ECLI:NL:RBAMS:2017:7461

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2017
Publicatiedatum
12 oktober 2017
Zaaknummer
6005666 CV EXPL 17-11896
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot betaling van annuleringskosten voor niet-gebruikte buitenschoolse opvang

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam geoordeeld over een geschil tussen Partou B.V. en een moeder die de overeenkomst voor buitenschoolse opvang voor haar dochter had opgezegd. De moeder had op 24 januari 2017 een overeenkomst getekend voor buitenschoolse opvang, maar heeft deze op 1 februari 2017 opgezegd. Partou vorderde betaling van annuleringskosten, ondanks het feit dat de dochter van de moeder nooit gebruik had gemaakt van de opvang. De kantonrechter oordeelde dat de moeder, ondanks het niet gebruiken van de opvang, gehouden was de annuleringskosten te betalen. De rechter baseerde zijn oordeel op de voorwaarden van de overeenkomst, waarin stond dat de moeder annuleringskosten verschuldigd was bij opzegging. De kantonrechter wees de vordering van Partou toe voor een bedrag van € 188,06, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding. De rechter wees ook de buitengerechtelijke kosten af, omdat er onduidelijkheid was over de betalingstermijn in de ingebrekestelling. De moeder werd veroordeeld in de proceskosten, met uitzondering van het griffierecht dat Partou meer had betaald. Het vonnis werd uitgesproken op 6 oktober 2017.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6005666 CV EXPL 17-11896
vonnis van: 6 oktober 2017

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Partou B.V.,

gevestigd en kantoorhoudende te Vianen,
eiseres,
nader te noemen: Partou,
gemachtigde: mr. O.J. Boeder,
t e g e n

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
nader te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

In het dossier bevinden zich:
  • de dagvaarding van 17 mei 2017, met een productie;
  • het proces-verbaal van mondeling antwoord;
  • het instructievonnis van 16 juni 2017;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • het proces-verbaal van mondeling dupliek;
  • de dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
Op 24 januari 2017 heeft [gedaagde] een overeenkomst voor buitenschoolse opvang bij Partou ondertekend, hierna: de overeenkomst.
1.2.
Op de overeenkomst zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
- Aanvullende algemene voorwaarden Partou B.V., versie januari 2017, hierna: de algemene voorwaarden
- Algemene branchevoorwaarden voor Kinderopvang - Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2016, hierna: de branchevoorwaarden.
1.3.
Artikel 7 lid 1 van de branchevoorwaarden luidt:
“De Ouder heeft het recht de Overeenkomst te annuleren vanaf de Ingangsdatum tot de Aanvangsdatum.”
1.4.
Artikel 7 lid 2 van de branchevoorwaarden luidt:
“De Ouder is voor annulering kosten verschuldigd.”
1.5.
Artikel 3 lid 2 van de algemene voorwaarden luidt:
“De hoogte van de annuleringskosten hangt af van het verschuldigde maandbedrag en het aantal maanden tussen de annulering en de aanvangsdatum van het contract.Aantal maanden vóór aanvangsdatum Annuleringskosten(…) (…)minder dan 1 maand De kosten van één maand kinderopvang”
1.6.
Artikel 5 lid 1 van de algemene voorwaarden luidt:
“Het contract kan door de ouder uitsluitend schriftelijk of per e-mail t.a.v. de afdeling Klantenservice (…) geheel of gedeeltelijk worden gewijzigd en/of opgezegd met inachtneming van een wijzigings- of opzegtermijn van één maand.”
1.7.
Bij e-mail van 1 februari 2017 heeft [gedaagde] de overeenkomst opgezegd.
1.8.
Bij brief van 3 februari 2017 heeft Partou de opzegging aan [gedaagde] bevestigd. In deze brief staat - voor zover relevant - verder nog het volgende:
“(…) Hierbij bevestigen wij dat [naam] tot en met 19 maart 2017 gebruik kan maken van de opvang. Tot die datum betaalt u voor de opvang bij Partou. (…)”
1.9.
Op 1 februari 2017 heeft Partou [gedaagde] een factuur ter hoogte van € 188,06 toegestuurd die ziet op de periode 22 februari 2017 tot en met 28 februari 2017.
1.10.
Op 22 februari 2017 heeft Partou [gedaagde] een factuur ter hoogte van € 358,60 toegestuurd die ziet op de periode 1 maart 2017 tot en met 19 maart 2017.
1.11.
Partou heeft [gedaagde] bij brief van 23 maart 2017 verzocht om € 546,66 binnen 14 dagen te betalen, bij gebreke waarvan € 99,22 aan incassokosten in rekening wordt gebracht.
1.12.
Partou heeft haar vordering ter incasso uit handen gegeven.

