ECLI:NL:RBAMS:2017:7559

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2017
Publicatiedatum
16 oktober 2017
Zaaknummer
13/654001-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen tenuitvoerlegging vervangende hechtenis na niet-nakoming taakstraf

Op 25 november 2014 is de verdachte door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft bepaald dat de taakstraf verminderd wordt met twee uren voor elke dag die de veroordeelde in voorarrest doorbrengt. Bij niet-nakoming van de taakstraf kan vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van 120 dagen. Op 7 juni 2017 heeft het Openbaar Ministerie de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bevolen, wat op 27 juni 2017 aan de veroordeelde is betekend.

De verdachte heeft bezwaar aangetekend tegen dit bevel, stellende dat hij de taakstraf niet heeft kunnen volbrengen omdat hij gedetineerd is geraakt voor een andere strafzaak. Tijdens de zitting op 24 juli 2017 heeft de raadsvrouw van de verdachte aangevoerd dat de verdachte een inschattingsfout heeft gemaakt door prioriteit te geven aan zijn werk als taxichauffeur. De officier van justitie heeft echter gesteld dat het bezwaarschrift ongegrond moet worden verklaard, aangezien de verdachte eerder de kans heeft gekregen om de taakstraf te voltooien, maar deze kans niet heeft benut.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend, maar oordeelt dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht. De rechtbank wijst het bezwaarschrift af en verklaart het bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis uitvoerbaar, met inachtneming van de wettelijke bepalingen omtrent de aftrek van de vervangende hechtenis op basis van de volbrachte taakstraf.

Uitspraak

Parketnummer: 13/654001-14
BESLISSING
op het d.d. 27 juni 2017 op de griffie van deze rechtbank ingediende bezwaarschrift ex artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht van:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [GBA]
thans gedetineerd in [HVB].

Inleiding

Op 25 november 2014 is [verdachte] door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam veroordeeld tot, voor zover thans van belang, het verrichten van een taakstraf voor de duur van 240 uren. De rechtbank heeft bepaald dat voor iedere dag die de veroordeelde in voorarrest heeft doorgebracht, de taakstraf zal worden verminderd met twee uren . De rechtbank heeft bevolen dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Het Openbaar Ministerie heeft op 7 juni 2017 de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bevolen voor het resterende deel van de taakstraf en hiervan aan de veroordeelde kennis gegeven. De kennisgeving van dit bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis is op 27 juni 2017 aan de veroordeelde betekend.

De inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift richt zich tegen het door het Openbaar Ministerie gegeven bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis en strekt tot ongedaanmaking daarvan.

De procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • voormeld vonnis;
  • de uitspraak van de meervoudige strafkamer van 17 januari 2017, waarin is bepaald dat het destijds nog resterende deel van de taakstraf, te weten, 155 uren binnen drie maanden moet worden voltooid;
  • een rapportage van Reclassering Nederland Werkstrafunit Noord-West te Amsterdam, d.d. 5 april 2017, waarin het Openbaar Ministerie wordt geadviseerd de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te bevelen ;
  • voormelde kennisgeving van het bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis;
  • voormeld bezwaarschrift van veroordeelde.
De rechtbank heeft op 24 juli 2017 ter openbare terechtzitting gehoord de officier van justitie, mr. F. Heus, de veroordeelde en diens raadsvrouw mr. E.M. Bosscher, advocaat te Amsterdam.
De raadsvrouw van veroordeelde heeft ter zitting - kort gezegd - aangevoerd dat veroordeelde de taakstraf niet heeft kunnen volbrengen omdat hij vast is komen te zitten voor een andere strafzaak. In de periode voordat hij gedetineerd raakte, heeft hij een inschattingsfout gemaakt door voorrang te geven aan zijn werk als taxichauffeur in plaats van het verrichten van de taakstraf. De omstandigheid dat hij gedetineerd is geraakt heeft gemaakt dat het plan van veroordeelde om de taakstraf aan het einde van de periode van drie maanden te kunnen verricht niet kon worden gerealiseerd. Veroordeelde wil zo snel mogelijk weer aan het werk om zijn schulden te kunnen aflossen en zijn huur te betalen, om zo te voorkomen dat hij zijn woning zou kwijtraken.
De officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift ongegrond dient te worden verklaard. De rechtbank heeft veroordeelde op 17 januari 2017 de kans gegeven de taakstraf alsnog binnen drie maanden te volbrengen. De termijn hiervan is op 26 maart 2017 verstreken. Dat is twee weken voordat veroordeelde weer vast kwam te zitten. Veroordeelde heeft zich wederom meermalen ziek- en afgemeld. Nog een herkansing is dan ook niet aan de orde.

De beoordeling

De rechtbank stelt vast dat het bezwaarschrift tijdig door veroordeelde ter griffie van deze rechtbank is ingediend.
Op grond van de hierboven genoemde stukken en de behandeling ter openbare terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde de opgelegde taakstraf niet naar behoren heeft verricht.
De rechtbank heeft veroordeelde op 17 januari 2017 de kans gegeven de taakstraf binnen drie maanden alsnog te verrichten. Veroordeelde heeft echter een keuze gemaakt die er toe heeft geleid dat hij de taakstraf niet heeft voltooid. Er is geen reden de gevolgen van die keuze niet voor rekening van veroordeelde te laten komen.
Het bezwaarschrift dient ongegrond te worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart het bezwaarschrift ongegrond, zodat het bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis kan worden uitgevoerd, met aftrek overeenkomstig artikel 22d, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, met dien verstande dat voor iedere twee uren die van de te verrichten taakstraf zijn voldaan, de duur van de vervangende hechtenis naar evenredigheid wordt verminderd met een dag.
Gezien artikel 22h van het Wetboek van Strafrecht.
Deze beslissing is genomen door
mr. C.F. de Lemos Benvindo, voorzitter,
mrs. R.H.C. Jongeneel en C. Klomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Bouwhuis, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 juli 2017.