ECLI:NL:RBAMS:2017:771

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2017
Publicatiedatum
10 februari 2017
Zaaknummer
KK EXPL 16-1534
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot uitbreiding van arbeidsduur op basis van de Wet Flexibel Werken door museum

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 1 februari 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een rondleidster, eiseres, en haar werkgever, het Amsterdam Museum (AM). Eiseres vorderde een uitbreiding van haar arbeidsduur op basis van de Wet Flexibel Werken. Eiseres, die sinds 1999 in dienst is bij de rechtsvoorganger van AM, had eerder al een verzoek tot uitbreiding van haar uren gedaan, maar dit was afgewezen op grond van zwaarwegende bedrijfsbelangen. In haar huidige verzoek stelde eiseres dat er geen zwaarwegende belangen waren die zich tegen de uitbreiding verzetten, en dat haar inzet juist zou leiden tot lagere kosten door minder inzet van freelancers.

AM voerde aan dat de economische en organisatorische bezwaren nog steeds van toepassing waren en dat de uitbreiding van uren zou leiden tot hogere vaste lasten, terwijl het museum al te maken had met teruglopende subsidies. De kantonrechter oordeelde dat het voldoende aannemelijk was dat het plannen van rondleidingen zonder de inzet van freelancers onmogelijk was en dat er geen vrijval van formatieruimte was voor de functie van eiseres. De rechter concludeerde dat het verweer van AM in een bodemprocedure niet kansloos was en wees de vorderingen van eiseres af. Eiseres werd bovendien veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de toepassing van de Wet Flexibel Werken en de afweging van belangen tussen werknemer en werkgever, waarbij de economische situatie van de werkgever een belangrijke rol speelt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 5560093 KK EXPL 16-1534
vonnis van: 1 februari 2017
func.: 854

vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e

[eiseres]

wonende te [woonplaats]
eiseres
nader te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. E.A.M. Heidstra
t e g e n

de stichting Stichting Amsterdam Museum

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: AM
gemachtigde: mr. B.O. Eschweiler

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 12 december 2016 met producties, heeft [eiseres] een voorziening gevorderd.
Ter terechtzitting van 11 januari 2017 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiseres] is in persoon verschenen, vergezeld door de gemachtigde. AM is verschenen bij [naam 1] , en [naam 2] , vergezeld door de gemachtigde. AM heeft op voorhand stukken in het geding gebracht. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht, mede aan de hand van pleitaantekeningen. Na verder debat is de zaak veertien dagen aangehouden om een minnelijke regeling te beproeven. Daarna is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.
[eiseres] , thans [leeftijd] jaar oud, is op [datum] 1999 op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden als rondleider bij de gemeente Amsterdam, de rechtsvoorgangster van AM.
1.2.
Sinds 1 januari 2001 is [eiseres] in dienst van AM, laatstelijk in de functie van museumdocente. Haar werk bestaat uit het geven van rondleidingen.
1.3.
In 2011 is de omvang van de arbeidsovereenkomst met [eiseres] bepaald op 216 uur per jaar, gemiddeld 18 uur per maand. Dit is gedaan omdat de werkzaamheden pieken en dalen kennen.
1.4.
In april 2014 heeft [eiseres] verzocht om aanpassing van haar arbeidsduur tot minimaal 312 uur per jaar. AM heeft dit verzoek afgewezen.
1.5.
De kantonrechter in kort geding heeft bij vonnis van 28 november 2014 de vordering van [eiseres] afgewezen omdat voorshands is aangenomen dat zwaarwegende bedrijfsbelangen zich verzetten tegen uitbreiding van de arbeidsduur.
1.6.
Bij beschikking van 16 november 2015 heeft de kantonrechter een verzoek van AM tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [eiseres] afgewezen. Deze beschikking is door het gerechtshof op 20 september 2016 bekrachtigd.
1.7.
Bij e-mail van 26 september 2016 heeft [eiseres] opnieuw een verzoek aan AM gedaan om de omvang van haar werkzaamheden met ingang van 26 november 2016 op te hogen tot minimaal 480 uur per jaar.
1.8.
Bij brief van 19 oktober 2016 heeft AM het verzoek van [eiseres] geweigerd. Stijging met 264 uren naar 480 uren levert volgens AM een extra verlies op van € 5.892,48 op jaarbasis, bovenop het verlies dat AM al lijdt op de 216 uren die de arbeidsomvang van [eiseres] thans bedraagt. Daarbij voorziet de personeelsbegroting voor 2017 in een bezuiniging op de personeelskosten van € 24.750,-, zodat in de formatie moet worden gesneden. Voorts is uitbreiding organisatorisch niet haalbaar en staat het flexibiliteit in de weg.

