ECLI:NL:RBAMS:2017:7440
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsuitkering en voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 11 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De verzoeker, die een bijstandsuitkering ontving als dakloze, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn uitkering per 2 augustus 2017. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een zogenoemd 'wit signaal' dat erop wees dat de verzoeker in november/december 2016 inkomsten had ontvangen. De verzoeker had niet gereageerd op uitnodigingen van het college om zijn situatie te verduidelijken, wat leidde tot de opschorting van zijn uitkering.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker zijn verzuim niet heeft hersteld en dat het college terecht gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om de bijstandsuitkering in te trekken op basis van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet. De verzoeker had niet de gevraagde bankafschriften ingeleverd en zijn verblijfplaats was onvoldoende gespecificeerd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de intrekking van de bijstandsuitkering niet in strijd was met de wet en dat de verzoeker niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op een voortzetting van zijn uitkering zonder verdere controle.
De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.