkomsten.