ECLI:NL:RBAMS:2017:7561

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2017
Publicatiedatum
16 oktober 2017
Zaaknummer
13/680281-16 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot verkrachting in Amsterdam met geweld en bedreiging

In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 31 augustus 2017 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot verkrachting. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond op 6 augustus 2016, waarbij de verdachte, onder invloed van alcohol, de woning van het slachtoffer binnenging en haar bedreigde met geweld. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 17 augustus 2017 gehouden, waar de officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, de vordering heeft gedaan en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.R. Koenders.

De tenlastelegging omvatte meerdere gewelddadige handelingen, waaronder het dwingen van het slachtoffer tot seksuele handelingen door middel van bedreiging en geweld. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen, alsook forensisch bewijs, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer consistent waren en ondersteund door bewijs, zoals DNA-sporen die op een sigaret in de woning van het slachtoffer waren aangetroffen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot verkrachting en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, gezien het tijdsverloop en het feit dat de verdachte al geruime tijd op vrije voeten was zonder problemen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/680281-16 (Promis)
Datum uitspraak: 31 augustus 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [GBA]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 augustus 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Ruijs en van wat verdachte en zijn raadsman mr. B.R. Koenders naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 06 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of met een (andere) feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, opzettelijk tegen voornoemde [slachtoffer] heeft gezegd: "Ik wil je neuken. Ik ga niet weg voordat ik je geneukt hebt" en/of (vervolgens) zijn broek heeft laten zakken en/of tegen voornoemde [slachtoffer] heeft gezegd dat zij hem, verdachte, op zijn wang moest kussen en/of voornoemde [slachtoffer] een hoek heeft ingedrukt en/of de kleren van voornoemde [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of de vagina van voornoemde [slachtoffer] heeft gestreeld en/of betast en/of aangeraakt en/of voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of bij de keel en/of bij de nek en/of het gezicht heeft vastgepakt en/of de keel van voornoemde [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of zijn, verdachte's, arm om de hals van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en/of voornoemde [slachtoffer] op de bank heeft geduwd/gegooid en/of (vervolgens) op de grond heeft gegooid en/of boven op voornoemde [slachtoffer] is gaan liggen en/of heeft gezegd: "Ik laat je vandaag toch niet gaan als ik niet krijg wat ik wil";
subsidiair:
hij op of omstreeks 06 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte, tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd: "Ik wil je neuken. Ik ga niet weg voordat ik je geneukt hebt" en/of (vervolgens) zijn broek laten zakken en/of tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat zij hem, verdachte, op zijn wang moest kussen en/of voornoemde [slachtoffer] een hoek ingedrukt en/of de kleren van voornoemde [slachtoffer] uitgetrokken en/of de vagina van voornoemde [slachtoffer] gestreeld en/of betast en/of aangeraakt en/of voornoemde [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of bij de keel en/of bij de nek en/of het gezicht vastgepakt en/of de keel van voornoemde [slachtoffer] dichtgeknepen en/of zijn, verdachte's, arm om de hals van voornoemde [slachtoffer] geslagen en/of voornoemde [slachtoffer] op de bank geduwd/gegooid en/of (vervolgens) op de grond
gegooid en/of is hij, verdachte, boven op voornoemde [slachtoffer] gaan liggen en/of heeft hij, verdachte, tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd: "Ik laat je vandaag toch niet gaan als ik niet krijg wat ik wil".

