In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 1 februari 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een rondleidster, eiseres, en haar werkgever, het Amsterdam Museum (AM). Eiseres vorderde een uitbreiding van haar arbeidsduur op basis van de Wet Flexibel Werken. Eiseres, die sinds 1999 in dienst is bij de rechtsvoorganger van AM, had eerder al een verzoek tot uitbreiding van haar uren gedaan, maar dit was afgewezen op grond van zwaarwegende bedrijfsbelangen. In haar huidige verzoek stelde eiseres dat er geen zwaarwegende belangen waren die zich tegen de uitbreiding verzetten, en dat haar inzet juist zou leiden tot lagere kosten door minder inzet van freelancers.
AM voerde aan dat de economische en organisatorische bezwaren nog steeds van toepassing waren en dat de uitbreiding van uren zou leiden tot hogere vaste lasten, terwijl het museum al te maken had met teruglopende subsidies. De kantonrechter oordeelde dat het voldoende aannemelijk was dat het plannen van rondleidingen zonder de inzet van freelancers onmogelijk was en dat er geen vrijval van formatieruimte was voor de functie van eiseres. De rechter concludeerde dat het verweer van AM in een bodemprocedure niet kansloos was en wees de vorderingen van eiseres af. Eiseres werd bovendien veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de toepassing van de Wet Flexibel Werken en de afweging van belangen tussen werknemer en werkgever, waarbij de economische situatie van de werkgever een belangrijke rol speelt.