Beoordeling in conventie en in reconventie
1. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vorderingen van partijen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
2. Telrol heeft aangevoerd dat [eiser] geen spoedeisend belang heeft bij zijn vordering nu hij bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst € 1.027.902,35 netto op zijn bankrekening gestort heeft gekregen. Als uitgangspunt heeft te gelden dat bij een loonvordering en/of een vordering tot betaling van een beëindigingsvergoeding als de onderhavige, de spoedeisendheid is gegeven. Het enkele feit dat sprake is van een hoog salaris en in navolging daarvan een hoge beëindigingsvergoeding, maakt dit niet anders. [eiser] heeft gesteld dat hij kostwinner is en nakoming van de vaststellingsovereenkomst nodig heeft om aan zijn financiële verplichtingen te voldoen. Telrol heeft dit niet expliciet betwist en evenmin feiten of omstandigheden aangevoerd die een andere conclusie rechtvaardigen. De voorzieningenrechter acht dan ook voldoende spoedeisend belang aanwezig.
3. De vordering van [eiser] in conventie vloeit rechtstreeks voort uit de vaststellingsovereenkomst tussen partijen en wordt als zodanig ook niet betwist door Telrol.
4. Partijen zijn het erover eens dat het resterende gedeelte van de beëindigingsvergoeding, welke in zijn geheel opeisbaar is per 1 oktober 2017, € 157.000,-- bruto oftewel
€ 80.154,-- netto bedraagt. Voorts is de gemachtigde van [eiser] ter zitting akkoord gegaan met de berekening van Telrol van de waarde van twaalf niet genoten vakantiedagen, zijnde € 10.154,-- bruto oftewel € 4.873,89 netto.
5. Uit hetgeen hierboven onder 1.4. tot en met 1.6. is overwogen, volgt dat [eiser] per 1 oktober 2017 opeisbaar te vorderen heeft van Telrol een bedrag gelijk aan de bruto equivalent van
€ 30.204,54 netto(€ 85.027,89 netto min € 54.823,35 netto). De bruto equivalent hiervan kan de rechtbank niet berekenen, omdat van de reeds verrichte betalingen geen bruto/netto specificaties zijn overgelegd.
6. In beginsel is de in conventie gevorderde hoofdsom tot dit bedrag toewijsbaar. Voor zover Telrol bij wege van verweer in conventie een beroep heeft gedaan op haar recht tot verrekening met een vordering die zij stelt te hebben op [eiser] wegens naleving van de vaststellingsovereenkomst en/of onverschuldigde betaling, strandt dit op het feit dat deze tegenvordering betwist wordt en de gegrondheid hiervan niet eenvoudig is vast te stellen (artikel 6:136 BW) hetgeen voortvloeit uit na te noemen overwegingen in reconventie.
7. Geen verweer is gevoerd tegen de gevorderde wettelijke verhoging en wettelijke rente over de niet betaalde vakantiedagen. De wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag zal worden toegewezen vanaf de dag der dagvaarding, nu de respectievelijke data van opeisbaarheid moeilijk zijn vast te stellen gegeven het feit dat gedurende de periode februari tot en met mei 2017 méér is betaald dan volgens de vaststellingsovereenkomst had gemoeten. De kantonrechter acht termen aanwezig om de wettelijke verhoging ten aanzien van de niet betaalde vakantiedagen te matigen tot 25% over € 4.873,89 netto.
8. De vordering tot het verstrekken van de bruto/netto specificaties over alle verrichte en nog te verrichten betalingen ex artikel 2.2 van de vaststellingsovereenkomst is eveneens toewijsbaar, nu hiertegen geen zelfstandig verweer is gevoerd.
9. In het licht van het voorgaande heeft [eiser] geen zelfstandig belang meer bij de gevorderde naleving van de vaststellingsovereenkomst in algemene zin, zodat de vordering op dit punt zal worden afgewezen.
10. Ook de vordering tot het opleggen van een verbod op het doen van negatieve uitlatingen zal worden afgewezen, nu de vordering op dit punt onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd is.
11. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden toegewezen over het toe te wijzen bedrag nu de gemachtigde van [eiser] gemotiveerd heeft gesteld dat kosten zijn gemaakt anders dan ter voorbereiding van de procedure, en deze kosten niet zijn weersproken door Telrol.
12. Telrol dient als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten te worden belast.
13. Telrol stelt – samengevat – als grondslag voor haar tegeneis dat zij een vordering heeft op [eiser] uit hoofde van artikel 13 van de vaststellingsovereenkomst en dat zij gerechtigd is deze vordering te verrekenen met het bedrag dat zij nog aan [eiser] verschuldigd is. Subsidiair stelt Telrol dat sprake is van onverschuldigde betaling.
14. Ter toelichting hierop stelt Telrol het volgende. Ingevolge artikel 6.2 van de arbeidsovereenkomst had [eiser] over het jaar 2015 recht op een bonus van maximaal 75% van zijn bruto jaarsalaris. Dit is een bedrag van € 165.000,-- bruto.
Doordat hem een pakket aandelen ter waarde van € 165.000,-- is toegekend, heeft [eiser] deze bonus niet bruto maar netto ontvangen. Over dit bedrag van € 165.000,-- is geen loonbelasting afgedragen en evenmin heeft [eiser] dit via de eigen aangifte inkomstenbelasting gecorrigeerd. Telrol stelt dat uit artikel 13 van de vaststellingsovereenkomst volgt dat [eiser] een garantie heeft afgegeven voor het feit dat “correcte” belastingaangiften zijn ingediend tot de “bedragen die betaald zijn uit hoofde van de arbeidsovereenkomst”. Telrol stelt voorts dat, nu deze garantie expliciet is neergelegd in artikel 13, de in artikel 15 opgenomen finale kwijting niet ziet op deze aanspraak.
