Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
dat nu, al kan worden toegegeven dat alle leed psychisch is, zeer goed kan worden onderscheiden tusschen pijn of ander leed, dat is min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwordingen in of aan het lichaam eenerzijds en de eigenlijk gezegde gemoedsaandoeningen, voor zoover zij leed opleveren, anderzijds, zijnde blijkbaar bij den term „lichamelijk leed" aan de eerstbedoelde gewaarwordingen te denken;
fysiekeervaring, wil bewezenverklaard handelen als mishandeling gekwalificeerd kunnen worden.
Ik voelde mij smerig hierdoor”. Van enig fysiek gevolg, in termen van de Hoge Raad in 1929 “min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwordingen in of aan het lichaam” blijkt uit de voorhanden bewijsmiddelen niet. Het zich smerig voelen duidt veel meer op een “leed opleverende gemoedsaandoening", oftewel een onaangename psychische ervaring. Dit brengt mee dat verdachte van de onder 1 primair ten laste gelegde mishandeling moet worden vrijgesproken.
5.Bewezenverklaring
6.De strafbaarheid van de feiten
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straf
9.Ten aanzien van de benadeelde partij
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.
gevangenisstrafvan
4 (vier) weken.