Vordering

2. [eiseres] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, AM te veroordelen
  • om mee te werken aan aanpassing van de omvang van de arbeidsovereenkomst tot minimaal 480 uur per jaar en vaststelling van de gewenste spreiding conform de wensen van [eiseres] , op straffe van een dwangsom;
  • tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding van € 4.000,-;
  • tot betaling van de proceskosten.
3. [eiseres] grondt haar verzoek op artikel 3 van de Wet Flexibel Werken (hierna: WFW) en voert aan dat er geen zwaarwegende belangen bestaan bij AM op grond waarvan het verzoek niet kan worden toegewezen. In beginsel lijdt AM op al haar medewerkers verlies, het is een gesubsidieerde instelling. De inzet van [eiseres] leidt juist wel tot inkomsten. Voor een groot deel van de rondleidingen worden thans freelancers ingezet. Een grotere inzet van [eiseres] leidt tot een lagere inzet van freelancers. Gerelateerd aan de totale loonsom van AM, zijn de extra kosten bij meer inzet van [eiseres] vrijwel nihil. AM heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat organisatorische bezwaren in de weg staan aan uitbreiding van haar uren. Voorts stelt [eiseres] dat AM zich niet als een goed werkgever heeft gedragen, door na het eerste verzoek tot aanpassing van de arbeidsduur een louter op haar gerichte reorganisatie in gang te zetten om haar te kunnen ontslaan. Haar verzoek is daardoor opzettelijk gefrustreerd, waardoor zij een kans op meer inkomsten heeft gemist en schade heeft geleden.

Verweer

4. AM voert (samengevat) aan dat de economische, financiële en organisatorische bezwaren die zich ten tijde van het kort geding in november 2014 tegen een vermeerdering van de arbeidsduur verzetten, nog steeds actueel zijn. De gevorderde schadevergoeding is onvoldoende onderbouwd.
5. Op de standpunten van partijen zal in het navolgende nader worden ingegaan.

Beoordeling

6. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
7. Op grond van artikel 3 WFW kan een werknemer om aanpassing van de omvang van zijn arbeidsduur verzoeken. De werkgever willigt het verzoek in, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten.
8. AM heeft aangevoerd dat zij slechts twee rondleiders in dienst heeft en daarnaast al jarenlang over een pool vrijwilligers beschikt voor de rondleidingen. De inzet van vrijwilligers is nodig, omdat rondleidingen op aanvraag plaatsvinden en de rondleiders flexibel beschikbaar moeten zijn. De meeste rondleidingen vinden plaats tussen 10.00 en 14.00 uur. Er wordt naar gestreefd de rondleider op die rondleidingen te boeken die qua aard van de groep, taalgebied en soort rondleiding het beste bij hem of haar past. [eiseres] wordt meestal als eerste gebeld. Zij is echter niet op alle rondleidingen inzetbaar. Het is nu al lastig om de uren van [eiseres] te vullen met rondleidingen, zodat er sprake is van ‘lege uren’, waarvoor zij wel wordt betaald, maar er geen werk is voor haar. Dit probleem wordt alleen maar groter als een vermeerdering van uren wordt geaccepteerd. De huidige situatie leidt al tot onverantwoord hoge kosten. AM heeft te maken met slinkende subsidie en grote concurrentie in de ‘museummarkt’. Zij verwijst naar de begroting 2016, waarin is meegenomen een overzicht van bezuinigingsmaatregelen voor de jaren 2017 tot en met 2020. Er is geen loonruimte en geen formatieruimte. In 2016 waren er 673 rondleidingen, tegen 1.080 in 2015, aldus steeds AM. Het aantal neemt al jaren af.
9. Hoewel [eiseres] tegen de argumenten van AM heeft ingebracht dat zij op alle rondleidingen en op alle tijden inzetbaar is, maar gewoon niet wordt opgeroepen, is in dit kort geding voldoende aannemelijk geworden dat het plannen van de rondleidingen, zonder de inzet van freelancers onmogelijk is. [eiseres] kan nu eenmaal niet op alle rondleidingen worden ingezet, alleen al omdat sommige rondleidingen gelijktijdig worden gegeven en omdat zij ook recht heeft op vakantie- en vrije dagen. Ook is duidelijk geworden dat AM kampt met teruglopende subsidie. Uitbreiding van het aantal vaste formatie-uren leidt tot meer vaste lasten. Van vrijval van formatieruimte voor de functie die [eiseres] vervult, is niet gebleken. In de begroting voor 2017 is niet voorzien in vervanging van personeel dat met pensioen gaat. Het verweer van AM dat zij op grond van zwaarwegende bedrijfsbelangen het verzoek terecht heeft afgewezen is in de bodemprocedure dan ook zeker niet kansloos. Dit alles overziend acht de kantonrechter de kans dat de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure wordt toegewezen niet zodanig, dat daar nu al op vooruit zou moeten worden gelopen.
10. Het gevorderde voorschot op de schadevergoeding wordt ook afgewezen. Hetgeen daartoe is aangevoerd is onvoldoende om aan te nemen dat AM zich niet als een goed werkgever heeft gedragen. Dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [eiseres] niet is toegewezen, wil nog niet zeggen dat daarmee vaststaat dat AM in 2014 had moeten instemmen met het verzoek tot uitbreiding van de arbeidsduur. [eiseres] heeft geen beroep ingesteld tegen de afwijzende beslissing in kort geding van 28 november 2014. Zij heeft bovendien geen bodemprocedure hierover gevoerd.
11. [eiseres] dient als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten te worden belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af
veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van AM begroot op € 400,-,aan salaris gemachtigde, inclusief eventueel verschuldigde btw;
veroordeelt [eiseres] tot betaling van € 50,- aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,- onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. I.H.J. Konings, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 februari 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.