Vordering

2. Partou vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 546,66 aan hoofdsom;
b. € 99,22 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 1,68 aan wettelijke rente, berekend tot 17 mei 2017;
d. wettelijke rente over € 647,56 vanaf 17 mei 2017;
e. de proceskosten.
3. Partou stelt hiertoe, samengevat en zakelijk weergegeven, dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met de betaling van twee facturen die zien op verschuldigde ouderbijdrage voor kinderopvang.

Verweer

4. [gedaagde] heeft aangevoerd, samengevat en zakelijk weergegeven, dat zij het niet eens is met de vordering. Haar kind heeft nooit gebruik gemaakt van de opvang. De dagen die Partou in de aanbieding had, had [gedaagde] eigenlijk niet nodig. [gedaagde] heeft wel het contract getekend, maar zij heeft daarbij aangegeven dat zij nog verder zou zoeken naar een opvang die qua dagen beter bij haar zou passen. Twee dagen na ondertekening van het contract vond [gedaagde] een andere opvang. [gedaagde] heeft vervolgens telefonisch bericht dat zij niet van de diensten van Partou gebruik zou gaan maken. [gedaagde] kan de vordering van Partou ook niet betalen.

Beoordeling

5. Als uitgangspunt wordt genomen de tussen partijen gesloten overeenkomst en de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden en branchevoorwaarden.
6. Gelet op het bepaalde in artikel 7 lid 1 van de branchevoorwaarden heeft [gedaagde] het recht de overeenkomst te annuleren vanaf de datum waarop de overeenkomst is aangegaan tot de datum waarop de kinderopvang aanvangt. Deze data zijn respectievelijk 24 januari 2017 en 20 februari 2017. De opzegging van [gedaagde] valt binnen de annuleringsperiode. Op grond van artikel 3 lid 2 van de algemene voorwaarden is [gedaagde] in dat geval een annuleringsvergoeding van één maand kinderopvang aan Partou verschuldigd.
7. Artikel 3 lid 2 van de algemene voorwaarden wordt zodanig uitgelegd dat hoogte van de annuleringsvergoeding afhangt van het verschuldigde bedrag aan kosten voor kinderopvang van de maand waarin is opgezegd. Voor zover Partou van een andere uitleg van het begrip maand uitgaat, wordt zij daarin niet gevolgd. Onduidelijkheid hierover komt voor haar rekening als opsteller dan wel gebruiker van de voorwaarden. [gedaagde] heeft opgezegd in de maand februari 2017. [gedaagde] is blijkens de overeenkomst voor die maand € 188,06 verschuldigd. Dit bedrag is toewijsbaar als annuleringsvergoeding. De gevorderde kosten voor kinderopvang na 28 februari 2017 worden afgewezen.
8. De omstandigheid dat [gedaagde] geen gebruik heeft gemaakt van de diensten van Partou blijft voor haar eigen rekening en risico en kan niet tot een ander oordeel leiden. De door [gedaagde] gestelde betalingsonmacht kan Partou niet worden toegerekend en kan Partou daarom niet worden tegengeworpen.
9. De wettelijke rente is toewijsbaar over € 188,06 vanaf de verzuimdatum tot de dag van de algehele voldoening. Nu Partou niets heeft gesteld over de verzuimdatum, wordt de wettelijke rente toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding, te weten 17 mei 2017.
10. De buitengerechtelijke kosten worden afgewezen. In de door Partou verstuurde ingebrekestelling van 23 maart 2017 wordt [gedaagde] verzocht om € 546,66 binnen 14 dagen over te maken. In de eerste alinea wordt vermeld dat deze termijn twee dagen na dagtekening van de brief aanvangt en in de tweede alinea wordt [gedaagde] verzocht te betalen binnen 14 dagen na ontvangst van de brief. De schuldenaar - die consument is - wordt door deze tegenstrijdigheid onjuist geïnformeerd over de aanvang en de duur van de betalingstermijn en dat staat aan toewijzing van de buitengerechtelijke kosten in de weg.
11. Bij deze uitkomst wordt [gedaagde] als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van Partou, met dien verstande dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van het griffierecht en salaris gemachtigde corresponderende met het toegewezen deel van het gevorderde. Het door Partou meer betaalde aan griffierecht blijft voor haar eigen rekening.

BESLISSING

De kantonrechter:
I. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Partou van € 188,06 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2017 tot de dag van de algehele voldoening;
II. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Partou begroot op:
explootkosten € 101,05
salaris gemachtigde € 60,00
griffierecht € 117,00
-----------------
totaal € 278,05
voor zover van toepassing, inclusief btw;
III. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 15,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
IV. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 oktober 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.