5.2.1Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair en 2 primair bewezen verklaarde
De rechtbank deelt, anders dan de raadsman, de conclusie van de politie en officier van justitie dat verdachte de dader is die in het proces-verbaal waarin de camerabeelden zijn beschreven als NN1 is aangeduid. Daarbij wordt het volgende overwogen.
Eén verbalisant heeft verdachte herkend op de bewegende camerabeelden van de verdachten, die de pont naar Amsterdam Noord op– en afreden.
Bij de beoordeling van herkenningen staat steeds voorop dat daarbij behoedzaamheid betracht dient te worden.
De rechtbank is van oordeel dat de bewegende beelden op grond waarvan de herkenning heeft plaatsgevonden voldoende duidelijk en helder zijn om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat de betreffende verbalisant verdachte ambtshalve kent uit het wijkteamgebied de Pijp waar hij werkzaam is. Hij heeft verdachte in de afgelopen jaren meerdere malen staande gehouden en ook aangehouden voor diverse strafbare feiten, aldus de verbalisant. Anders dan de raadsman heeft betoogd is niet gebleken van feiten en omstandigheden die de herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar zouden (kunnen) maken. De verbalisant heeft verklaard dat hij verdachte onmiddellijk herkende toen hij de videobeelden zag en dat over zijn identiteit hem door anderen geen informatie is verstrekt. De rechtbank acht de herkenning dan ook betrouwbaar.
Op de plaats waar het geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden is de kentekenplaat van de scooter van verdachte aangetroffen. Uit de verklaringen van getuigen volgt dat de kentekenplaat ten tijde van de gebeurtenissen die hebben geleid tot de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten van de scooter is gevallen. Eerst ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zijn scooter de betreffende nacht had uitgeleend aan een vriend, wiens naam hij niet wil noemen. De betreffende vriend zou hem hebben verteld dat het kenteken van de scooter kort voor deze feiten is gestolen, waarna verdachte hiervan melding bij de verzekeraar en later via internet aangifte bij de politie heeft gedaan. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet geloofwaardig. De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat de aangifte per internet eerst na de feiten is gedaan, waarbij op dat moment uitleg is gegeven over de reden waarom niet eerder aangifte is gedaan, alsmede dat verdachte deze verklaring pas in een zeer laat stadium voor het eerst naar voren heeft gebracht, zonder dat daarvoor een plausibele reden is aangevoerd. Anders dan de verdediging heeft betoogd valt uit de internetaangifte niet af te leiden dat een ander dan verdachte ten tijde van de vermeende diefstal over de scooter beschikte. Voorts acht de rechtbank van belang dat verdachte is herkend als bestuurder van een scooter met kentekenplaat op de veerpont richting Amsterdam Noord, een half uur voordat het geweld plaatsvond. Daar komt nog bij dat het telefoonnummer eindigend op - [nummer] om 01:44:15 uur aanstraalt op de mastlocatie Asterweg [nummer] . Volgens gegevens van de Top 600 van de gemeente Amsterdam wordt dit nummer gebruikt door [verdachte] . De locatie Asterweg [nummer] bevindt zich in de nabijheid van de vertrekplaats van de pont naar Amsterdam Centraal aan de Buiksloterweg. Uit de beschrijving van de beelden van camera 26 aan de Buiksloterweg te Amsterdam Noord volgt dat NN1, NN2 en NN3 om 01:52 uur de veerpont oprijden aan de kant van de Buiksloterweg in Amsterdam-Noord om met de pont naar Amsterdam-Centraal te gaan.
Geweld ‘in vereniging’ tegen [slachtoffer 1]
De rechtbank is, met de officier van justitie en anders dan de raadsman, van oordeel dat de rol van verdachte bij de geweldpleging tegen [slachtoffer 1] zodanig is geweest dat moet worden geconcludeerd dat hij het meer subsidiair tenlastegelegde geweld in vereniging met zijn mededader, te weten NN2, heeft gepleegd. Hiertoe is het volgende van belang.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte, NN2 en NN3 met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op de pont van Amsterdam Noord naar Amsterdam Centrum stonden. Vanuit de groep van verdachte werd op de pont gejend naar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Verdachte reed vervolgens met zijn scooter, met NN2 achterop, van de pont af, net als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die ook samen op een scooter zaten. Hierna heeft verdachte, door langzamer te gaan rijden en naar links uit te wijken, een aanrijding tussen beide scooters veroorzaakt, waarop verdachte en NN2 direct van hun scooter afsprongen en allebei direct fors geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gingen uitoefenen. Uit voormelde gang van zaken blijkt voldoende van een nauwe en bewuste samenwerking die maakt dat verdachte en NN2 in vereniging het meer subsidiair tenlastegelegde geweld hebben gepleegd tegen [slachtoffer 1] . Dat NN2 nadien, terwijl verdachte weer op zijn scooter zat, [slachtoffer 1] heeft geschopt en geslagen toen deze op de grond lag, maakt niet dat het eerdere gezamenlijke geweld niet aan verdachte valt toe te rekenen. Uit de bewijsmiddelen is niet naar voren gekomen dat NN3 geweld heeft uitgeoefend op [slachtoffer 1] .
Opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2]
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat uit de door verdachte en zijn medeverdachten tegen [slachtoffer 2] in vereniging gepleegde geweldshandelingen kan worden afgeleid dat verdachten het opzet hadden om [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Hiertoe is het volgende van belang.
Uit de beschrijving van de beelden komt naar voren dat verdachte en zijn medeverdachten [slachtoffer 2] meermalen hebben geschopt terwijl deze zich op de grond bevond. Daarnaast heeft verdachte naar de op de grond liggende [slachtoffer 2] een zogenaamde flying kick gemaakt, heeft hij van boven naar beneden op [slachtoffer 2] ingetrapt, [slachtoffer 2] van boven naar beneden geslagen en [slachtoffer 2] geslagen waarbij hij zijn hand op snelle en krachtige wijze van boven naar beneden bewoog. Een van de medeverdachten heeft [slachtoffer 2] , die zich ook op dat moment op de grond bevond, een knietje tegen het hoofd gegeven, waarna verdachte [slachtoffer 2] weer van boven naar beneden sloeg en een medeverdachte [slachtoffer 2] nog eens schopte terwijl deze op de grond lag. Het geopenbaarde geweld heeft diverse getuigen ertoe gebracht in te grijpen ter bescherming van de slachtoffers. Getuige [naam getuige] spreekt van een regelrechte afranseling waarbij de slachtoffers geen schijn van kans maakten. Volgens deze getuige was aan de jongens te merken dat ze vaker hadden gevochten. Ook de rechtbank heeft op de beelden waargenomen dat verdachten in korte tijd veel en krachtig geweld op een weerloze [slachtoffer 2] hebben uitgeoefend. Gelet op de intensiteit van het gebruikte geweld en de kwetsbare positie van [slachtoffer 2] , die zich voornamelijk op de grond bevond en die ook tegen zijn hoofd is geraakt, is de kans dat [slachtoffer 2] als gevolg hiervan zwaar lichamelijk letsel zou oplopen aanmerkelijk te noemen. Uit de gedragingen van verdachte en diens medeverdachten valt af te leiden dat zij deze kans bewust hebben aanvaard.