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen. De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op bewijsmiddelen die in de bijlage zijn vervat.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank heeft kennis genomen van de omstandigheid dat aangeefster ter plaatse op onderdelen anders heeft verklaard dan zij later in haar aangifte heeft gedaan. De verklaring die aangeefster ter plaatse – hevig geëmotioneerd – heeft afgelegd komt in de kern echter wel overeen met de aangifte. Zowel uit haar verklaring ter plaatste als uit de aangifte blijkt immers dat een man onder invloed van alcohol haar woning is binnengekomen, de man seksuele bedoelingen had en haar heeft aangevallen. Dit blijkt ook uit de verklaring van de begeleider van aangeefster, [begeleider]. Hij heeft verklaard dat aangeefster hem op 6 augustus 2016 in de vroege morgen in paniek heeft gebeld en hem vertelde dat er een man haar woning was binnengedrongen die haar heeft geprobeerd te verkrachten. De rechtbank zal gelet op het voorgaande de aangifte volgen en de verklaring die aangeefster ter plaatste heeft afgelegd niet voor het bewijs gebruiken.
Aangeefster heeft op het politiebureau verklaard dat op 6 augustus 2016 in de vroege morgen een man voor de deur van de centrale hal stond die naar binnen wilde. Deze man was een kennis van haar huisgenote [persoon]. De huisgenote en deze man ruilen muziek op cd’s en cassettebandjes, aldus aangeefster. Nadat aangeefster de man binnen had gelaten werd hij agressief. Hij heeft tegen haar gezegd dat hij haar wilde neuken en dat hij haar vandaag niet zou laten gaan als hij niet zou krijgen wat hij wilde. Verdachte heeft zijn broek en onderbroek omlaag gedaan en tegen aangeefster gezegd dat zij hem een kusje moest geven. In de hoop dat verdachte dan weg zou gaan heeft aangeefster dat gedaan. In de keuken heeft verdachte een sigaret gerookt en deze onder de kraan uitgedaan en in de gootsteen gegooid. Verdachte heeft zijn broek weer omhoog gedaan. Hij heeft aangeefster bij haar nek en gezicht vastgepakt, op de bank geduwd en op de grond gegooid. Toen verdachte aangeefster op de bank had geduwd, is hij bovenop haar gaan liggen. Aangeefster heeft zich verzet. Uiteindelijk is de man weggegaan.
De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de in de gootsteen aangetroffen sigarettenpeuk, waarop DNA van verdachte is aangetroffen. Ook de uitkomst van het vergelijkend Y-chromosomaal onderzoek naar aanleiding van de in de hals van aangeefster aangetroffen sporen ondersteunt de verklaring van aangeefster. Uit dit onderzoek blijkt immers dat naast een relatief grote hoeveelheid celmateriaal dat afkomstig kan zijn van aangeefster, de bemonsteringen ook mannelijk celmateriaal bevatten dat afkomstig kan zijn van verdachte. Deze bevindingen zijn meer dan een miljard keer waarschijnlijker als de bemonstering celmateriaal bevat van aangeefster, verdachte en één of geen willekeurige onbekende persoon dan wanneer de bemonstering celmateriaal bevat van aangeefster en één of twee willekeurige onbekende personen.
Aangeefster heeft verdachte tijdens de meervoudige fotoconfrontatie aangewezen als de man die haar op 6 augustus 2016 heeft geprobeerd te verkrachten en [persoon] heeft, nadat haar een foto van verdachte is getoond, bevestigd dat dit de man is die zij verschillende keren heeft gesproken, onder andere over muziek. De rechtbank is het met de raadsman eens dat de meervoudige fotoconfrontatie niet geheel op de juiste wijze is uitgevoerd. Deze gang van zaken maakt de fotoconfrontatie echter niet onbruikbaar, nu uit het overige bewijs eveneens blijkt dat verdachte de man is die de betreffende dag in de woning van aangeefster is geweest en haar heeft aangevallen.
Verdachte heeft verklaard dat hij wel eens sigaretten aan [persoon] heeft gegeven en dat op die manier zijn DNA op de in de gootsteen aangetroffen sigaret terecht kan zijn gekomen. De rechtbank acht deze verklaring gelet op het overige bewijs onaannemelijk en zal deze terzijde schuiven. Daarbij betrekt de rechtbank dat aangeefster heeft verklaard dat in de woning niet wordt gerookt.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het op de hals van aangeefster aangetroffen DNA-materiaal op het standpunt gesteld dat de aanwezigheid van een onbekende persoon door beide hypotheses in het Y-chromosomaal DNA-onderzoek niet wordt uitgesloten, gecombineerd met de wetenschap dat Y-chromosomaal DNA minder persoons-specifiek is, maakt dat op basis van het rapport van 1 mei 2016 niet het daderschap van verdachte kan worden aangenomen. De rechtbank komt tot een ander oordeel nu het verweer van de raadsman voorbij gaat aan de omstandigheid dat – zoals hiervoor reeds overwogen – uit het overige bewijs blijkt dat verdachte de man is die de betreffende dag in de woning van aangeefster is geweest en haar heeft aangevallen. Niet aannemelijk is geworden dat een andere man dan verdachte bij het incident betrokken is geweest.
Met de officier van justitie en anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een begin van uitvoering. Verdachte was tegen de wil van aangeefster in haar woning, heeft zijn broek en onderbroek laten zakken, heeft meermalen gezegd dat hij haar ging neuken en dat hij niet weg zou gaan voordat hij zou krijgen wat hij wilde en is tenslotte op haar gaan liggen. Tevens was hij gewelddadig jegens aangeefster.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 6 augustus 2016 te Amsterdam, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en een feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, opzettelijk tegen voornoemde [slachtoffer] heeft gezegd: "Ik wil je neuken. Ik ga niet weg voordat ik je geneukt hebt" en
zijn broek heeft laten zakken en
tegen voornoemde [slachtoffer] heeft gezegd dat zij hem, verdachte, op zijn wang moest kussen en
voornoemde [slachtoffer] bij de nek en het gezicht heeft vastgepakt en zijn, verdachte's, arm om de hals van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en
voornoemde [slachtoffer] op de bank heeft geduwd/gegooid en op de grond heeft gegooid en boven op voornoemde [slachtoffer] is gaan liggen en
heeft gezegd: "Ik laat je vandaag toch niet gaan als ik niet krijg wat ik wil".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar primair bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
Indien het ten laste gelegde bewezen wordt, dient een deels voorwaardelijke straf te worden opgelegd, eventueel met voorwaarden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot verkrachting van aangeefster in haar eigen woning. Dit delict heeft hij gepleegd in de woning van aangeefster waar zij zich veilig zou moeten kunnen voelen. Door zo te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Slachtoffers van delicten als het onderhavige kunnen nog lange tijd de psychisch nadelige gevolgen daarvan ondervinden.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. De rechtbank ziet aanleiding een voorwaardelijk strafdeel op te leggen in de hoop dat dit verdachte ervan zal weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan een strafbaar feit schuldig te maken. De rechtbank zal – gelijk aan de straf zoals door de officier van justitie is geëist – een gevangenisstraf opleggen van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest.
Bevel voorlopige hechtenis
Het bevel tot voorlopige hechtenis is met ingang van 26 januari 2017 door het gerechtshof te Amsterdam geschorst tot aan de eerstvolgende behandeling van de zaak. Tijdens de behandeling van de zaak op 17 augustus 2017 heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis opnieuw geschorst.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank gelet op het tijdsverloop en de omstandigheid dat verdachte al geruime tijd zonder problemen op vrije voeten is, van oordeel dat geen sprake is van een geschokte rechtsorde. De rechtbank ziet op dit moment ook overigens geen aanleiding de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang te continueren. De rechtbank zal daarom het – geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 242 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot verkrachting.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Heft op het – geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Gabel, voorzitter,
mrs. A.J. Dondorp en J.J.C.M. Wirken, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Bouwhuis, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 augustus 2017.