15. [eiser] erkent dat hij recht had op een bonus van € 165.000,-- bruto en dat hem een aandelenpakket ter waarde van (toen) €165.000,-- netto is toegekend. Tevens staat vast tussen partijen dat hierover geen loonbelasting is afgedragen en dat [eiser] dit niet heeft gecorrigeerd met zijn eigen aangifte inkomstenbelasting.
16. [eiser] heeft overigens verweer gevoerd. Hij stelt dat de afdracht van loonbelasting een werkgeversverplichting is, dat hem bij toekenning van het aandelenpakket de waarde daarvan in bruto of netto opzicht niet bekend was, en dat hem eerder aandelen zijn toegekend waarbij de belastingafdracht nooit ter sprake is gebracht. [eiser] heeft verder gesteld dat hij niet belast was met en/of betrokken was bij de belastingaangiften die ten behoeve van Telrol werden gedaan. Deze werden gedaan door [naam 1] en [naam 2] . Juist om die reden, zo stelt [eiser] , heeft hij de oorspronkelijke tekst van de vaststellingsovereenkomst laten wijzigen omdat hij Telrol niet wilde vrijwaren van eventuele belastingclaims waarvan hij, [eiser] , geen weet had en waarop hij ook geen invloed had gehad.
17. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Partijen houdt in reconventie verdeeld de vraag hoe de artikelen 13 en 15 van de vaststellingsovereenkomst moeten worden uitgelegd. Deze uitleg dient niet alleen plaats te vinden aan de hand van de bewoordingen van het artikel, maar ook op basis van de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Voor een zuiver taalkundige en geobjectiveerde uitleg, zoals door Telrol bepleit op basis van onder meer ECLI:NL:HR:2007:BA4909, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding, nu in het onderhavige geval geen sprake is van gelijkwaardige commerciële partijen en een zuiver commerciële transactie. Ook overigens bij een zuiver taalkundige en geobjectiveerde uitleg, is niet eenduidig vast te stellen welke betekenis aan de artikelen 13 en 15 moet worden toegekend.
18. Artikel 15 van de vaststellingsovereenkomst dient naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter aldus te worden uitgelegd dat van de finale kwijting worden uitgezonderd de (eventuele) aanspraken die voortvloeien uit de vaststellingsovereenkomst (en waarover dus is onderhandeld). In die zin mist het afzonderlijk noemen van artikel 14, en in het eerdere concept ook artikel 13, in dit artikel, zelfstandige betekenis nu in de aanhef van dit artikel tevens wordt verwezen naar “
the other terms of this Agreement”.
19. De volgende vraag is dan, of artikel 13 van de vaststellingsovereenkomst zodanig moet worden uitgelegd dat hieruit een aanspraak voortvloeit zoals door Telrol wordt gepretendeerd. Voor zover de vordering van Telrol (mede) is gebaseerd op onverschuldigde betaling hangt deze zo nauw samen met de uitleg van artikel 13 dat deze grondslag geen afzonderlijke behandeling behoeft. De vraag naar uitleg van artikel 13 van de vaststellingsovereenkomst laat zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet beantwoorden zonder nadere bewijslevering, waartoe het onderhavige kort geding zich niet leent.
20. De feitelijke omstandigheden bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst spelen hierbij een belangrijke rol. Partijen hebben ter zitting verklaard dat sprake was van een onderhandelingsproces onder hoge druk, waarbij zij (onder meer) op 1 februari 2017 fysiek in één gebouw na afloop van de buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders, in aanwezigheid van beide advocaten met elkaar hebben onderhandeld en waarbij uiteindelijk diezelfde dag de vaststellingsovereenkomst is gesloten. [eiser] stelt dat hij in dit onderhandelingsproces expliciet heeft aangegeven geen vrijwaring te willen verlenen voor belastingclaims, onder verwijzing naar de aanpassing van de tekst van de artikelen 13 en 15 die heeft plaatsgevonden. Telrol heeft dit weersproken en gesteld dat artikel 13 moet worden gezien als een garantie bepaling in tegenstelling tot de eerder opgenomen vrijwaring. Volgens Telrol is de bedoeling van partijen geweest om [eiser] , die als CEO voor het dagelijks reilen en zeilen van de onderneming verantwoordelijk was, eindverantwoordelijk te houden voor correcte belastingafdracht. Het feit dat de aangiftes feitelijk werden voorbereid en ingediend door anderen dan [eiser] zelf doet hieraan niet af, aldus Telrol.
21. Verder is in dit verband relevant dat Telrol heeft gesteld dat [eiser] zelf nauw betrokken is geweest bij de samenstelling van het aandelenpakket dat hem bij wijze van bonus over 2015 was toegekend, en dat de notaris die belast was met de overdracht [eiser] erop heeft gewezen dat hij zelf verantwoordelijk was voor de belastingafdracht. [eiser] heeft dit ontkend en gesteld dat de gehele voorbereiding van dit aandelenpakket buiten hem om is gegaan, dat hij geen idee had welke bruto of netto waarde het pakket vertegenwoordigde en dat hij een bezoekje van enkele minuten aan de notaris heeft gebracht, waarbij hij de leveringsakte moest tekenen. De eventuele (on)juistheid van deze stellingen kleurt de gerechtvaardigde verwachtingen van partijen ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst, en kunnen in een bodemprocedure onderwerp van verder debat en/of bewijslevering zijn.
22. Tegen deze achtergrond kan thans niet worden gesteld dat de vordering van Telrol in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat hierop bij wege van een spoedvoorziening vooruit gelopen dient te worden. De vordering in reconventie zal derhalve worden afgewezen.
23. De proceskosten in reconventie zijn zo nauw verweven met die in conventie dat deze op nihil worden gesteld.