ECLI:NL:RBAMS:2017:7729

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2017
Publicatiedatum
23 oktober 2017
Zaaknummer
13/751398-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een verdachte met meerdere aliassen in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 3 oktober 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een man die door de Belgische autoriteiten wordt verdacht van oplichting. De verdachte, die bekend is onder tientallen aliassen, heeft zowel een onschuldverweer als een identiteitsverweer gevoerd. Hij verklaarde dat hij niet de gezochte persoon is, maar een dactyloscopisch onderzoek heeft aangetoond dat zijn vingerafdrukken overeenkomen met die van een andere persoon, genaamd G. Ondanks zijn verweer heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om aan de uitkomsten van het dactyloscopisch onderzoek te twijfelen.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat hij vele aliassen heeft. De officier van justitie heeft aangegeven dat de verdachte bekend is onder maar liefst 96 verschillende namen. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld op een openbare zitting op 26 september 2017, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de verdachte aanwezig waren. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd, omdat zij niet binnen de wettelijke termijn kon oordelen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het Europees aanhoudingsbevel voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering van de verdachte aan het Hof van Beroep Antwerpen in België toe te staan, zodat hij zijn vrijheidsstraf van drie jaar kan ondergaan. De uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en B. Poelert, rechters, in aanwezigheid van griffier L.C. Werkman.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751398-15
RK nummer: 17/4575
Datum uitspraak: 3 oktober 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 18 juli 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 1 april 2015 door het Hof van Beroep Antwerpen (België) en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]alias
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats 1] Groot Brittannië, op [geboortedatum 1] 1967, danwel op [geboortedatum 2] 1966,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [P.I.]
,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 september 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. A. Oswald.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. K.T.H. van Gijssel namens mr. M.A.W. Nillesen, advocaat te ‘s-Hertogenbosch en door een tolk in de Engelse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat zij er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht.
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat zijn naam is
[opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats 1] Groot Brittannië, op
[geboortedatum 3] 1976en dat hij de
Britsenationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrest, gewezen door de tiende kamer van het Hof van Beroep Antwerpen op 28 oktober 2014.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog 964 dagen.
De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd arrest.
Dit arrest betreft de 28 feiten. Eén van deze feiten is als volgt omschreven in onderdeel e) van het EAB :
Betrokkene, gekend onder talloze aliassen, meldde zich op 25.06.2005 onder de valse naam [naam 1] aan bij de benadeelde firma, zijnde de n.v. [benadeelde partij], waar hij een bestelling plaatste voor goederen t.w.v. in totaal € 14.872,28.
Deze goederen werden op 02.07.2005 geleverd op het door hem opgegeven adres te Maasmechelen, nadat hij voorafgaandelijk het vertrouwen van de zaakvoerder van de benadeelde firma dat betaling zou volgen, kon winnen door aan deze een vervalst bewijs van overschrijving —swiftopdracht voor een bedrag van € 15.000 voor te leggen.
In de periode kort na 02.07.2005, en het laatst op 30.07.2005, kwam de betrokkene nog diverse keren materialen ophalen bij de benadeelde n.v. [benadeelde partij], telkens onder voorwendsel dat na facturatie betaling per overschrijving zou volgen. Het berokkende nadeel werd aldus nog met € 3.074,57 vergroot.
4.
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.

5.Onschuldverweer / identiteitsverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten.
Hij heeft bovendien verklaard dat hij niet de gezochte persoon is.
Een dactyloscopisch onderzoek heeft uitgewezen dat de van de opgeëiste persoon afgenomen dactyloscopische sporen toebehoren aan ene [persoon]. De opgeëiste persoon geeft toe het zijn vingerafdrukken zijn maar bestrijdt dat hij deze [persoon] is.
Hij heeft echter tijdens het verhoor ter zitting zijn onschuld niet kunnen aantonen.
De onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering.
Wat het identiteitsverweer betreft overweegt de rechtbank het volgende.:
Van de opgeëiste persoon zijn vele aliassen bekend, de officier van justitie noemt een aantal van 96 verschillende namen waaronder de opgeëiste persoon bekend is, waaronder [opgeëiste persoon], [opgeëiste persoon] en [persoon], geboren op [geboortedatum 4] 1960 te [geboorteplaats 2], Tunesië.
Op 12 juni 2017 is [opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 3] 1976 aangehouden te Utrecht.
In het proces-verbaal van een identiteitsonderzoek van verdachte, opgesteld door verbalisant [verbalisant] op 16 juni 2017, is het volgende gesteld:
Uit het biometrisch overzicht blijkt dat er van de persoon met het unieke biometrische kenmerk [kenmerk] tenminste vier maal strafrechtelijke vingerafdrukken (Havank) zijn afgenomen, te weten op 5 juni 1997 te Amstelveen zijn vingerafdrukken genomen van [naam 2], geboren op [geboortedatum 2] 1966 te [geboorteplaats 1] twee maal op 8-1-2001 te Sittard van [persoon], geboren op [geboortedatum 4]1960 te [geboorteplaats 2], Tunesië, op 8-1-2001 en op 6-2-2001 te België, van [naam 2], geboren op [geboortedatum 5]1966 te onbekend.
Naar aanleiding van bovenstaande bevindingen kan worden gesteld dat de juiste personalia van verdachte zijn:
[persoon], geboren op [geboortedatum 4]1960 te [geboorteplaats 2], Tunesië,
Met zekerheid kan gesteld worden dat de biometrische gegevens en het daaraan gekoppelde hiervoor genoemde biometrienummer van de verdachte die op 12 juni 2017 in Utrecht werd aangehouden overeenkomen met de biometrische gegevens afgenomen op 5 juni 1997 in Amstelveen. “
Verder bevindt zich bij de stukken een kopie van het Tunesisch paspoort van [persoon], geldig tot 14 november 2004.
Verdachte heeft hier ter zitting niets tegenover gesteld, behalve dat hij niet [persoon] is maar [opgeëiste persoon]. De rechtbank heeft mitsdien geen grond om aan het eerdere dactyloscopisch onderzoek te twijfelen.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 Overleveringswet.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]alias
[opgeëiste persoon]aan het Hof van Beroep Antwerpen (België) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 3 oktober 2017.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.