Op 25 november 2014 is de verdachte door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft bepaald dat de taakstraf verminderd wordt met twee uren voor elke dag die de veroordeelde in voorarrest doorbrengt. Bij niet-nakoming van de taakstraf kan vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van 120 dagen. Op 7 juni 2017 heeft het Openbaar Ministerie de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bevolen, wat op 27 juni 2017 aan de veroordeelde is betekend.
De verdachte heeft bezwaar aangetekend tegen dit bevel, stellende dat hij de taakstraf niet heeft kunnen volbrengen omdat hij gedetineerd is geraakt voor een andere strafzaak. Tijdens de zitting op 24 juli 2017 heeft de raadsvrouw van de verdachte aangevoerd dat de verdachte een inschattingsfout heeft gemaakt door prioriteit te geven aan zijn werk als taxichauffeur. De officier van justitie heeft echter gesteld dat het bezwaarschrift ongegrond moet worden verklaard, aangezien de verdachte eerder de kans heeft gekregen om de taakstraf te voltooien, maar deze kans niet heeft benut.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend, maar oordeelt dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht. De rechtbank wijst het bezwaarschrift af en verklaart het bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis uitvoerbaar, met inachtneming van de wettelijke bepalingen omtrent de aftrek van de vervangende hechtenis op basis van de volbrachte taakstraf.