Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[eiser sub 1],
[eiser sub 2],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
816,00
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak vordert de vennootschap onder firma Hand in Hand, die actief is in de jeugdhulpverlening, de Gemeente Amsterdam te veroordelen haar alsnog toe te laten tot de onderhandelingsfase van een aanbesteding voor Specialistische Jeugdhulp. De Gemeente had Hand in Hand niet toegelaten tot deze fase, omdat het implementatieplan van Hand in Hand volgens de beoordelingscommissie niet voldeed aan de gestelde eisen. De procedure vond plaats op 26 januari 2017, waar beide partijen hun standpunten toelichtten. Hand in Hand stelt dat zij al op een integrale werkwijze werkt zonder onderaannemers en dat de Gemeente haar onterecht niet heeft toegelaten. De Gemeente voert aan dat het implementatieplan van Hand in Hand onvoldoende informatie bevatte over het hoofdaannemerschap en de rol van onderaannemers, en dat het niet aannemelijk is dat Hand in Hand met slechts twee personen het volledige spectrum aan zorg kan bieden. De voorzieningenrechter oordeelt dat de beoordelingscommissie in redelijkheid tot haar oordeel heeft kunnen komen en wijst de vordering van Hand in Hand af. Hand in Hand wordt veroordeeld in de proceskosten van de Gemeente.